In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om de bevoegdheid van de rechter in Aruba met betrekking tot de betekening van stukken aan een buitenlandse rechtspersoon, Baluna LLC, die niet is verschenen. De zaak betreft een verzoekschrift dat op 4 maart 2016 is betekend aan de directeur van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken, conform artikel 5 Rv. Het gerecht heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat de betekening of kennisgeving aan Baluna heeft plaatsgevonden, wat noodzakelijk is voor de voortgang van de procedure. De rechter heeft ambtshalve de griffier opgedragen om navraag te doen bij de directeur over de uitvoering van de betekening. De zaak is verwezen naar de parkeerrol, met de mogelijkheid om deze weer op de reguliere rol te brengen zodra de benodigde informatie is verkregen. De uitspraak is gedaan op 1 juni 2016 door rechter W.J. Noordhuizen, en de zaak is van belang in het kader van het Haags Betekeningsverdrag 1965, waar zowel Aruba als de Verenigde Staten partij bij zijn. Het gerecht overweegt dat, indien niet voldaan is aan de vereisten van betekening, de behandeling van het verzoek moet worden aangehouden totdat duidelijk is of aan de wettelijke voorschriften is voldaan.