ECLI:NL:OGEAA:2016:391

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 juni 2016
Publicatiedatum
20 juni 2016
Zaaknummer
A.R. nr. 1857 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake schuldsaneringsovereenkomst en betaling door gedaagde aan eiseres

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, heeft Island Finance N.V. (hierna: IFA) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde. De procedure betreft een schuldsaneringsovereenkomst en de betaling van een bedrag van Afl. 15.760,10 door de gedaagde aan IFA, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde heeft verweer gevoerd en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van IFA, maar het Gerecht heeft dit verweer verworpen. Tijdens de zitting op 15 januari 2016 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij IFA aanvullende producties heeft ingediend.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat er geen gronden zijn om IFA niet-ontvankelijk te verklaren en heeft de vorderingen van IFA toegewezen. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde heeft ook een reconventionele vordering ingesteld, maar deze is afgewezen omdat de gedaagde niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat er een schuldregelingsovereenkomst was gesloten met IFA. Het Gerecht heeft de gedaagde ook veroordeeld in de proceskosten van IFA, die zijn begroot op Afl. 1.633,90 aan verschotten en Afl. 2.250,-- aan salaris voor de gemachtigde. Dit vonnis is uitgesproken op 1 juni 2016.

Uitspraak

Vonnis van 1 juni 2016
Behorend bij A.R. nr. 1857 van 2015.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE N.V.,
gevestigd in Aruba,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna ook te noemen: IFA,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
Gedaagde,
wonende in Aruba,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna ook te noemen: Gedaagde,
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

in conventie en in reconventie

1.1
Het verloop van de procedure tot 18 november 2015 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum en de door Gedaagde ingezonden akte in reconventie. De ingevolge dat vonnis gelaste comparitie van partijen na antwoord heeft plaatsgevonden op 15 januari 2016. IFA is toen verschenen bij mr. A.E. Barrios, die occupeerde voor haar gemachtigde, en Gedaagde is verschenen in persoon. Partijen hebben over en weer het woord gevoerd, IFA onder overlegging van toegelaten nadere producties, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.2
IFA is ter zitting alsnog in de gelegenheid gesteld om (mondeling) van antwoord te dienen in reconventie, omdat IFA door een misverstand zijdens de griffie van dit Gerecht niet overeenkomstig het bepaalde in het tussenvonnis schriftelijk van antwoord kon dienen.
1.3
Vonnis is nader bepaald op heden

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

in conventie

2.1
IFA vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Gedaagde veroordeelt:
-om tegen bewijs van kwijting te betalen aan IFA Afl. 15.760,10, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 9 juli 2014 en met overeengekomen buitengerechtelijke incassokosten ad Afl. 2.364,02;
-in de proceskosten, waaronder begrepen die van het beslag.
2.2
Gedaagde voert verweer en concludeert dat IFA niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte, althans tot afwijzing daarvan.
in reconventie
2.3
Gedaagde vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair
-IFA beveelt de “
schuldsaneringsovereenkomst gesloten door tussenkomst van Stichting Balansa Nobo ten aanzien van eiseres na te komen”, althans
subsidiair
-bepaalt dat het door IFA ten laste van Gedaagde gelegde loonbeslag onder de werkgever van Gedaagde niet verder mag strekken dat ¼ deel van haar brutoloon, “
met dien verstande dat het netto minimumloon, bedoeld in artikel 8 van de Landsverordening minimumlonen, te allen tijde beslagvrij blijft; alles met zodanige andere bevelen in gemeld verband ten behoeve van eiseres in reconventie als U E.A. beter van toepassing moge achten.”.
2.4
IFA voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door Gedaagde verzochte.
in conventie en in reconventie
2.5
Voorzover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE VERDERE BEOORDELING

in conventie en in reconventie

3.1
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit volgt dat IFA niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte. Het conventionele ontvankelijkheidsverweer van Gedaagde wordt daarom verworpen.
3.2
Het Gerecht volhardt in zijn in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen, en zal de conventionele en de reconventionele vorderingen - nu die zich daartoe lenen - zoveel mogelijk gelijktijdig bespreken.
3.3
In het licht van het dienaangaande door IFA opgeworpen verweer, heeft Gedaagde haar stelling - dat Gedaagde door tussenkomst van de Stichting Balansa Nobo op enig moment een schuldregelingsovereenkomst heeft gesloten met IFA die moet worden nagekomen en met zich brengt dat de vordering van IFA thans niet opeisbaar is - onvoldoende (verificatoir) onderbouwd. Gesteld noch gebleken is met name wanneer precies die beweerdelijke overeenkomst is gesloten, en evenmin is gesteld of gebleken wat precies de inhoud daarvan is. Eén en ander brengt met zich dat bedoelde stelling wordt gepasseerd, hetgeen betekent dat de primaire reconventionele vordering van Gedaagde zal worden afgewezen.
3.4
IFA heeft ter zitting onbestreden gesteld dat Gedaagde ambtenaar is, en dat uit dien hoofde in overeenstemming met de wet krachtens het ten laste van Gedaagde op haar loon gelegde conservatoire beslag ¼ deel van haar loon wordt ingehouden. In dat vaststaande verband is gesteld noch gebleken dat Gedaagde door dat beslag telkens minder nettoloon ontvangt dan het minimumloon als bedoeld in artikel 8 van de Landsverordening minimumlonen. Eén en ander brengt met zich dat Gedaagde geen belang heeft bij haar subsidiaire reconventionele vordering. Die vordering zal daarom ook worden afgewezen, en de daaraan ten gronde liggende stellingen kunnen, wat van de inhoud daarvan ook zij, onbesproken blijven.
3.5
Gedaagde zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van de reconventionele procedure gevallen aan de zijde van IFA, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 900,-- aan salaris voor de gemachtigde (1 punt van liquidatietarief 5, ad Afl. 900,-- per punt).
3.6
IFA heeft haar conventionele vordering alsnog met een productie/overzicht onderbouwd. Gedaagde heeft de juistheid van dat overzicht naar het oordeel van het Gerecht onvoldoende onderbouwd bestreden. Vast komt daarom te staan dat Gedaagde van het door haar aan IFA terug te betalen bedrag (te weten Afl. 20.154,--) in totaal
Afl. 4.393,90 heeft betaald, waardoor Gedaagde nog Afl. 15.760,10 (oftewel het thans in hoofdsom door IFA gevorderde bedrag) verschuldigd is aan IFA. Eén en ander brengt met zich dat dit onderdeel van de vordering van IFA zal worden toegewezen. Hetzelfde geldt voor de wettelijke rente en de ingangsdatum daarvan, nu Gedaagde die nevenvordering van IFA niet heeft bestreden.
3.7
Wat betreft de vordering van IFA ter zake van vergoeding van kosten van verkrijging van voldoening buiten rechte wordt het volgende overwogen. IFA heeft met een nadere productie en met een door haar overgelegde aanmaningsbrief onderbouwd gesteld dat zij dienaangaande daadwerkelijk werkzaamheden heeft verricht en kosten heeft gemaakt, en voorts heeft IFA onbestreden gesteld dat partijen contractueel een vergoeding van 15% voor bedoelde kosten zijn overeengekomen. Tegen die achtergrond stelt Gedaagde primair dat zij geen vergoeding voor buitengerechtelijke incassowerkzaamheden verschuldigd is aan IFA, en subsidiair stelt Gedaagde dat de door IFA gevorderde vergoeding in redelijkheid moet worden gematigd omdat het sturen van één enkele aanmaning heeft te gelden als een verrichting ter voorbereiding van de zaak waarvoor artikel 63a Rv een voorziening geeft. Die stelling moet naar het oordeel van het Gerecht worden gepasseerd, omdat uit voormelde nader door IFA overgelegde niet door Gedaagde bestreden productie volgt dat er IFA veel meer werkzaamheden heeft verricht ter verkrijging van voldoening van haar vordering buiten rechte dan het enkele versturen van een aanmaning. Naar het oordeel van het Gerecht was het onder de gegeven omstandigheden redelijk dat IFA die werkzaamheden heeft verricht, en het is evenzeer redelijk dat IFA daarvoor het overeengekomen bedrag (te weten 15% van de verschuldigde en door Gedaagde onbetaald gelaten opeisbare hoofdsom) in rekening brengt aan Gedaagde. Ook deze nevenvordering van IFA zal worden toegewezen.
3.8
Gedaagde zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de conventionele proceskosten van IFA waaronder begrepen die van het bij partijen genoegzaam bekende ten laste van Gedaagde gelegde conservatoire beslag, tot aan deze uitspraak begroot op (750,-- + 226,67 + 249,44 + 221,49 + 186,30 =) Afl. 1.633,90 aan verschotten en Afl. 2.250,-- aan salaris voor de gemachtigde (3 punten van liquidatietarief 4, ad Afl. 750,-- per punt).

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
in conventie
-veroordeelt Gedaagde om tegen bewijs van kwijting te betalen aan IFA Afl. 15.760,10, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 9 juli 2014 en met overeengekomen buitengerechtelijke incassokosten ad Afl. 2.364,02;
-veroordeelt Gedaagde in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van IFA, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.633,90 aan verschotten en Afl. 2.250,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart voormelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
-wijst af het door Gedaagde verzochte;
-veroordeelt Gedaagde in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van IFA, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 900,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 1 juni 2016 in aanwezigheid van de griffier.