Op 6 januari 2016 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba een vonnis gewezen in de zaak tussen Shevis Accounting & Tax Consultants VBA en Longlife Carpenter & Furniture N.V. In deze procedure vorderde Shevis dat Longlife werd veroordeeld tot betaling van Afl. 36.789,--, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Longlife voerde verweer en concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van Shevis in haar vorderingen. Daarnaast was er een incident tot voeging van Shera Accounting & Tax Consultants, die zich wilde voegen aan de zijde van Shevis. Longlife verzocht om afwijzing van dit verzoek.
Het Gerecht heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat Shera geen voldoende belang heeft aangetoond voor voeging in de hoofdzaak. De rechter oordeelde dat het verzoek van Shera werd afgewezen en dat zij als in het ongelijk gestelde partij werd veroordeeld in de proceskosten. Wat betreft de hoofdzaak werd de procedure verwezen naar de rol voor dupliek aan de zijde van Longlife, waarbij verdere beslissingen werden aangehouden.
De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van belang bij een voeging en de gevolgen van een niet-ontvankelijk verklaring voor de eiseres. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is een voorbeeld van de toepassing van artikel 214 Rv in de praktijk.