ECLI:NL:OGEAA:2016:397

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 juni 2016
Publicatiedatum
20 juni 2016
Zaaknummer
K.G. 412 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en doorbetaling van loon in kort geding met zorgplicht werkgever

In deze zaak, die op 1 juni 2016 werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, stond de vraag centraal of het ontslag op staande voet van de eiser, een buschauffeur bij de naamloze vennootschap Compania Arubiano di Bus N.V. (Arubus), rechtsgeldig was. De eiser was op 1 januari 2008 in dienst getreden en werd op 20 januari 2016 ontslagen na herhaalde waarschuwingen voor te laat komen. De eiser stelde dat het ontslag nietig was en vorderde doorbetaling van zijn loon en wedertewerkstelling, terwijl Arubus verweer voerde en de eiser in de proceskosten wilde veroordelen.

De rechter oordeelde dat Arubus, als goed werkgever, een zorgplicht had om samen met de werknemer naar een oplossing te zoeken, vooral gezien de persoonlijke problemen van de eiser. De rechter concludeerde dat de kans groot was dat in een bodemprocedure het ontslag als nietig zou worden beoordeeld. Daarom werd Arubus veroordeeld tot doorbetaling van het loon van de eiser met een verhoging van 15%, maar de vordering tot wedertewerkstelling werd afgewezen omdat niet duidelijk was of de eiser zijn oude werk kon hervatten. Arubus werd ook veroordeeld in de proceskosten van de eiser.

De uitspraak benadrukt de zorgplicht van werkgevers in situaties waarin werknemers persoonlijke problemen ondervinden en de noodzaak om samen naar oplossingen te zoeken. Het vonnis werd uitgesproken door mr. W.J. Noordhuizen en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 1 juni 2016
Behorend bij K.G. 412 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
Eiser,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Eiser,
gemachtigde: de advocaat mr. H.F. Falconi,
tegen:
de naamloze vennootschap
COMPANIA ARUBIANO DI BUS N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Arubus,
gemachtigde: de advocaat mr. E.R. Zeppenfeldt.

DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de pleitnota van Eiser;
- de pleitnota van Arubus;
- de aantekeningen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 31 maart 2016;
- de mededeling ter zitting van 13 april 2016 dat partijen niet tot een regeling zijn gekomen.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis zou worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Eiser is op 1 januari 2008 in dienst getreden van Arubus als buschauffeur.
2.2
Hij is op 20 januari 2016 op staande voet ontslagen. Voor zover voor de beslissing van belang luidt de ontslagbrief:
Wij hebben geconstateerd dat u op 20 januari 2016 te laat heeft gemeld voor uw dienst D-3 (05:50-14:00).Op 4 december 2015 heeft u uw laatste waarschuwingsbrief ontvangen, waarin vermeldt was dat u het ontslag op staande voet zal krijgen als u te laat zou melden voor uw werk.De direktie heeft besloten om u per 20 januari 2016 op staande voet te ontslagen.
2.3
Bij brief van 18 februari 2016 heeft Eiser zich op de nietigheid van het ontslag beroepen en heeft hij meegedeeld zich beschikbaar te houden om de overeengekomen werkzaamheden uit te voeren.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiser vordert – samengevat – veroordeling van Arubus tot betaling van loon en wedertewerkstelling, met veroordeling van Arubus tot vergoeding van de proceskosten.
3.2
Eiser grondt de vordering erop dat het ontslag nietig is en hij bereid is de overeengekomen werkzaamheden te verrichten.
3.3
Arubus voert hiertegen verweer, met vordering tot veroordeling van Eiser in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

4.1
Eiser erkent dat hij meermaals is gewaarschuwd voor het te laat op het werk verschijnen en daarvoor disciplinair is gestraft.
4.2
Eiser meent dat zijn werkgever hem tegemoet had moeten komen door hem een andere functie aan te bieden. Daarop maakt Eiser aanspraak omdat hij begin 2015 in de (familie)problemen is gekomen. Daardoor moet hij slaappillen nemen die het moeilijk maken om op tijd weer op te staan, aldus Eiser. Voor 2:00 uur in de ochtend kan hij maar zelden in slaap vallen. Hij is in verband met zijn problemen voor hulp naar een psycholoog verwezen. Inmiddels gaat het wat beter met hem. Eiser heeft voorgesteld hem over te plaatsen naar garagedienst of andere diensten te laten rijden of als schoolbuschauffeur in te zetten.
4.3
Arubus heeft niet gemotiveerd ontkend dat zij op de hoogte is van de problemen waarmee Eiser worstelt. Op Arubus rust, als goed werkgever, naar oordeel van de kortgedingrechter een zekere zorgplicht om samen met de werknemer te zoeken naar een – desnoods tijdelijke – oplossing om de werknemer tegemoet te komen. Dat geldt te meer in een geval als het onderhavige waarin de werknemer kennelijk zo zeer loyaal aan de werkgever is, dat hij niet de gemakkelijker weg kiest om zich ziek te melden. Dat Arubus serieus heeft gezocht naar een – desnoods tijdelijke – oplossing is in kort geding niet voldoende gemotiveerd betoogd.
Aan Arubus kan worden toegegeven dat ook voordat Eiser naar zijn eigen stelling thuis problemen ondervond vaker te laat kwam maar die tijdoverschrijding was van een andere (kortere) orde terwijl ook niet kan worden uitgesloten dat toen in de kiem de problemen van Eiser al begonnen zijn.
4.4
De kans dat in een bodemzaak zal worden geoordeeld dat het ontslag nietig is, is daarom in kort geding voldoende groot om aan het belang van Eiser bij doorbetaling van zijn loon doorslaggevend gewicht toe te kennen. De wettelijke verhoging zal, zoals ook het hof vaker doet, worden gematigd tot 15%.
De vordering tot wedertewerkstelling zal op dit moment nog worden afgewezen omdat niet voldoende duidelijk is dat Eiser zijn leven inmiddels weer voldoende op de rails heeft om zijn oude werk te hervatten terwijl ook niet voldoende duidelijk is, dat voor hem op korte termijn een alternatieve functie binnen het bedrijf van Arubus beschikbaar is.
4.5
Als de in het ongelijk te stellen partij zal Arubus de proceskosten van Eiser moeten vergoeden.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
veroordeelt Arubus tot doorbetaling aan Eiser van diens loon met emolumenten vanaf 20 januari 2016, te vermeerderen met een verhoging van 15%, tot aan de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig een einde zal zijn gekomen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat het loon over de desbetreffende periode verschuldigd is geworden tot de voldoening daarvan, alsmede te vermeerderen met de gematigde wettelijke verhoging van 15%;
veroordeelt Arubus in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Eiser worden begroot op Afl. 450, aan griffierecht, Afl. 225,90 aan explootkosten en Afl. 1.500, aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 1 juni 2016 in aanwezigheid van de griffier.