ECLI:NL:OGEAA:2016:402

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 juni 2016
Publicatiedatum
22 juni 2016
Zaaknummer
A.R. 3307 van 2012 en 1267 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van gemeenschapsgoederen na echtscheiding met betrekking tot onroerende zaken

In de zaak met rolnummers A.R. 3307 van 2012 en 1267 van 2014 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 8 juni 2016 een vonnis uitgesproken over de verdeling van gemeenschapsgoederen na de echtscheiding van partijen. De vrouw en de man, beiden woonachtig in Aruba, zijn sinds 18 mei 2006 van elkaar gescheiden. De procedure is gestart in november 2012 en heeft sindsdien verschillende stappen doorlopen, waaronder tussenvonnissen en comparities. Het gerecht heeft vastgesteld dat de Pick Up en de Jeep niet tot de huwelijksgoederengemeenschap behoren, maar dat er wel twee woningen tot de gemeenschap behoren. De woning aan [adres 1] met inboedel is aan de vrouw toegewezen, terwijl de woning aan [adres 2] aan de man is toegewezen. Er is geen verrekening van waarden plaatsgevonden vanwege gebrek aan informatie over de waarde van de woningen.

Het gerecht heeft ook geoordeeld over de gemeenschapsschulden, waarbij de man heeft aangegeven dat hij een schuld heeft bij RBTT en Island Finance. De vrouw is veroordeeld tot het betalen van een bijdrage aan deze schulden, ter hoogte van de helft van hetgeen de man betaalt. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door rechter W.J. Noordhuizen tijdens een openbare terechtzitting.

Uitspraak

Vonnis van 8 juni 2016
Behorend bij de op de rol gevoerde zaken A.R. 3307 van 2012 en 1267 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak met rolnummer 3307 van 2012 van:
[naam],
te Aruba,
hierna ook te noemen: de vrouw,
gemachtigde: de advocaat mr. D.C. Lopez Paz,
tegen:
[naam],
te Aruba,
hierna ook te noemen: de man,
gemachtigde: de advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff,
en in de zaak met rolnummer 1267 van 2014 van:
[naam],
te Aruba,
hierna ook te noemen: de man,
gemachtigde: de advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff,
tegen
[naam],
te Aruba,
hierna ook te noemen: de vrouw,
gemachtigde: de advocaat mr. D.C. Lopez Paz,

1.DE VERDERE PROCEDURE

Het verloop van de procedure AR 3307 van 2012 en 1267 van 2014 blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 september 2015;
- de akte uitlating producties zijdens de vrouw van 30 september 2015;
- de aantekeningen van de comparitie van 10 november 2015;
- de akte uitlating na comparitie zijdens De man van 9 december 2015;
- de akte uitlating zijdens de vrouw van 24 februari 2016;
- de akte uitlating zijdens de vrouw van 22 maart 2016.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.
Het gerecht merkt op dat de aktes zijdens De vrouw van 24 februari en 22 maart 2016 woordelijk gelijk zijn. Het gerecht gaat er daarom vanuit dat dezelfde akte per ongeluk twee maal is genomen. Voor het doen nemen van een antwoordakte zijdens de man bestaat daarom geen aanleiding.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Partijen zijn sinds november 2012, toen de zaak met nummer 3307 van dat jaar aanhangig gemaakt werd, weinig verder gekomen. Wel is duidelijk (zie tussenvonnis van 1 oktober 2014 in de zaak AR 3307 van 2012 rechtsoverweging 3.5) dat de Pick Up en de Jeep niet tot de voormalige huwelijksgoederengemeenschap behoren.
2.2
Tot de gemeenschap behoren wel twee woningen en wel te [adres 1] (met inboedel) en [adres 1]B.
2.3
Het gerecht deelt de woning [adres 1] met inboedel toe aan de vrouw.
2.4
Het gerecht deelt de woning [adres 2] toe aan de man.
2.5
Bij gebrek aan duidelijke informatie over de aard en de waarde van de woningen en in hoeverre die toe te rekenen is aan een huurder, vindt geen verrekening van waardes plaats. Het gerecht ziet geen aanleiding tot het vaststellen van een gebruiksvergoeding ten laste van De vrouw. Het gerecht ziet aan de andere kant ook geen aanleiding om De vrouw mee te laten genieten van (eventuele) huurinkomsten die De man heeft genoten omdat zijn broer van de woning [adres 2] gebruik maakt of heeft gemaakt.
2.6
Partijen zijn op 18 mei 2006 van echt gescheiden. Wat zij voor die tijd aan (gemeenschap)schulden hebben betaald valt buiten de verrekening. De peildatum van de omvang van de gemeenschap is immers de datum van echtscheiding.
2.7
Volgens De man heeft hij (akte van 9 december 2015) via inhouding op zijn salaris Afl. 12.333,22 aan RBTT betaald en Afl. 2.784,99 aan Island Finance.
Het betreft een gemeenschapsschuld. Dat De vrouw daarvan, althans van de lening van Island Finance, geen kennis droeg maakt dat niet anders. De omstandigheid dat De man met het geld van die lening een auto voor zijn zoon zou hebben gekocht ook niet. In zoverre dat tijdens het huwelijk zou zijn gebeurd was die schenking wellicht vernietigbaar op grond van het bepaalde in artikel 1:88 lid 1 aanhef en onder b BW maar dat doet niet af aan het feit dat de lening zelf een gemeenschapsschuld is.
In die schuld zal De vrouw voor de helft moeten bijdragen, dus voor zover nu bekend Afl. 7.559,11.
2.8
De man heeft kennelijk grondbelasting betaald voor de gemeenschappelijke onroerende zaak. Het gerecht ziet geen aanleiding om ter zake iets te verrekenen. De man heeft immers ook huurinkomsten gehad die het gerecht buiten de verrekening houdt.
2.9
Nu beide partijen echtelieden zijn zullen de proceskosten in beide zaken worden gecompenseerd zoals hieronder aangegeven.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
deelt aan De vrouw toe de onroerende zaak [adres 1] met inboedel;
deelt aan De man toe de onroerende zaak [adres 2];
benoemt voor het geval partijen daarover niet overeenkomst, tot notaris te wiens overstaan de verdeling behoort te worden tot stand gebracht, notaris mr. T.R. Johnson;
verstaat dat De man de schulden aan de RBTT en Island Finance betaalt;
veroordeelt De vrouw tot het betalen van een bijdrage aan de door De man na datum echtscheiding betaalde schulden bij de RBTT en Island Finance ter hoogte van de helft van hetgeen De man betaalt;
veroordeelt De vrouw om aan hetgeen De man op de schulden aan de RBTT en Island Finance na echtscheidingsdatum al heeft betaald bij te dragen een bedrag van Afl. 7.559,11;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 8 juni 2016 in aanwezigheid van de griffier.