ECLI:NL:OGEAA:2016:404

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 juni 2016
Publicatiedatum
22 juni 2016
Zaaknummer
B.B. 810 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurbeëindiging en restitutie waarborgsom na WhatsApp-communicatie tussen partijen

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, ging het om een geschil tussen E* en G*, waarbij E* de verhuurder was en G* de huurder. G* had de gehuurde woning verlaten voordat de huurtermijn was verstreken, en stelde dat er een afspraak was gemaakt tussen partijen over de huurbeëindiging. G* onderbouwde haar stelling met niet weersproken WhatsApp-communicatie, waaruit bleek dat E* akkoord ging met de huurbeëindiging. Het gerecht concludeerde dat G* redelijkerwijs mocht begrijpen dat de huur voortijdig was beëindigd, en dat E* geen voorbehoud had gemaakt over de waarborgsom van Afl. 5.000. G* had tot en met januari 2015 huur betaald, maar erkende dat zij Afl. 1.600 te weinig had betaald. De sleutel van de woning was pas op 12 februari 2015 ingeleverd, wat leidde tot de conclusie dat G* ook huur over februari verschuldigd was. Het totaal verschuldigde bedrag kwam uit op Afl. 4.100, wat E* kon compenseren met de waarborgsom. Het gerecht oordeelde dat G* recht had op restitutie van Afl. 900 van de waarborgsom. E* werd veroordeeld in de proceskosten van G*, en de kosten van de reconventie werden gecompenseerd. Het vonnis werd uitgesproken op 8 juni 2016 door rechter W.J. Noordhuizen.

Uitspraak

Vonnis van 8 juni 2016
Behorend bij B.B. 810 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[naam],
te Aruba,
hierna ook te noemen: E*,
gemachtigde: de advocaat mr. J.E. Thijsen,
tegen:
[naam],
te Aruba,
hierna ook te noemen: G*,
procederende in persoon.

1.DE VERDERE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 februari 2016;
- de mededeling op de rolzitting van 20 april 2016 dat de akte ook kan worden beschouwd als conclusie van dupliek in reconventie.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Tussen partijen staat vast dat G* de gehuurde woning heeft verlaten voor het einde van de overeengekomen huurtermijn. Volgens G* ligt hieraan een afspraak tussen partijen ten grondslag. Die stelling heeft G* onderbouwd door overlegging van niet weersproken prints van WhatsApp-communicatie tussen partijen. Met name op grond van de opmerking van E*, dat G* de sleutel op 11 februari 2015 nog niet bij de oma van E* had achtergelaten concludeert het gerecht, dat hetgeen partijen over en weer redelijkerwijs op grond van de berichtenwisseling van elkaar mochten verwachten en begrijpen betekent, dat zij hadden afgesproken dat aan de huur voortijdig een einde kwam. Gegeven het feit dat G* mocht begrijpen dat E* onvoorwaardelijk met huurbeëindiging akkoord ging, valt – zonder nadere toelichting – niet in te zien dat G* toch haar waarborgsom van Afl. 5.000, verbeurt. Door E* is daarvoor geen voorbehoud gemaakt bij het sluiten van de vaststellingsovereenkomst.
2.2
Volgens het betalingsoverzicht van G* heeft zij tot en met januari 2015 huur betaald (met dien verstande dat zij erkent Afl. 1.600, te weinig te hebben betaald). Tussen partijen staat op grond van de WhatsApp-communicatie echter vast dat de sleutel van de woning pas op 12 februari 2015 bij de oma van E* is ingeleverd. Uit het verweer van G* begrijpt het gerecht dat de vader van E* de sleutel niet eerder in ontvangst wilde nemen. G* beroept zich daarmee kennelijk op schuldeisersverzuim. Die stelling is echter niet voldoende feitelijk toegelicht of met stukken onderbouwd. Dat brengt, in het licht van een redelijke uitleg van de vaststellingsovereenkomst, mee dat G* ook de huur over de maand februari ad Afl. 2.500, verschuldigd is. Het totaal verschuldigde komt daarmee op Afl. 4.100,. [1]
2.3
Dat bedrag had E* op grond van de overeenkomst, artikel 2 lid 4, kunnen compenseren met de waarborgsom van Afl. 5.000,. Er is niets meer verschuldigd. E* heeft daarom nodeloos (buitengerechtelijke) kosten gemaakt. Deze dienen voor haar rekening te blijven.
2.4
Op grond van het voorgaande heeft G* recht op restitutie van een deel van de waarborgsom en wel tot een bedrag van Afl. 900,.
2.5
Als de in conventie in het ongelijk te stellen partij zal E* de proceskosten van G* moeten vergoeden. Deze worden gesteld op de helft van de geclaimde juridische kosten van Afl. 128,13. In reconventie zijn partijen over een weer deels in het ongelijk gesteld. De kosten van die procedure zullen daarom worden gecompenseerd.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
De rechter in dit gerecht:
in conventie
wijst het gevorderde af;
veroordeelt E* in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van G* worden begroot op Afl. 64,06;
in reconventie
veroordeelt E* tot betaling aan G* van een bedrag van Afl. 900,;
compenseert de kosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 8 juni 2016 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Kennelijk brengt G* ook een bedrag van Afl. 130, in verband met kosten aansluiting WEB bij E* in rekening. E* heeft hiertegen niet kenbaar geprotesteerd.