ECLI:NL:OGEAA:2016:425

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 juni 2016
Publicatiedatum
27 juni 2016
Zaaknummer
E.J. 1261 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsrechtelijke geschil tussen voormalig echtgenoten over loonbetalingen in tandartsenpraktijk

In deze zaak, die voorlag bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de rechter op 14 juni 2016 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen [X], een voormalige echtgenote, en de naamloze vennootschap Tandartsenpraktijk M.E. de L’Isle N.V., h.o.d.n. De L’Isle Family Dental Clinic. De procedure betreft een loonvordering van [X] over de periode 2009-2013, waarin zij stelt dat zij niet het volledige salaris heeft ontvangen dat haar toekwam. De zaak is eerder behandeld met een tussenbeschikking op 23 februari 2016, waarin de L’Isle werd opgedragen bewijs te leveren van de salarisbetalingen aan [X].

Tijdens de procedure heeft de L’Isle bewijsstukken overgelegd, waaronder loonopgaven en bankafschriften, waaruit zou moeten blijken dat de betalingen zijn verricht. [X] heeft echter inconsistenties in haar eigen bewijsvoering aangetoond, wat leidde tot twijfels over haar claims. De rechter heeft vastgesteld dat de overgelegde loonopgaven een bewijsvermoeden van betaling opleveren, en dat [X] nooit eerder heeft geklaagd over het ontvangen loon, ondanks haar betrokkenheid bij de tandartsenpraktijk.

Uiteindelijk heeft de rechter de vordering van [X] afgewezen, met de overweging dat zij in het ongelijk is gesteld en dat de kosten van de procedure voor haar rekening komen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van consistente en overtuigende bewijsvoering in arbeidsrechtelijke geschillen, vooral wanneer de partijen een persoonlijke relatie hebben.

Uitspraak

Beschikking van 14 juni 2016
Behorend bij E.J. 1261 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[X],
wonende te Aruba,
hierna ook te noemen: [X],
gemachtigde: voorheen de advocaat mr. N.S. Gravenstijn, thans de advocaat mr. M.H.J. Kock,
tegen:
De naamloze vennootschap
TANDARTSENPRAKTIJK M.E. DE L’ISLE N.V.
h.o.d.n. DE L’ISLE FAMILY DENTAL CLINIC,
gevestigd te Aruba,
hierna ook te noemen: De L’Isle
gemachtigden: de advocaten mrs. D.L. Carolina en H.U. Thielman.

1.DE VERDERE PROCEDURE

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • de tussenbeschikking van 23 februari 2016
  • de akte uitlating bewijsopdracht aan de zijde van De L’Isle;
  • de akte uitlating aan de zijde van [X];
De zaak staat thans voor beschikking.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Bij tussenbeschikking van 23 februari 2016 is De L’Ísle in de gelegenheid gesteld om bewijs bij te brengen van zijn stelling dat hij het overeengekomen salaris maandelijks aan [X] heeft betaald in de periode 2009-2013.
2.2
Bij akte uitlating bewijsopdracht heeft De L’Isle bewijs overgelegd en bewijs aangeboden. De bewijsopdracht heeft betrekking op de periode 2009-2013.
2.3
In het onderstaande zal per jaar worden beoordeeld of De L’Isle aan zijn betalingsverplichting jegens [X] heeft voldaan.
2009, 2010, 2011
Met betrekking tot deze jaren heeft De L’Isle als productie V bij brief van 26 maart 2015 de loonopgaaf 2009, 2010, 2011 overgelegd. Deze opgaven leveren een bewijsvermoeden op van betaling, nu het weinig zinvol is om aangifte te doen van cq belasting te betalen over niet uitbetaald loon. Aldus houdt het gerecht het erop dat [X] de op de opgaven vermelde bedragen heeft ontvangen.
2012
Ook hiervoor geldt dat er een loonopgave ten behoeven van de inkomstenbelasting is overgelegd, op basis waarvan het vermoeden kan worden aangenomen dat er betaald is. Daarnaast geldt nog het volgende. Bij brief van 24 maart 2015 heeft [X] twee overzichten overgelegd van de door haar ontvangen loonbetalingen. Bij akte uitlating van 3 mei 2016 heeft [X] nogmaals een overzicht geproduceerd dat afwijkt van haar eerder geproduceerde overzichten. Zo stelt [X] bij akte van 3 mei 2016 dat het salaris over april 2012 niet zou zijn betaald, terwijl uit het overzicht van 24 maart 2015 blijkt dat in april 2012 een bedrag van Afl. 3.496,42 is gestort op de bankrekening van [X]. Ook stelt [X] thans dat juni 2012 niet betaald zou zijn, terwijl uit het eerdere overzicht van 24 maart 2015 volgt dat er in juni 2012 een bedrag ad Afl. 4.396,52 is gestort. De maand juli 2012 zou volgens De L’Isle contant zijn betaald. Hoewel [X] dit bij akte uitlating van 3 mei 2016 ontkent, blijkt uit het bij brief van 24 maart 2015 overgelegde overzicht dat de maanden juni, juli, augustus en december 2012 wel zijn betaald. Uit de akte van 3 mei 2016 volgt voorts dat november 2012 niet is betaald. Uit het overzicht van 24 maart 2015 volgt echter dat op 20 november 2012 een bedrag is gestort van Afl. 4.746,12. Ook december 2012 zou niet betaald zijn, doch ook dit standpunt is in strijd met het overzicht van 24 maart 2015. Gelet op al deze inconsistenties wordt de vordering die betrekking heeft op 2012 afgewezen.
2013
Hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de pretense vordering over 2012 geldt ook voor 2013. De overgelegde fiscale opgave veronderstelt dat het loon is voldaan. Thans stelt [X] dat zij in 2013 slechts 3 maanden loon zou hebben ontvangen. Deze stelling is evenwel in strijd met de door haar overgelegde overzichten bij brief van 24 maart 2015. Hieruit blijkt dat slechts de maanden januari, februari en november 2013 niet zouden zijn betaald, terwijl [X] bij akte van 3 mei 2016 juist erkent het loon in januari en februari 2013 wel ontvangen te hebben. [X] is ook hier dusdanig inconsistent dat de vordering over 2013 eveneens afgewezen wordt.
2.4
Voorts wordt ook nog als volgt overwogen.
Gedurende de periode waar de loonvordering van [X] betrekking op heeft, waren partijen met elkaar gehuwd en runden zij samen een tandartsenpraktijk. Het door hen uit deze onderneming gegenereerde inkomen kwam ten goede aan de gezamenlijke huishouding. Nooit heeft [X] geklaagd dat zij geen of te weinig loon ontving, terwijl zij dit vanwege haar rol in de onderneming had kunnen aankaarten en wellicht had kunnen oplossen. Voorts is niet uit te sluiten dat de tussen partijen ontstane echtelijke strijd mede van invloed is geweest op het besluit van [X] om de onderhavige loonvordering in te dienen.
2.5
Uit de beschikking van 29 september 2015 volgt reeds dat de overige vorderingen van [X] zijn afgewezen.
2.6
Nu [X] in het ongelijk is gesteld, wordt zij in de kosten van de procedure veroordeeld, gebaseerd op 4 punten van tariefgroep 8.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
3.1
wijst de vordering af;
3.2
veroordeelt [X] in de kosten van de procedure, aan de zijde van De L’Isle tot op heden begroot op Afl. 2.000,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 14 juni 2016 in aanwezigheid van de griffier.