ECLI:NL:OGEAA:2016:436

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 juni 2016
Publicatiedatum
7 juli 2016
Zaaknummer
242 van 2016, P-2016/01686
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling met zwaar lichamelijk letsel en schadevergoeding

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de verdachte op 16 juni 2016 veroordeeld voor mishandeling met zwaar lichamelijk letsel. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 29 oktober 2015, waarbij de verdachte het slachtoffer meerdere malen op het gezicht heeft geslagen, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel, waaronder gebroken tanden en een verzakte kaak. De verdachte is verschenen op de zitting, bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.A.J. van der Biezen. De officier van justitie, mr. B.J. Schmitz, eiste een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het gerecht bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De verdachte heeft de mishandeling bekend en de rechtbank heeft op basis van de verklaringen van de verdachte, het slachtoffer en getuigen geoordeeld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedragingen van de verdachte, gezien de kwetsbaarheid van het gezicht, konden leiden tot ernstig letsel.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan de uitvoering voorwaardelijk is, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf van 240 uren en moet hij een schadevergoeding van Afl. 20.000,- betalen aan de benadeelde partij, het slachtoffer. De vordering van de benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1964 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 mei 2016. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.A.J. van der Biezen.
De officier van justitie, mr. B.J. Schmitz, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd.
De benadeelde partij [slachtoffer], vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. S.O.R.G. Faarup heeft ter terechtzitting een vordering tot schadevergoeding ingediend.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
dat hij op of omstreeks 29 oktober 2015 te Aruba, opzettelijk mishandelend [slachtoffer], meerdere malen, althans eenmaal op/tegen het gezicht/rechteroog heeft geslagen/gestompt, ten gevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een of meer gebroken tand(en)) en/of botbreuk(en) in het gezicht en/of een verzakte kaak, althans enig letsel heeft bekomen en/of en/of pijn ondervond;
( artikel 2:273 lid 3 van het Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
dat hij op of omstreeks 29 oktober 2015 te Aruba, opzettelijk mishandelend [slachtoffer], meerdere malen,
althans eenmaalop/tegen het gezicht/rechteroog heeft geslagen/gestompt, ten gevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel
(een of meer gebroken tand
(en
))en
/ofbotbreuk
(en
)in het gezicht en/of een verzakte kaak,
althans enig letsel heeft bekomenen
/ofpijn ondervond;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen
Bewijsoverwegingen
Uit de bekennende verklaring van verdachte, de verklaring van aangever en getuige [getuige] ev [slachtoffer] kan worden vastgesteld dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer] met kracht vuistslagen tegen het gezicht van [slachtoffer] heeft toegediend, waaronder hij met name letsel heeft ondervonden aan zijn rechteroog, tanden en kaak.
Het gezicht is een kwetsbaar gedeelte van het menselijk lichaam. De gedraging van verdachte kan naar algemene ervaringsregels leiden tot ernstig letsel met een langdurige herstelperiode. Nu het een algemene ervaringsregel betreft, moet ook verdachte geacht worden daarvan op de hoogte te zijn en hiermee rekening hebben. Hierdoor acht het gerecht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met zijn handelen op zijn minst willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Mishandeling met zwaar lichamelijk letsel,
strafbaar gesteld bij artikel 2:273 lid 3 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling met zwaar lichamelijk letsel. Hij is naar het huis van slachtoffer [slachtoffer] gegaan nadat [slachtoffer] een in zijn ogen kwetsend bericht op facebook had gedeeld. Het gerecht rekent de verdachte aan dat hij de confrontatie heeft gezocht en heeft gekozen voor het gebruik van fysiek geweld terwijl er andere middelen kunnen worden toegepast voor het oplossen van een probleem. Het door verdachte begane feit is op zich zelf ernstig te noemen. Slachtoffers van dergelijke feiten kunnen nog langdurig de lichamelijke en psychische gevolgen daarvan ondervinden. Verdachte is geheel voorbijgegaan aan de gevoelens van onrust en onveiligheid die door dergelijke feiten in de samenleving worden veroorzaakt, daar het feiten zijn met een agressief en gewelddadig karakter.
Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is op zich geïndiceerd.
Ten voordele van verdachte geldt dat hij niet eerder voor strafbare feiten als deze is veroordeeld.
Het gerecht ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die een vaste baan heeft waarmee hij zijn familie onderhoudt, aanleiding verdachte te veroordelen tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier is geëist en zal deze straf voorts geheel voorwaardelijk opleggen, teneinde verdachte in te scherpen zich gedurende de proeftijd niet weer aan een misdrijf schuldig te maken.

10.Benadeelde partij(en)

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering ingediend, strekkende tot vergoeding van de door hem geleden schade ten gevolge van het door verdachte gepleegde feit, als bewezen verklaard, welke schade derhalve aan verdachtes schuld te wijten is.
De hoogte van die schade wordt, gelet op zowel materiële kosten, waaronder medische kosten, als op immateriële kosten, toegewezen tot een bedrag van Afl. 20.000,--.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering in zoverre ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
Voor het overige is het gerecht van oordeel dat de vordering te gecompliceerd is zodat zij in zoverre niet van zodanige aard is dat zij zich leent voor een beslissing in de strafzaak. De benadeelde partij zal voor het meerdere niet- ontvankelijk worden verklaard.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel is mede gegrond op de artikelen 1:13, 1:19, 1:20, 1:45, 1:62 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

Het gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
zes (6) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt dat van deze straf, groot
zes (6) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op twee (2) jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf,bestaande uit een werkstraf voor de duur van
tweehonderdenveertig (240) uren,onder begeleiding en toezicht van de Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba, aan te vangen binnen
één (1)maand na onherroepelijk worden van dit vonnis en te voltooien binnen
één (1) jaarna het onherroepelijk worden van dit vonnis. Bij het niet naar behoren verrichten van deze taakstraf zal vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van
honderdtwintig (120) dagen;
veroordeelt de verdachte op de eis van de benadeelde partij [slachtoffer] om aan deze tegen kwijting te betalen een bedrag van Afl. 20.000,- (zegge: twintigduizend gulden), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag waarop het bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, tot die van de voldoening. De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. P.A.H. Lemaire en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 16 juni 2016, in tegenwoordigheid van de griffier.