ECLI:NL:OGEAA:2016:437

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 juli 2016
Publicatiedatum
15 juli 2016
Zaaknummer
E.J. 916 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens schending geheimhoudingsplicht

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 5 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Ziekenverpleging Aruba (SZA) en een werknemer, aangeduid als G*. De zaak betreft de ontbinding van de arbeidsovereenkomst van G* op grond van dringende redenen, specifiek de schending van de geheimhoudingsplicht. G* was sinds 11 mei 1999 in dienst bij SZA en bekleedde de functie van agrarisch medewerker. De geheimhoudingsplicht was vastgelegd in de CAO van SZA, die ook van toepassing was op G*. Op 23 juni 2015 diende een nieuwe donor van de Stichting Bloedbank Aruba, mevrouw [naam Y], een klacht in tegen G*, omdat hij haar telefoonnummer aan een derde had doorgegeven, wat leidde tot een inbreuk op haar privacy.

Na een onderzoek en gesprekken met G* werd hij op 3 juli 2015 op staande voet ontslagen. G* betwistte de beschuldigingen en voerde aan dat hij nooit eerder was gewaarschuwd voor zijn gedrag. Het Gerecht oordeelde dat G* de geheimhoudingsplicht had geschonden, ongeacht of hij de informatie zelf had verstrekt of niet. De rechter concludeerde dat de schending van de geheimhoudingsplicht een dringende reden voor ontslag opleverde, en dat de persoonlijke omstandigheden van G* niet opwogen tegen de ernst van de schending. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden zonder recht op een vergoeding, en G* werd toegelaten tot kosteloos procederen, maar moest wel de proceskosten van SZA vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van de geheimhoudingsplicht in de zorgsector en de noodzaak voor werknemers om zich bewust te zijn van de gevolgen van het schenden van deze verplichtingen. Het Gerecht stelde vast dat G* voldoende op de hoogte was van de geheimhoudingsregels en dat zijn handelen niet te rechtvaardigen was, wat leidde tot de beslissing om de arbeidsovereenkomst te ontbinden.

Uitspraak

Beschikking van 5 juli 2016
Behorend bij E.J. 916 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
de stichting
STICHTING ZIEKENVERPLEGING ARUBA,
te Aruba,
hierna ook te noemen: SZA,
gemachtigde: de advocaat mr. J.L. Peterson,
tegen:
[naam],
te Aruba,
hierna ook te noemen: G*,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de overgelegde aantekeningen ter zitting van G*;
- de behandeling ter zitting van 28 juni 2016 en de daarvan gemaakte aantekeningen van de griffier.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking zou worden gegeven.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Bij beschikking van 24 mei 2016 heeft dit gerecht als volgt overwogen en beslist:
2.2
G* is op 11 mei 1999 in dienst getreden van SZA. Hij bekleedde laatstelijk de functie van agrarisch medewerker. Volgens de functieomschrijving in de arbeidsovereenkomst houdt de functie van G* in dat hij verantwoordelijk is voor de schoonmaak en verzorging van de toegewezen sectie.
2.3
De SZA beheert tevens de Stichting Bloedbank. Die houdt kantoor in het gebouw van het ziekenhuis.
2.4
Op de arbeidsverhouding met G* is de CAO Stichting Ziekenverpleging Aruba (hierna te noemen: de CAO) van toepassing. Artikel 3.4 van de CAO bepaalt:
2.5 “
“De werknemer is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem uit hoofde van zijn functie ter kennis komt, voor zover die verplichting uit de aard der zaak volgt of hem uitdrukkelijk is opgelegd. Deze verplichting geldt ook na beëindiging van het dienstverband.”
2.6
Op 23 juni 2015 heeft mevrouw [naam Y] (nieuwe donor van de Stichting Bloedbank Aruba, hierna: [naam Y]) een klacht tegen G* ingediend. De klacht houdt – samengevat - in dat haar telefoonnummer aan een derde is doorgegeven, te weten de heer [naam X] (hierna te noemen: [naam X]), die contact met haar heeft gelegd via whatsapp. Hier was ze niet van gediend. Zij heeft aangegeven dat door deze handelwijze inbreuk is gemaakt op haar privacy.
2.7
Op 23 juni 2015 heeft een gesprek met G* plaatsgevonden naar aanleiding van de klacht van [naam Y]. Tijdens het gesprek heeft G* twee versies van het verhaal gegeven, te weten:
1. G* kent de nieuwe donor en heeft het telefoonnummer aan [naam X] gegeven, uitzendkracht werkzaam bij het ziekenhuis, en
2. G* kent de nieuwe donor via zijn neef en is zo aan haar gegevens gekomen en heeft deze doorgegeven aan de heer [naam X].
2.6
Bij brief van 23 juni 2015 is G* met onmiddellijke ingang op non-actief gesteld, in afwachting van de uitkomsten in een onderzoek naar de klacht.
2.7
Op 29 juni 2015 heeft wederom een gesprek met G* plaatsgevonden. Tijdens het gesprek heeft G* aangegeven dat hij [naam X] de contactgegevens niet heeft verstrekt, maar dat hij [naam X] wel heeft gewezen waar hij de contactgegevens kon vinden.
2.8
Bij brief van 3 juli 2015 heeft SZA G* op staande voet ontslagen. In deze brief is onder meer vermeld:
“ Uit onderzoek blijkt dat G* de contactgegevens van de nieuwe donor aan [naam X] heeft verstrekt, althans dat G* er zorg voor heeft gedragen dat [naam X] de contactgegevens van de nieuwe donor heeft gekregen. G* heeft hiermee zijn verplichtingen terzake de bescherming van de privacy van de betrokken donor schromelijk verzaakt. G* heeft daarmee tevens zijn geheimhoudingsplicht geschonden.”
2.9
Op 8 juli 2015 heeft de gemachtigde van G* SZA een brief doen toekomen waarin onder meer is vermeld:
2.8 “
“De gang van zaken zoals verwoord en aangegeven in de ontslagbrief d.d. 3 juli 2015 wordt ontkend en betwist. Cliënt behoudt zich terzake dan ook alle rechten voor, alsook behoudt hij het recht voor om in een later stadium, zodra in het bezit gesteld van het hiernavolgende verzochte, inhoudelijk op uw meergenoemde brief in te gaan
(…)
4. DE BEOORDELING
4.2
Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft G* gesteld dat hij tijdens het gesprek op 23 juni 2015, uit vrees, om de waarheid heen heeft gedraaid en aanvankelijk [naam X] heeft getracht te beschermen door aan te geven dat hij de contactgegevens aan [naam X] zou hebben gegeven. Voorts heeft G* gesteld dat hij tijdens het gesprek op 29 juni 2015 heeft aangegeven wat zich daadwerkelijk heeft voorgedaan. Volgens G* is hij naar het bureau, alwaar de informatie van de donor open en bloot lag, gelopen en [naam X] hierop gewezen, maar is het niet hij, maar [naam X] zelf die de contactgegevens van de donor van het bureau heeft overgenomen. Ter zitting heeft G* verklaard dat hij nimmer het huishoudelijk regelement heeft ontvangen en dat hem nooit is gewezen op de gevolgen van het schenden van de geheimhoudingsverplichting. Volgens G* betreft het de geheimhoudingsplicht met betrekking tot patiënten, collega’s en werknemers. Verder heeft G* gesteld dat hij gedurende achttien jaar dienstverband nimmer eerder enige waarschuwing heeft ontvangen, laat staan dat hij op non-actief is gesteld. G* is de mening toegedaan dat het, onder de gegeven omstandigheden, onredelijk en onbillijk is om hem de meest ingrijpende maatregel, namelijk ontslag op staande voet, te verlenen. G* is hoofdkostwinnaar van zijn gezin en is derhalve van mening dat de gevolgen van het ontslag voor hem onevenredig zijn, afgewogen tegen het belang van SZA bij de beëindiging van de dienstbetrekking. SZA had kunnen volstaan met een minder ingrijpende maatregel, aldus G*.
4.3
SZA heeft aangevoerd dat het gesprek op 23 juni 2015 heeft plaatsgevonden direct nadat SZA in kennis is gesteld van de klacht van de donor. Volgens SZA heeft G* erkend de contactgegevens van de donor aan [naam X] te hebben verstrekt, althans heeft G* erkend [naam X] erop te hebben gewezen waar de informatie zich bevond. G* wordt verweten dat hij in strijd heeft gehandeld met het huishoudelijk regelement, de CAO en de arbeidsovereenkomst. G* heeft met deze handelwijze de privacy van patiënten en anderen, die SZA heeft te beschermen, alsmede de geheimhoudingsplicht geschonden, aldus SZA.
4.4
Voorop dient te worden gesteld dat het Gerecht, gelet op de inhoud van de verklaringen van G* en de vastgestelde feiten, van oordeel is dat vast is komen te staan dat G* de informatie van de donor aan [naam X] heeft verstrekt, althans dat G* de informatie aan [naam X] heeft doorgespeeld. Hierbij kan in het midden blijven of hij die informatie zelf heeft gegeven, dan wel [naam X] de gelegenheid heeft geboden die informatie te vergaren c.q. hem daartoe toegang heeft geboden.
4.5
Ingevolge artikel 7A:1615o BWA is ieder der partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder gelijktijdige mededeling van die reden aan de wederpartij. De dringende reden is vermeld in de brief d.d. 3 juli 2015 en betreft – kort gezegd – een schending van de geheimhoudingsplicht.
4.6
Bij de beoordeling van de vraag of SZA terecht is overgegaan tot het ontslaan op staande voet van G* behoren in beginsel alle – in onderling verband en samenhang te beschouwen – omstandigheden van het geval in aanmerking te worden genomen. De aard en de ernst van de dringende reden moeten tegen de door de werknemer aangevoerde persoonlijke omstandigheden worden afgewogen. Relevant zijn de aard en de duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer de dienstbetrekking heeft vervuld en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder de gevolgen van het ontslag. In het onderhavige geval wordt daarom als volgt overwogen.
4.7
Bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst met SZA heeft G* onder meer verklaard van SZA te hebben ontvangen een exemplaar van de CAO. Voorts heeft G* verklaard met de inhoud van de regelingen akkoord te gaan, voor zover op hem van toepassing. Op grond hiervan wordt G* geacht bekend te zijn met de in bedoelde regelingen opgenomen geheimhoudingsverplichting. Daarenboven heeft SZA ter zitting toegelicht dat alle werknemers van het ziekenhuis, ook G*, het huishoudelijke reglement in twee talen, namelijk de Nederlandse taal en het Papiamento, hebben ontvangen. SZA heeft verder uitgelegd dat de geheimhoudingsplicht in het ziekenhuis de orde van de dag is en dat bij elk werkoverleg het omgaan met vertrouwelijke informatie aan de orde is geweest. Het Gerecht is derhalve van oordeel dat G* onder die omstandigheden geacht wordt te weten dat SZA groot belang aan de geheimhoudingsplicht hechtte. De stelling van G* dat hij nooit de huishoudelijk regels heeft ontvangen en dat hem nooit is gewezen op de gevolgen van het doorspelen van vertrouwelijke informatie wordt dan ook gepasseerd.
4.8
Blijkens de CAO strekt de geheimhouding zich uit over hetgeen de werknemer uit hoofde van zijn functie ter kennis komt, voor zover die verplichting uit de aard der zaak volgt of hem uitdrukkelijk is opgelegd. Naar het oordeel van het Gerecht brengt deze formulering een ruime geheimhoudingsplicht met zich mee. Dit betekent dat de privacy van eenieder die gebruik maakt van de faciliteiten van het ziekenhuis beschermd dient te worden. Het is dan ook evident dat een persoon die naar het ziekenhuis gaat voor een behandeling, als patiënt of zoals in dit geval als donor, erop mag vertrouwen dat zijn (contact)gegevens niet met derden voor privédoeleinden worden gedeeld. De stelling van G* dat zijn geheimhoudingsverplichting beperkt is tot patiënten gaat dan ook niet op. Op grond van het voorgaande is het Gerecht van oordeel dat G* de op hem rustende geheimhoudingsverplichting heeft overtreden.
4.9
In het licht van de hierboven geschetste feiten en omstandigheden is het Gerecht met SZA van oordeel dat de verweten gedraging een dringende reden voor ontslag oplevert. SZA werd geconfronteerd met een werknemer die de geheimhoudingsplicht heeft geschonden terwijl hij geacht wordt te weten dat het van essentieel belang is dat de privacy van patiënten en/of donoren en eenieder die gebruik maakt van de faciliteiten van het ziekenhuis wordt beschermd. SZA moet erop kunnen vertrouwen dat haar werknemers de gegevens van patiënten en/of donoren en anderen die gebruik maken van de faciliteiten van het ziekenhuis vertrouwelijk behandelen.
4.1
G* heeft voorts een beroep gedaan op zijn persoonlijke omstandigheden. Het Gerecht is echter van oordeel dat de door G* geschonden geheimhoudingsverplichting zo fundamenteel is dat de door hem aangevoerde persoonlijke omstandigheden daar niet tegenop wegen.
2.2
Tegen het vonnis is nog geen hoger beroep ingesteld. Ter zitting heeft G* aangegeven dat wel te gaan doen.

3.HET VERZOEK EN HET VERWEER

3.1
SZA verzoekt het gerecht om de arbeidsovereenkomst met G* met onmiddellijke ingang te ontbinden op grond van gewichtige redenen, zonder toekenning van een vergoeding, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van G* tot vergoeding van de proceskosten.
3.2
SZA grondt het verzoek, samengevat, erop dat G* de geheimhoudingsverplichting heeft geschonden en de directie overigens geen vertrouwen meer in G* heeft.
3.3
G* verzoekt toelating om kosteloos te procederen en voert gemotiveerd verweer dat voor zover voor de beslissing van belang hieronder zal worden besproken en vordert veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van SZA tot vergoeding van de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het gerecht is onverminderd van oordeel dat sprake is van dringende redenen als bedoeld in artikel 7A:1615o eerste lid BW zodat eveneens sprake is van een gewichtige reden om de arbeidsovereenkomst te ontbinden als bedoeld in artikel 7A:1615w. Het gerecht ziet geen aanleiding af te wijken van zijn oordeel van 24 mei 2016 en beschouwt dat als hier herhaald en ingelast voor zover relevant voor de toetsing van het ontbindingsverzoek op grond van dringende redenen.
4.2
Aanvullend daarop overweegt het gerecht nog dat de omstandigheid dat de stichting Bloedbank niet bij SZA over het gedrag van G* heeft geklaagd er niet aan afdoet dat mw. [naam Y] dat wel heeft gedaan. Dat zij bloeddonor en geen patiënt in enge zin van het ziekenhuis is maakt niet uit. Dat G* niet zou hebben begrepen wat in de cao staat omdat hij die niet kan lezen doet er niet aan af dat aannemelijk is dat G* voldoende gewaarschuwd werd om geen privacygevoelige gegevens, zoals telefoonnummers, waarvan hij beroepshalve op de hoogte is geraakt of waarvan hij weet waar die gemakkelijk te vinden zijn, met derden mag delen. G* heeft geen enkele valide reden gegeven waarom dat in dit geval anders was of waarom hij zich genoodzaakt zag die regel in dit bijzondere geval te overtreden.
4.3
De arbeidsovereenkomst zal daarom worden ontbonden. Nu sprake is van een dringende reden wordt geen vergoeding ten laste van SZA toegekend.
4.4
G* zal worden toegelaten tot kosteloos procederen. Als de in het ongelijk te stellen partij zal G* de proceskosten van SZA moeten vergoeden.

5.DE UITSPRAAK:

De rechter in dit gerecht:
laat G* toe kosteloos te procederen;
de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 5 juli 2016;
kent aan G* geen vergoeding toe ten laste van SZA;
veroordeelt G* in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van SZA worden begroot op Afl. 450, aan griffierecht en Afl. 1.800, aan salaris gemachtigde;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 5 juli 2016 in aanwezigheid van de griffier.