ECLI:NL:OGEAA:2016:450

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 mei 2016
Publicatiedatum
19 juli 2016
Zaaknummer
208 en 212 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak openlijke geweldpleging en veroordeling voor zware mishandeling met gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 20 mei 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1995 en thans gedetineerd. De zaak betreft twee parketnummers: P-2016/00399 en P-2015/11148. De verdachte werd beschuldigd van zware mishandeling en openlijke geweldpleging. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Tijdens de zitting op 29 april 2016 heeft de verdachte ontkend aanwezig te zijn geweest bij de openlijke geweldpleging op 4 augustus 2015, waarbij een groep jongens een perceel en geparkeerde auto’s bekogelde. Het gerecht oordeelde dat de enkele aanwezigheid in een gewelddadige groep niet voldoende is om te concluderen dat de verdachte 'in vereniging' geweld heeft gepleegd. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de openlijke geweldpleging. Echter, in de zaak van zware mishandeling op 27 december 2015, waarbij de verdachte het slachtoffer met een balk op de borst sloeg, werd de verdachte wel schuldig bevonden. Het gerecht legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De uitspraak benadrukt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke delicten was veroordeeld en dat er verzachtende omstandigheden waren, zoals de provocatie door het slachtoffer.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 april 2016. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.A.R. Heinze in de zaak met parketnummer P-2016/00399 en mr. I.A. Nicolaas in de zaak met parketnummer P-2015/11148.
De officier van justitie, mr. H. Olthoff, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer P-2016/00399, met uitzondering van de voorbedachte rade, en ter zake van het feit in de zaak met parketnummer P-2015/11148 te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadslieden hebben verweer gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
P-2016/00399
dat hij op 27 december 2015 te Aruba, aan een persoon, te weten [slachtoffer 1], opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer gebroken robben en een geperforeerde long, heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer 1] opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, met een balk, althans een voorwerp, tegen diens borst, althans lichaam te slaan;
subsidiair, indien ten aanzien van het vorenstaande geen bewezenverklaring volgt
dat hij, op 27 december 2015 te Aruba, opzettelijk mishandelend, [slachtoffer 1], met een wapen, te weten een balk, althans een voorwerp, zijnde een wapen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening, tegen diens borst, althans lichaam, heeft geslagen, terwijl dit feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer gebroken ribben en een geperforeerde long, ten gevolge heeft gehad.
P-2015/11148
dat hij op of omstreeks 4 augustus 2015 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten het perceel [adres], openlijk en met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen goederen, welk geweld bestond uit het bekogelen van een (of meer) ste(e)n(en) van:
  • het perceel [adres] (toebehorende aan [eigenaar 1] en/of [eigenaar 2] waardoor een (op meer) ra(a)m(en) vernield of beschadigd raakten en/of
  • een auto van het merk Toyota, model Glanza met kenteken [kenteken nummer] (toebehorende aan eigenaar 1]) waarbij een (of meer) ruit(en) werden vernield en/of de motorkap werd gekrast en gedeukt en/of
  • een auto van het merk Toyota, model Tercel (toebehorende aan [eigenaar 1]) waarbij een (of meer) ruit(en) werden vernield en/of de auto werden vernield en/of de auto werd gekrast en gedeukt en/of
  • een auto van het merk Suzuki, model SX-4 met kenteken [kenteken nummer] (toebehorende aan [eigenaar 2]) waarbij een (of meer) ruit(en) werden vernield.

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

A.
Vrijspraak
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde feit in de zaak met parketnummer P-2015/11148 heeft begaan en zal de verdachte daarvan vrijspreken. Het gerecht overweegt hiertoe als volgt.
Op 4 augustus 2015 in de nachtelijke uren vond een confrontatie plaats op de openbare weg de [straatnaam] te San Nicolaas, waarbij een groep jongens een perceel en enkele daarvoor geparkeerde auto’s met stenen en flessen aan het bekogelen waren. De groep jongens waren naar voornoemd adres gegaan met stenen, houten knuppels en kapmessen en vermoedelijk vuurwapens. Er waren vernielingen gepleegd aan het perceel en aan de auto’s. Tevens zijn er enkele schoten gelost. Van de verklaringen van getuigen en slachtoffers werden verschillende namen opgegeven van jongens die in de groep aanwezig waren, waaronder verdachte. Verdachte ontkent dat hij ter plaatse aanwezig was en dat hij geweld heeft gebruikt.
Ter beoordeling van het Gerecht ligt de vraag of wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte in vereniging geweld heeft gepleegd in de zin van artikel 2:82, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (Sr). Vooropgesteld moet worden dat van het 'in vereniging' plegen van geweld in de zin van artikel 2:82, eerste lid, Sr sprake is indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld. Deze bijdrage hoeft zelf niet van gewelddadige aard te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die 'in vereniging' geweld pleegt (vgl. HR 12 oktober 2010, LJN BM2474, NJ 2010/560).
Het gerecht stelt op basis van het proces-verbaal vast dat de groep jongens zich hebben begeven naar het perceel [adres] waar zij het perceel en de daarvoor geparkeerde auto’s met stenen en flessen hebben bekogeld. Verschillende getuigen verklaren dat ze verdachte in de groep hebben gezien. Uit het proces-verbaal van politie blijkt dat enkel de getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij verdachte samen met andere jongens van de groep stenen van de grond zag oprapen en dat ze vervolgens de woning en een blauwkleurig motorrijtuig Toyota Glanza die voor de woning geparkeerd stond met die stenen begonnen te bekogelen. Er zijn geen andere verklaringen in het dossier die de verklaring van getuige [getuige 1] ondersteunen. De overige getuigen plaatsen hem alleen bij de plaats delict.
Uit de stukken van het dossier is verder in het geheel niet af te leiden waar verdachte zich ten opzichte van de groep heeft bevonden, of hij in het bezit was van wapens en/of glaswerk, of hij zelf concrete geweldshandelingen heeft verricht en of hij op vocale wijze een wezenlijke of significante bijdrage aan het groepsgeweld heeft geleverd. Het Gerecht is van oordeel dat het dossier dus onvoldoende concrete aanknopingspunten biedt om vast te kunnen stellen wat de precieze rol van verdachte in de gewelddadige confrontatie is geweest.
Het voorgaande brengt het gerecht tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte een significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het gepleegde geweld.
B. Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit in de zaak met parketnummer P-2016/00399 heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
P-2016/00399
dat hij op 27 december 2015 te Aruba, aan een persoon, te weten [slachtoffer], opzettelijk
en met voorbedachten rade, althans opzettelijk,zwaar lichamelijk letsel, te weten
een of meer gebroken robben eneen geperforeerde long, heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer] opzettelijk
en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk,met een balk
, althans een voorwerp,tegen diens borst
, althans lichaamte slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
P-2016/00399
Primair: zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 2:275 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft het slachtoffer met een stuk hout op zijn linkerborst geslagen waardoor het slachtoffer gebroken ribben en een geperforeerde long heeft opgelopen. Dat het slachtoffer niet ernstiger is gewond, mag een gelukkig toeval heten. Slachtoffers van dergelijke misdrijven lijden vaak langdurig onder de (psychische) gevolgen van zo’n traumatische gebeurtenis. Verdachte is door zijn handelen geheel voorbij gegaan aan de gevoelens van onrust en onveiligheid die hij bij het slachtoffer heeft veroorzaakt. Ook in de samenleving heeft hij die gevoelens te weeg gebracht, daar het een feit is met een agressief karakter.
Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is op zich geïndiceerd.
Ten voordele van verdachte geldt dat hij nooit eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld en dat het slachtoffer de verdachte eerst met een fles op zijn mond heeft geslagen waardoor een of meer tanden zijn gebroken.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.
Het gerecht zal een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte in te scherpen zich gedurende de proeftijd niet weer aan misdrijf schuldig te maken.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:13, 1:19, 1:20, 1:21 en 1:62 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Het gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek 4A omschreven heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
ACHTTIEN (18) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot
ZES (6) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op
drie (3) jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
heft op het bevel tot voorlopige hechten met ingang van het tijdstip dat de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.M.D. Angela en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 20 mei 2016, in tegenwoordigheid van de griffier.