ECLI:NL:OGEAA:2016:452

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 mei 2016
Publicatiedatum
19 juli 2016
Zaaknummer
209, 211, 213 en 214 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak openlijke geweldpleging en veroordeling voor zware mishandeling en drugsmisdrijven

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 20 mei 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1996 en thans gedetineerd. De verdachte werd beschuldigd van openlijke geweldpleging, zware mishandeling, en het voorhanden hebben van verdovende middelen. Tijdens de openbare terechtzitting op 29 april 2016 heeft de officier van justitie gevorderd om de verdachte vrij te spreken van enkele feiten, maar hem te veroordelen voor de overige ten laste gelegde feiten. De tenlastelegging omvatte onder andere het bezit van cocaïne en hennep, alsook mishandeling met een wapen. De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij de openlijke geweldpleging, maar het gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat hij een significante bijdrage had geleverd aan het geweld. De verdachte werd vrijgesproken van de openlijke geweldpleging, maar werd wel schuldig bevonden aan zware mishandeling en het bezit van verdovende middelen. Het gerecht legde een gevangenisstraf op van drie jaar en zes maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De uitspraak benadrukt dat de enkele aanwezigheid in een gewelddadige groep niet automatisch leidt tot een veroordeling voor geweldpleging in vereniging.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 april 2016. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadslieden, mr. P.M.E. Mohamed in de zaak met parketnummer P-2016/00576, mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena in de zaak met parketnummer P-2015/11317 en mr. C.S. Edwards in de zaak met parketnummer P-2014/20082. De verdachte heeft verklaard geen rechtsbijstand te behoeven in de zaak met parketnummer P-2015/09290.
De officier van justitie, mr. H. Olthof, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van feit 1 onder a) en feit 2 in de zaak met parketnummer P-2014/20082 en het primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer P-2016/00576 vrij te spreken en de verdachte ter zake van de overige ten laste gelegde feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar en zes maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadslieden hebben verweer gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
P-2016/00576
dat hij op 27 december 2015 te Aruba, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet met een hakmes, althans een scherp voorwerp, een hand van het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft afgehakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien ten aanzien van het vorenstaande geen bewezenverklaring volgt
dat hij op 27 december 2015 te Aruba, aan een persoon, te weten [slachtoffer 1], opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel, te weten een afgehakte hand, heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer 1] met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet met een hakmes, althans een scherp voorwerp, diens hand af te hakken.
P-2015/09290
1. dat hij op of omstreeks 16 mei 2015 in Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een stof als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I, althans enig zout van cocaïne, in bezit en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft aangewend;
2. dat hij op of omstreeks 16 mei 2015 in Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk hennep, althans enige gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt, als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I, in bezit en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft aangewend.
P-2015/11317
dat hij op of omstreeks 4 augustus 2015 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten het perceel [adres], openlijk en met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen goederen, welk geweld bestond uit het bekogelen van een (of meer) ste(e)n(en) van:
  • het perceel [adres] (toebehorende aan [eigenaar 1] en/of [eigenaar 2] waardoor een (op meer) ra(a)m(en) vernield of beschadigd raakten en/of
  • een auto van het merk Toyota, model Glanza met kenteken [kenteken] (toebehorende aan [eigenaar 1]) waarbij een (of meer) ruit(en) werden vernield en/of de motorkap werd gekrast en gedeukt en/of
  • een auto van het merk Toyota, model Tercel (toebehorende aan [eigenaar 3]) waarbij een (of meer) ruit(en) werden vernield en/of de auto werden vernield en/of de auto werd gekrast en gedeukt en/of
  • een auto van het merk Suzuki, model SX-4 met kenteken [kenteken] (toebehorende aan [eigenaar 2]) waarbij een (of meer) ruit(en) werden vernield.
P-2014/20082
1. dat hij op of omstreeks 18 december 2014 in Aruba, [slachtoffer 2] opzettelijk heeft mishandeld met een wapen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening, door:
a. a) die [slachtoffer 2] met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op het achterhoofd te slaan en/of
b) een (cementen)blok/steen, zijnde een wapen tegen de rug, althans het lichaam van die [slachtoffer 2] te gooien, tengevolge waarvan deze werd gewond en/of pijn ondervond;
2. dat hij op of omstreeks 18 december 2014 in Aruba voorhanden heeft gehad een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend (voor bedreiging of afdreiging geschikt) voorwerp, in elk geval een vuurwapen als bedoeld in artikel 3, eerste lid jo artikel 1 van de Vuurwapenverordening.

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

A.
Vrijspraak
P-2016/00576
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en zal de verdachte daarvan vrijspreken.
P-2015/11317
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen eveneens niet de overtuiging bekomen dat de verdachte dit tenlastegelegde feit heeft begaan en zal de verdachte daarvan vrijspreken. Het gerecht overweegt hiertoe als volgt.
Op 4 augustus 2015 in de nachtelijke uren vond een confrontatie plaats op de openbare weg de [straat] te San Nicolaas, waarbij een groep jongens een perceel en enkele daarvoor geparkeerde auto’s met stenen en flessen aan het bekogelen waren. De groep jongens was naar voornoemd adres gegaan met stenen, houten knuppels en kapmessen en vermoedelijk vuurwapens. Er waren vernielingen gepleegd aan het perceel en aan de auto’s. Tevens zijn er enkele schoten gelost. Uit de verklaringen van getuigen en slachtoffers werden verschillende namen opgegeven van jongens die in de groep aanwezig waren, waaronder verdachte. Verdachte ontkent dat hij ter plaatse aanwezig was en dat hij geweld heeft gebruikt.
Ter beoordeling van het Gerecht ligt de vraag of wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte in vereniging geweld heeft gepleegd in de zin van artikel 2:82, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (Sr). Vooropgesteld moet worden dat van het 'in vereniging' plegen van geweld in de zin van artikel 2:82, eerste lid, Sr sprake is indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld. Deze bijdrage hoeft zelf niet van gewelddadige aard te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die 'in vereniging' geweld pleegt (vgl. HR 12 oktober 2010, LJN BM2474, NJ 2010/560).
Het gerecht stelt op basis van het proces-verbaal vast dat de groep jongens zich hebben begeven naar het perceel [adres] waar zij het perceel en de daarvoor geparkeerde auto’s met stenen en flessen hebben bekogeld. Verschillende getuigen verklaren dat ze verdachte in de groep hebben gezien. Verdachte heeft verklaard geen van de getuigen te kennen, behalve [getuige 1], [getuige 2] en getuige [getuige 3]. Hij heeft tevens verklaard dat zijn broer [naam broer] niet “[bijnaam]” wordt genoemd, terwijl de getuigen spreken over ‘[verdachte en zijn broer [bijnaam broer]’. Er zijn geen fotoconfrontaties verricht waardoor niet met zekerheid kan worden gezegd dat de getuigen het over verdachte hebben in hun verklaringen.
Uit de stukken van het dossier is verder in het geheel niet af te leiden waar verdachte zich ten opzichte van de groep heeft bevonden, of hij in het bezit was van wapens en/of glaswerk, of hij zelf concrete geweldshandelingen heeft verricht en of hij op vocale wijze een wezenlijke of significante bijdrage aan het groepsgeweld heeft geleverd. Het Gerecht is van oordeel dat het dossier dus onvoldoende concrete aanknopingspunten biedt om vast te kunnen stellen wat de precieze rol van verdachte in de gewelddadige confrontatie is geweest.
Het voorgaande brengt het Gerecht tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte een significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het gepleegde geweld.
P-2014/20082
Het gerecht is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen onder feit 2 is tenlastegelegd en zal de verdachte daarvan vrijspreken.
B. Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte de onderstaande tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
P-2016/00576
dat hij op 27 december 2015 te Aruba, aan een persoon, te weten [slachtoffer 1], opzettelijk
en met voorbedachten rade, althans opzettelijk,zwaar lichamelijk letsel, te weten een afgehakte hand, heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer 1]
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althansmet dat opzet met een hakmes
, althans een scherp voorwerp,diens hand af te hakken.
P-2015/09290
1. dat hij op
of omstreeks16 mei 2015 in Aruba, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen, al dan nietopzettelijk een hoeveelheid cocaïne
, zijnde cocaïne een stof als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I, althans enig zout van cocaïne,in bezit en
/ofaanwezig heeft gehad
en/of heeft aangewend;
2. dat hij op
of omstreeks16 mei 2015 in Aruba, tezamen en in vereniging met
een anderof anderen
, althans alleen, al dan nietopzettelijk hennep
, althans enige gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt, als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I,in bezit en
/ofaanwezig heeft gehad
en/of heeft aangewend.
P-2014/20082
1. dat hij op
of omstreeks18 december 2014 in Aruba, [slachtoffer 2] opzettelijk heeft mishandeld met een wapen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening, door:
a.
a) die [slachtoffer 2] met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op het achterhoofd te slaan en/of
b) een
(cementen)blok/steen, zijnde een wapen, tegen de rug
, althans het lichaamvan die [slachtoffer 2] te gooien, ten gevolge waarvan deze
werd gewond en/ofpijn ondervond;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
P-2016/00576
Subsidiair: zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 2:275 van het Wetboek van Strafrecht.
P-2015/09290
1. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid onder C, van de Landsverordening verdovende middelen,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Landsverordening verdovende middelen jo artikel 1:123 van het Wetboek van strafrecht;
2. Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met artikel 4, eerste lid onder C, van de Landsverordening verdovende middelen,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Landsverordening verdovende middelen jo artikel 1:123 van het Wetboek van strafrecht.
P-2014/20082
1. Mishandeling, gepleegd met gebruikmaking van wapenen, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening,
strafbaar gesteld bij artikel 2:273, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

Door de verdachte is aangevoerd dat hij uit zelfverdediging het hakmes van de grond raapte en ermee begon te zwaaien aangezien hij het slachtoffer op hem af zag komen. Het hakmes lag volgens verdachte op grijpbare afstand. Hij kon nergens naar toe en zag de kans zich met het hakmes te weren. Het was niet zijn intentie het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, aldus de verdachte.
Het gerecht is van oordeel dat door het zwaaien met het hakmes in de richting van het slachtoffer verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer. Op grond van algemene ervaringsregels behoorde verdachte te weten dat het zwaaien met een hakmes in de richting van een persoon kan leiden tot zwaar lichamelijk letsel. Door die handelwijze heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat door roekeloos te zwaaien met een hakmes in de richting van het slachtoffer, deze zwaar lichamelijk letsel zou kunnen bekomen. De gevolgen heeft verdachte dan ook bewust op de koop toegenomen.
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een persoon zwaar mishandeld door met een kapmes zijn hand eraf te hakken. Tevens heeft hij een persoon mishandeld door haar met een steen op de rug te gooien. Slachtoffers van dergelijke misdrijven lijden vaak langdurig onder de (psychische) gevolgen van zo’n traumatische gebeurtenis. Het gerecht rekent het de verdachte zwaar aan dat hij heeft gekozen voor het gebruik van geweld terwijl het slachtoffer [slachtoffer 1] al door medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is mishandeld. Verdachte is door zijn handelen geheel voorbij gegaan aan de gevoelens van onrust en onveiligheid die hij bij de slachtoffers heeft veroorzaakt. Ook in de samenleving heeft hij die gevoelens te weeg gebracht, daar het een feit is met een agressief karakter.
Verdachte heeft tevens cocaïne en marihuana in bezit gehad. Het gaat hier om stoffen die gevaarlijk zijn voor de gezondheid van gebruikers, met alle gevolgen voor die gebruikers en voor de maatschappij van dien. Het gerecht gaat er van uit dat verdachte deze verdovende middelen van een ander moest hebben verworven teneinde die in bezit te kunnen hebben. Aldus heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het drugscircuit in Aruba.
Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is op zich geïndiceerd.
Ten voordele van verdachte geldt dat hij nooit eerder in aanraking is geweest met politie en justitie.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:13, 1:62, 1:136 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Het gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek 4A omschreven heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de overige tenlastegelegde feiten zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
DRIE (3) JAAR EN ZES (6) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.M.D. Angela en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 20 mei 2016, in tegenwoordigheid van de griffier.