ECLI:NL:OGEAA:2016:46

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 januari 2016
Publicatiedatum
25 januari 2016
Zaaknummer
A.R. no. 1739 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake schuldvordering tussen Island Finance Aruba N.V. en gedaagde

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is gebracht, vordert de naamloze vennootschap Island Finance Aruba N.V. betaling van een schuld door de gedaagde, die in gebreke is gebleven met de nakoming van een overeenkomst van geldlening. De overeenkomst, die een totaalbedrag van Afl. 23.426,34 omvatte, diende in termijnen te worden afgelost, maar de gedaagde heeft niet voldaan aan zijn betalingsverplichtingen. Island Finance vordert nu een hoofdsom van Afl. 11.647,82, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de lening op 5 mei 2015, alsook vergoeding van proceskosten.

De rechter heeft vastgesteld dat de gedaagde in verzuim is en dat de hoofdsom en rente onmiddellijk opeisbaar zijn. De gedaagde heeft verweer gevoerd, onder andere met de stelling dat de rente meer dan 18% per jaar bedraagt en derhalve nietig zou zijn. De rechter heeft echter geoordeeld dat het Arubaanse recht geen bescherming biedt tegen hoge rentevergoedingen en dat de partijen vrij zijn om hun kredietvoorwaarden te bepalen. De effectieve rente van 27,25% is in overeenstemming met de overeenkomst en de gedaagde was zich bewust van de voorwaarden bij het aangaan van de lening.

Het vonnis concludeert dat de gedaagde moet worden veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en dat de gedaagde ook de proceskosten moet vergoeden. De rechter heeft de gevorderde buitengerechtelijke kosten afgewezen, omdat deze niet waren onderbouwd in het gewijzigde petitum. Het vonnis is uitgesproken op 20 januari 2016 door mr. Y.M. Vanwersch in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 20 januari 2016
Behorend bij A.R. no. 1739 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
gevestigd te Aruba,
eiseres, hierna ook te noemen: Island Finance,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[GEDAAGDE],
wonende te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. J.M. De Cuba.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek, tevens wijziging van eis;
- de conclusie van dupliek.
De zaak is hierna verwezen voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
[gedaagde] heeft met Island Finance een overeenkomst van geldlening gesloten voor een bedrag van in totaal Afl. 23.426,34 netto inclusief rente, welk bedrag in termijnen van Afl. 557,77 in 42 maanden diende te worden afgelost uiterlijk op 5 mei 2015.
2.2 [
[gedaagde] is in gebreke gebleven met de nakoming van de uit de overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichting.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Island Finance vordert - na wijziging van eis en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een hoofdsom van Afl. 11.647,82 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2015, een en ander met veroordeling van [gedaagde] tot vergoeding van de proceskosten, die van het beslag daaronder begrepen.
3.2
Island Finance grondt de vordering erop dat [gedaagde] toerekenbaar te kort geschoten is in de nakoming van de uit de overeenkomst voortvloeiende terugbetalingsverplichting.
3.3 [
[gedaagde] voert hiertegen verweer, dat zo nodig bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Aan de orde is de vraag welk bedrag [gedaagde] verschuldigd is uit hoofde van de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst van geldlening.
4.2
Ingevolge artikel 7 van de overeenkomst is (onder meer) de hoofdsom en de rente onmiddellijk opeisbaar als [gedaagde] de uit de overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichting niet correct nakomt. Vast staat dat de looptijd van de overeenkomst op 5 mei 2015 is verstreken. Uit het niet weersproken betalingsoverzicht dat Island Finance als productie 1 bij haar conclusie van repliek heeft overgelegd volgt dat rekening is gehouden met de door [gedaagde] gedane betalingen, met uitzondering van die betaling die is gedaan na het nemen van de conclusie van repliek. Aldus wordt aangenomen dat per einde van de termijn een bedrag Afl. 11.647,82 open stond, dat direct opeisbaar is. Met de nadien gedane betalingen door [gedaagde] zal rekening worden gehouden bij de executie.
4.3 [
[gedaagde] stelt dat de in rekening gebrachte rente meer bedraagt dan 18% per jaar en het meer overeengekomen nietig is. Vast staat dat de vaste rentevergoeding wordt berekend op basis van de geleende som en de looptijd van de lening. [gedaagde] wist derhalve bij aanvang van de overeenkomst dat zij maandelijks een bedrag diende te betalen inclusief een rentevergoeding. Anders dan in Nederland en Europa kent het Arubaanse recht geen bepalingen ter bescherming van consumenten tegen te hoge rentevergoedingen. Partijen zijn derhalve vrij om iedere kredietvergoeding overeen te komen die zij wensen. Uit de overeenkomst blijkt dat de effectieve rente 27,25% bedraagt. Wat hier verder ook van zij, [gedaagde] wist van meet af aan dat zij om Afl. 14.996,97 te kunnen lenen, zij een bedrag ad Afl. 23.426, 34 diende terug te betalen, derhalve een bedrag ad Afl. Afl. 8.429,37 aan kredietvergoeding. Door [gedaagde] zijn geen bijzondere omstandigheden aangevoerd waarom de kredietvergoeding wegens strijd met de goede zeden of openbare orde nietig zou zijn of het beroep van Island Finance op het rentebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 5 mei 2015, zijnde de dag waarop [gedaagde] in verzuim verkeerde.
4.4
Hoewel Island Finance bij repliek expliciet verwijst naar de onderbouwing van de in het petitum van het verzoekschrift gevorderde buitengerechtelijke kosten, heeft zij verzuimd deze te vermelden in het gewijzigde petitum. In sustenu 3 is immers te lezen: ‘Aldus wenst Island Finance haar vordering te veranderen,
waardoor het petitum als volgt komt te luiden:
‘MITSDIEN HET U E.G.A. MOGE BEHAGEN bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
gedaagde ter zake voormeld te veroordelen aan eiseres tegen behoorlijke kwijting te betalen het pro resto bedrag ad AWG 11.647,82 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2015, en gedaagde te veroordelen in de kosten van de procedure, die van voormeld beslag daaronder begrepen.’
Deze eiswijziging sluit beoordeling van de oorspronkelijk gevorderde buitengerechtelijke kosten uit, nu het gewijzigde in de plaats komt van het oorspronkelijke petitum. Dit heeft tot gevolg dat geen buitengerechtelijke incassokosten kunnen worden toegewezen.
4.5
Als de in het ongelijk te stellen partij zal [gedaagde] tot vergoeding van de proceskosten worden veroordeeld, gebaseerd op het toegewezen bedrag. De gevorderde beslagkosten worden afgewezen, nu deze niet zijn onderbouwd.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht, recht doende:
5.1
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Island Finance van een bedrag van AWG 11.647,82, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2015 tot de dag der voldoening;5.2 veroordeelt Island Finance in de kosten van de procedure, welke kosten tot op heden aan de zijde van Island Finance worden begroot op Afl. 750, aan griffierecht, Afl. 222,00 aan explootkosten en Afl. 1.500,00 aan salaris van de gemachtigde;
5.3
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 20 januari 2016 in aanwezigheid van de griffier.