In deze zaak heeft Eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.M. Malmberg, een kort geding aangespannen tegen Gedaagde, die niet is verschenen. Eiser verzoekt om vervangende toestemming om de minderjarige te erkennen, mede te belasten met het ouderlijk gezag en een omgangsregeling vast te stellen. Eiser vordert tevens een verbod voor Gedaagde om met de minderjarige naar het buitenland te reizen, hangende de beslissing in de bodemprocedure. De procedure is gestart met een verzoekschrift op 2 juni 2016, gevolgd door een aantal mondelinge behandelingen waarbij Gedaagde niet is verschenen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: Eiser en Gedaagde hebben een affectieve relatie gehad waaruit een minderjarig kind is geboren. Gedaagde heeft het gezag over de minderjarige, maar Eiser heeft via DNA-onderzoek aangetoond dat hij de biologische vader is. Eiser vreest dat Gedaagde met de minderjarige naar Colombia wil verhuizen, wat de kans op een gezonde vader-kind relatie zou verkleinen. Het gerecht oordeelt dat Eiser voldoende belang heeft bij zijn verzoek en dat er sprake is van spoedeisend belang.
Het gerecht heeft besloten om Eiser gratis admissie te verlenen en Gedaagde te verbieden met de minderjarige uit Aruba te reizen, op straffe van een dwangsom. Tevens is er een voorlopige omgangsregeling vastgesteld waarbij Eiser de minderjarige wekelijks op donderdag kan ophalen en op vrijdag terugbrengen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 6 juli 2016 door mr. Y.M. Vanwersch.