In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderden de eisers, erfgenamen van een overleden persoon, erkenning van een zelfstandig recht van opstal op een perceel dat eigendom is van het Land Aruba. De eisers stelden dat zij door verjaring dit recht hadden verkregen, omdat hun overleden familielid een woning op het perceel had gebouwd en zij daar sinds zijn overlijden hadden gewoond. De gedaagde, die het perceel huurde van het Land Aruba, voerde verweer en stelde dat de eisers geen recht hadden op het perceel, omdat zij niet de huurovereenkomst hadden en de voorwaarden voor het verkrijgen van erfpacht niet waren nageleefd.
De rechter oordeelde dat de eisers niet konden aantonen dat zij door verjaring een recht van opstal hadden verkregen, omdat het Land Aruba de grond had verhuurd aan de gedaagde en de eisers geen huurovereenkomst hadden. De rechter verwierp ook de stelling van de eisers dat zij medehuurders waren, omdat er geen wettelijke basis voor deze claim bestond. Het verzoek om erkenning van het opstalrecht werd afgewezen, evenals de andere vorderingen van de eisers. De eisers werden in de kosten van de procedure veroordeeld, die aan de zijde van beide gedaagden op nihil werden gesteld.