ECLI:NL:OGEAA:2016:490

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 juli 2016
Publicatiedatum
27 juli 2016
Zaaknummer
K.G. no. 1509 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens dringende reden in arbeidsrelatie bij Post Aruba N.V.

In deze zaak gaat het om een ontslag op staande voet van een werknemer, Eiser, door zijn werkgever, Post Aruba N.V. Eiser was sinds 2005 in dienst bij Post Aruba en werkte als medewerker op de E-Post afdeling. In het begin van 2016 startte Post Aruba een onderzoek naar onregelmatigheden bij de verwerking van zendingen. Eiser meldde zich zelf na het horen van een schorsing van een collega en verklaarde dat hij goederen had besteld via collega's, maar niet altijd direct betaalde. Op 5 februari 2016 werd Eiser geschorst in afwachting van het onderzoek. Uiteindelijk werd hij op 16 februari 2016 ontslagen op staande voet, omdat hij pakketten had opgehaald zonder de bijbehorende kosten direct te betalen.

Eiser vorderde in kort geding dat het ontslag nietig werd verklaard en dat hij recht had op zijn loon vanaf de ontslagdatum. Hij stelde dat het ontslag niet onverwijld was gegeven en dat er geen dringende reden was voor het ontslag, omdat hij niet opzettelijk had gehandeld. Post Aruba voerde verweer en stelde dat het ontslag wel degelijk op een dringende reden was gebaseerd en dat het onverwijld was gegeven.

De rechter oordeelde dat er sprake was van een dringende reden voor het ontslag, aangezien Eiser als ervaren medewerker had moeten weten dat zijn handelen niet acceptabel was. Daarnaast werd geoordeeld dat het ontslag onverwijld was gegeven, omdat Post Aruba de tijd had genomen om een zorgvuldig onderzoek uit te voeren. De vorderingen van Eiser werden afgewezen en hij werd veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

Vonnis van 22 juli 2016
K.G. no. 1509 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in kort geding tussen:
Eiser
wonende te Aruba,
eiser, hierna ook te noemen: Eiser,
gemachtigde: mr. Hose G. Figaroa,
en
de naamloze vennootschap
Post Aruba N.V.
gevestigd te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: Post Aruba
gemachtigde: mr. David G. Kock

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties ingediend op 24 juni 2016;
- producties, ingediend op 7 juli 2016 aan de zijde van Post Aruba;
- producties, ingediend op 7 juli 2016 aan de zijde van Eiser;
- de pleitnota’s van beide gemachtigden.
1.2
Vonnis is bepaald op 22 juli 2016.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Eiser is sinds 2005 bij Post Aruba in dienst getreden en laatstelijk aangesteld in de functie van medewerker E-Post. Op die afdelingen worden zendingen uit het buitenland verwerkt. Bij het afhalen van zo’n zending dienen de vrachtkosten, belastingen en invoerrechten direct te worden voldaan.
2.2
Post Aruba heeft in het begin van 2016 onderzoek gedaan naar mogelijke onregelmatigheden bij de verwerking van zendingen via de E-post afdeling. Het was Post Aruba duidelijk geworden dat medewerkers van de E-postafdeling pakketten ophaalden zonder hiervoor direct te betalen.
2.3
Eiser is in het kader van dit onderzoek - hij heeft zich zelf gemeld nadat hij vernomen had dat een collega hiervoor was geschorst - ook gehoord. Eiser heeft in dit kader verklaard dat hij - sinds hij werkzaam is op de afdeling E-post - goederen besteld via collega’s [collega 1] en [collega 2] en dat hij betaalde voor de pakketjes, zodra hij een kans had om dit te doen. Direct na het gesprek heeft Eiser twee items betaald die niet meer aanwezig waren op de afdeling E-post.
2.4
Eiser is op 5 februari 2016 geschorst in afwachting van de uitkomsten van verder onderzoek.
2.5
Post Aruba heeft in totaal vijf mensen op staande voet ontslagen wegens het niet direct afrekenen van door of voor hen ontvangen zendingen uit het buitenland. Eiser is ontslagen op 16 februari 2016. In de aan hem gerichte ontslagbrief, waarin de dringende redenen staan vermeld, is onder meer opgenomen:
Op 4 februari bent u ingelicht dat uw collega van de afdeling E-Post is geschorst wegens het feit dat hij pakketten uit het postkantoor haalde zonder de facturen te betalen. Naar aanleiding hiervan heeft u een verklaring afgelegd bij uw leidinggevende. (…).
U geeft aan dat u verschillende malen via uw collega producten bestelde maar niet direct de facturen betaalde. Echter haalde u de pakketten wel uit het postkantoor. U voelt zich schuldig dat uw collega nu hiervoor gestraft moet worden en hebt hierdoor besloten om dit aan te geven. U bent vanaf 5 februari 2016 geschorst met behoud van inkomen, zodat een onderzoek verricht kon worden. Op 12 februari heeft de directie van Post Aruba N.V. het resultaat van het onderzoek ontvangen. Uit het onderzoek blijkt dat u twee openstaande facturen heeft betaald die op naam van uw collega stond. Geen van deze pakketten waren aanwezig in het magazijn.’
2.6
Op 25 april 2016 heeft Eiser de nietigheid van het ontslag ingeroepen en zich beschikbaar gehouden voor het verrichten van werk.

3.DE VORDERING EN HET VERWEER

3.1
Eiser vordert - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - hem toe te laten kosteloos te procederen en Post Aruba te veroordelen tot betaling van zijn loon vanaf de dag van het ontslag tot aan de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente en met veroordeling van Post Aruba in de kosten van het geding.
3.2
Aan deze vordering legt Eiser het volgende ten grondslag.
Het ontslag op staande voet is niet onverwijld gegeven. Post Aruba wist immers al op 4 februari 2016 wat er aan de hand was en heeft nog tot 16 februari 2016 gewacht alvorens Eiser te ontslaan. Voor zo ver deze stelling verworpen wordt, is Eiser van mening dat de dringende reden ontbreekt, aangezien Eiser niet wist dat hij iets deed dat niet mocht. Hij heeft nimmer het opzet gehad op het niet betalen van de vrachtkosten. Post Aruba heeft geen dan wel onvoldoende redenen gehouden met zijn gerechtvaardigde belangen.
3.3
Post Aruba voert gemotiveerd verweer dat bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het gerecht acht het spoedeisende belang, mede gelet op de aard van de vordering, aannemelijk.
4.2
Bij de beoordeling van de vorderingen van Eiser komt het aan op de vraag of de door Post Aruba aangevoerde ontslagredenen voorshands te beschouwen zijn als dringende reden in de zin van art. 1615o BW en of het ontslag onverwijld is gegeven.
Indien het ontslag niet onverwijld is gegeven, behoeft de dringende reden op zich zelf geen nadere beoordeling. Omwille van de duidelijkheid zal toch eerst de dringende reden en aansluitend het onverwijldheidsvereiste beoordeeld worden.
4.3
Ten aanzien van de dringende reden wordt als volgt geoordeeld.
Vast staat dat Eiser op 22 september 2015 respectievelijk 2 oktober 2015 pakketjes in ontvangst heeft genomen, waarvoor hij eerst - noodgedwongen - op 4 februari 2016 heeft betaald. De stelling van Eiser dat ‘het er aldoor niet van kwam’ acht het gerecht niet uit te sluiten, maar evenmin goed te praten. Eiser kon als ervaren Post Aruba medewerker redelijkerwijs weten dat hij met zijn nalaten zijn werkgever benadeelde en daardoor niet als goed werknemer handelde. Zelfs indien het juist is, zoals Eiser stelt, dat er geen expliciete regels golden voor E-medewerkers met betrekking tot het bestellen en afhalen van goederen die online zijn besteld, bestond er geen aanleiding om te veronderstellen dat Post Aruba het tolereerde dat de E-medewerkers hun bestelde pakketten mochten afhalen zonder de hierbij behorende kosten direct te voldoen. Het gerecht onderschrijft de stelling van Post Aruba dat deze handelwijze een dermate ernstige vertrouwensbreuk oplevert, dat van Post Aruba niet gevergd kan worden het dienstverband met Eiser langer te handhaven. Aldus heeft Eiser Post Aruba een dringende reden gegeven voor een ontslag op staande voet.
4.5
Resteert de vraag of het ontslag onverwijld is gegeven.
Als van de werkgever of de werknemer in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst gewoon op te zeggen met inachtneming van de opzegtermijn, dan moet er iets bijzonders aan de hand zijn (een dringende reden) en is dienovereenkomstig onverwijld handelen gevergd van degene die wil opzeggen. De werkgever of werknemer die op staande voet wil opzeggen, dient derhalve - vrijwel/bijna - onmiddellijk nadat hij kennis heeft genomen van het bestaan van de dringende reden actie te ondernemen en op te zeggen of tenminste tot schorsing/op non-actief stelling over te gaan. De ‘speelruimte’ in tijd die de werkgever heeft bij het vermoeden van de aanwezigheid van een dringende reden is aangegeven in het arrest van de Hoge Raad van 15 februari 1980 (HR 15 februari 1980, NJ 1980, 328 (Gelderse Streekvervoer Maatschappij). Voorop stelt de Hoge Raad dat voor het antwoord op de vraag of de opzegging op staande voet onverwijld is geschied, beslissend is het tijdstip waarop de dringende reden ter kennis is gekomen van degene die bij de werkgever tot ontslagverlening bevoegd is. Vermoedt de werkgever het bestaan van een dringende reden en wil hij eerst een onderzoek instellen naar de juistheid van dat vermoeden, dan is de daarbij van de werkgever te vergen mate van voortvarendheid, afhankelijk van de omstandigheden, zoals:
-
aard en omvang van eventueel noodzakelijk onderzoek;
-
de behoedzaamheid die bij het instellen van zulk een onderzoek geboden kan zijn om geen onrust in het bedrijf van de werkgever te wekken;
-
de eventuele noodzaak tot het inwinnen van rechtskundig advies;
-
het verzamelen van bewijsmateriaal;
-
de door de werkgever in acht te nemen zorg om te vermijden dat, bij ongegrondbevinding van het vermoeden, de werknemer in zijn gerechtvaardigde belangen wordt geschaad.
Het vereiste dat de opzegging wegens een dringende reden onverwijld dient te worden gegeven betekent niet dat het ontslag direct op de constatering van de dringende reden verleend moet worden, maar dat de werkgever voortvarend te werk zal moeten gaan en steeds moet kunnen toelichten waarom niet eerder tot ontslag kan worden overgegaan. Op deze wijze kan de werkgever ruimte voor onderzoek of nadere besluitvorming verkrijgen, maar dan moet hij wel duidelijk kunnen maken dat de vertraging daaraan te wijten is geweest en dat ondertussen steeds voortvarend is gehandeld.
4.6
Post Aruba heeft onweersproken gesteld dat zij begin februari 2016 is gestart met een onderzoek naar vermeende onregelmatigheden op de afdeling E-post en dat zij gesproken had met collega’s die zich schuldig zouden maken aan het afhalen van online bestelde pakketten zonder direct te betalen voor de transportkosten en de invoerrechten. Eiser was dit ter ore gekomen. Op 4 februari 2016 heeft hij zich gemeld en verteld dat ook hij al eerder online goederen had besteld en in ontvangst had genomen zonder direct af te rekenen. Een dag later is Eiser geschorst met behoud van loon in afwachting van de onderzoeksresultaten. Post Aruba heeft daarna 11 dagen nodig gehad alvorens zij Eiser op staande voet heeft ontslagen.
4.7
Tijdens de mondelinge behandeling verklaarde Post Aruba dat zij gedurende 12 dagen - waarin ook Carnaval viel - alle aanwezige pakketjes in het magazijn moest controleren, teneinde de omvang van de ‘fraude’ te kunnen vast stellen. Ook wilde Post Aruba onderzoeken welke medewerkers hierbij betrokken waren en hoe vaak zij zich schuldig hadden gemaakt aan ‘het ophalen zonder betalen. Post Aruba heeft aannemelijk gemaakt dat zij deze 12 dagen nodig had, omdat de met het onderzoek belaste medewerker dit onderzoek handmatig moest verrichten en naast haar eigen werkzaamheden. In het licht hiervan is het gerecht van oordeel dat Post Aruba met de nodige voortvarendheid en zorgvuldigheid het vereiste onderzoek heeft verricht. Daar komt bij dat Eiser niet in zijn belangen is geschaad, omdat hij op 4 februari 2016 al wist waarvan hij verdacht werd en dat Post Aruba onderzoek wilde doen naar de aard en omvang van de benadelingshandelingen, alvorens een weloverwogen arbeidsrechtelijk besluit te kunnen nemen. De geschetste gang van zaken acht het gerecht - voorshands -niet in strijd met het onverwijldheidsvereiste.
4.7
Uit het voorgaande volgt dat er vanuit wordt gegaan dat het ontslag op staande voet in de bodemprocedure gehandhaafd zal worden. Dit heeft tot gevolg dat de vorderingen van Eiser in kort geding afgewezen worden.
4.8
Eiser wordt nu hij in het ongelijk is gesteld in de kosten van de procedure veroordeeld.

5.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht,
recht doende in kort geding:
5.1
verleent Eiser gratis admissie;
5.2
wijst het gevorderde af;
5.3
veroordeelt Eiser in de kosten van de procedure aan de zijde van Post Aruba tot op heden begroot op Afl. 1.000,00 voor salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 juli 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.