ECLI:NL:OGEAA:2016:502

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 juli 2016
Publicatiedatum
9 augustus 2016
Zaaknummer
P-2016/02896; P-2015/12925, 330 en 331 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal met braak en veroordeling wegens bedreiging met een mes

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de verdachte op 21 juli 2016 veroordeeld voor bedreiging met een mes en vrijgesproken van diefstal met braak. De verdachte, geboren in 1981 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.G. Illes. De officier van justitie, mr. B.J. Schmitz, had een gevangenisstraf van zes maanden geëist. Tijdens de zittingen op 16 en 30 juni 2016 werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet de inbreker was op de videobeelden, omdat zijn postuur niet overeenkwam met dat van de inbreker. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de diefstal met braak, en sprak hem vrij van dit feit. Echter, de bedreiging van de broer van de verdachte werd wel bewezen verklaard. De verdachte had zijn broer bedreigd met de dood, wat leidde tot de veroordeling voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. Tevens werd het in beslag genomen mes onttrokken aan het verkeer, en werd de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 16 juni 2016 en 30 juni 2016. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.G. Illes.
De officier van justitie, mr. B.J. Schmitz, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van de feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van ZES (6) MAANDEN, met aftrek van voorarrest.
P-2015/12925 inbeslaggenomen mes.
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd.
Met betrekking tot P-2016/02896 feit 1 heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte tijdens zijn detentie vernomen had dat reeds ene [veroordeelde] veroordeeld was voor dit feit. Wat hier verder ook van zij, dit verweer is strijdig met de hieronder weergegeven bewijsmiddelen.
De benadeelde partij in de zaak met parketnummer P-2016/02896, ten aanzien van feit 2, heeft ter terechtzitting een vordering tot schadevergoeding ingediend.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
P-2016/02896
dat hij in of omstreeks de periode van 28 november 2015 tot en met 29 november 2015 in Aruba met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de zaak [naam zaak] te [district] heeft weggenomen Afl. 250,=, althans een geldbedrag, in elk geval enige goederen, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde zaak, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of het/de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2. dat hij in of omstreeks de periode van 13 maart 2016 tot en met 15 maart 2016 in Aruba met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de zaak [naam zaak 2] heeft weggenomen Afl. 2000,=, althans een geldbedrag, in elk geval enige goederen, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde zaak, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of het/de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
P-2015/12925
dat hij op of omstreeks 23 september 2015 in Aruba, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met mishandeling met gebruikmaking van wapenen als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenverordening, immers heeft hij, verdachte, toen opzettelijk een slagersmes in de richting van die [slachtoffer] gericht (gehouden) en gezegd/geschreeuwd:
“bo ta sigi hode mi ta bai matabo” en/of “awe si mi ta matabo” en/of “si bo sigi hode mi ta kibra tur bo conjo pabo, mi ta matabo” en/of “bo tin mi cansa caba, un di e dianan aki cu mi lanta loco, mi ta matabo”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

A.
Vrijspraak
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting en door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit in de zaak met parketnummer P-2016/02896 heeft begaan en zal de verdachte daarvan vrijspreken. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
Verbalisanten hebben verklaard dat de inbreker op de videobeelden van 14 maart 2016 hetzelfde postuur heeft als verdachte en dat daaruit kan worden afgeleid dat het verdachte is die op 14 maart 2016 in de zaak [naam zaak 2] heeft ingebroken. Het gerecht deelt deze conclusie niet. Op basis van de videobeelden kan niet met voldoende mate van zekerheid geconcludeerd worden dat de persoon die op 14 maart 2016 in [naam zaak 2] heeft ingebroken verdachte is. Het postuur van de inbreker komt niet overeen met dat van verdachte zoals door de rechter ter terechtzitting is waargenomen. De inbreker op de videobeelden van 14 maart 2016 heeft een lang en mager postuur. Verdachte daarentegen heeft een kort en stevig postuur. Voor zo ver dit aan de opnames ligt, lag het op de weg van verbalisanten om te relateren waarom zij, ondanks de duidelijke verschillen in postuur toch de overtuiging hebben dat de man op de videobeelden verdachte is. Nu de overtuiging ontbreekt dat het verdachte was die op 14 maart 2016 heeft ingebroken bij de zaak [naam zaak 2] dient hij hiervan te worden vrijgesproken.
B. Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
P-2016/02896
dat hij in
of omstreeksde periode van 28 november 2015 tot en met 29 november 2015 in Aruba met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit de zaak [naam zaak] te [district] heeft weggenomen Afl. 250,=,
althans een geldbedrag, in elk geval enige goederen,geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde zaak,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en
/ofhet/de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
en/of verbreking;
P-2015/12925
dat hij op of omstreeks 23 september 2015 in Aruba, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling en/of met mishandeling met gebruikmaking van wapenen als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenverordening, immers heeft hij, verdachte,
toen opzettelijk een slagersmes in de richting van die [slachtoffer] gericht (gehouden) en gezegd/geschreeuwd:
“bo ta sigi hode mi ta bai matabo” en/of “awe si mi ta matabo” en/of “si bo sigi hode mi ta kibra tur bo conjo pabo, mi ta matabo” en/of “bo tin mi cansa caba, un di e dianan aki cu mi lanta loco, mi ta matabo”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelen zijn vervat, waarbij ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts wordt gebezigd voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
P-2016/02896
Voor zover de hieronder opgenomen bewijsmiddelen worden aangeduid als ‘bijlage’, betreft het bijlagen bij het proces-verbaal van het Korps Politie Aruba, Divisie Algemene Recherche, Unit Santa Cruz, administratienummer [administratienummer], in de wettelijke vorm opgemaakt en op 31 mei 2016 gesloten en ondertekend door E.M. Da Silva, brigadier bij voormeld korps.
Bijlage 1
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 29 november 2015 gesloten en getekend door G.G. Solognier, agent eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
proces-verbaal van aangifte van [aangeefster], -zakelijk weergegeven-:
Ik ben leidinggevende bij de bakkerij [naam zaak]. Op 28 november 2015 omstreeks 20:00 uur werd de bakkerij intact afgesloten. Op 29 november 2015, omstreeks 03:50 uur werd ik op de hoogte gesteld dat er in mijn zaak werd ingebroken. Ter plaatse zag ik dat mijn onderdak in de keuken aan de zuidelijke gevel vernield was. Ik controleerde en zag dat er in de la in het kantoor tweehonderdvijftig Arubaanse florin miste.
Bijlage 12
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 25 maart 2016 gesloten en getekend door J.E. Boezem, onderinspecteur bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
proces-verbaal van onderzoek beelden [naam zaak], -zakelijk weergegeven-:
In het gebouw is een camerasysteem geïnstalleerd. Op de linker bovenarm van de inbreker is een tatoeëring te zien die identiek is dan die van de verdachte. De tatoeëring kon vandaag worden waargenomen.
Bijlage 15
Een foto van de tatoeage van verdachte en een foto van de tatoeage van de inbreker zoals die op de videobeelden te zien is.
P-2015/12925
Voor zover de hieronder opgenomen bewijsmiddelen worden aangeduid als ‘bijlage’, betreft het bijlagen bij het proces-verbaal van het Korps Politie Aruba, Divisie Algemene Recherche, Unit Santa Cruz, administratienummer [administratienummer], in de wettelijke vorm opgemaakt en op 12 november 2015 gesloten en ondertekend door S.Z. Croes, brigadier eerste klasse bij voormeld korps.
De
verklaring van de verdachte, op 16 juni 2016 afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Ik beken dat ik mijn broer heb bedreigd.
Bijlage 3
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 23 september 2015 gesloten en getekend door J.A. Campbell, hoofdagent bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
proces-verbaal van aangifte van [aangever], -zakelijk weergegeven-:
Vandaag omstreeks 09:30 uur ging ik met mijn vader praten. [verdachte] kwam in de deur van het huis staan. [verdachte] begon ons te reclameren dat wij aan derden vertellen dat hij een boef is. Mijn vader probeerde [verdachte] te kalmeren maar [verdachte] bleef schreeuwen. [verdachte] uitte de volgende woorden: “awe si mi ta matabo!” (“Vandaag ga ik je wel vermoorden!”)
Bijlage 5
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 23 september 2015 gesloten en getekend door S.Z. Croes voornoemd, voor zover inhoudende, als
verklaring van verdachte [verdachte], -zakelijk weergegeven-:
Omstreeks 07:30 uur was ik thuis gekomen nadat ik de hele nacht had gewerkt. Ik ging even slapen. Omstreeks 08:30 uur zei mijn vader tegen mij dat mijn eten in de koelkast was. ik zag dat het alleen maar rijst en uien was. ik werd hierdoor heel erg kwaad. Mijn vader ging [broer verdachte] wakker maken om hem te vragen als hij mijn eten gegeten had. [broer verdachte] zei dat hij niets ervan weet. Ik zei tegen [broer verdachte]: “si bo sigi hode mi ta kibra tur bo conjo pabo, mi ta matabo.” Ik was bezig de messen aan het wassen. Ik had een mes op het aanrecht geslagen. [broer verdachte] zei tegen mij dat hij de politie voor mij zal bellen. Ik zei tegen [broer verdachte]: “bo tin mi cansa, un di e dianan aki cumi lanta loco, mi ta matabo”.
Bijlage 7
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 25 september 2015 gesloten en getekend door S.Z. Croes voornoemd, voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige [getuige], -zakelijk weergegeven-:
Ik ben de vader van [verdachte] en [broer verdachte]. [verdachte] ging naar de keuken en begon uit te schelden dat men slechte dingen over hem verteld.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
P-2016/02896
1. Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 2:289 van het Wetboek van Strafrecht.
P-2015/12925
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 2:255 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met braak in een bakkerij en bedreiging van zijn broer. Een inbraak brengt voor de benadeelden hinder en materiele en emotionele schade met zich mee. Het slachtoffer van een bedreiging kan daar nog lang last van hebben en zelfs hinder bij het dagelijks functioneren. Verdachte heeft door zijn handelen gevoelens van onrust, angst en onveiligheid binnen zijn gezin veroorzaakt.
Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is op zich geïndiceerd.
Ten nadele van verdachte geldt dat hij ter zake van een soortgelijk delict in een proeftijd zat.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.

9.Inbeslaggenomen voorwerp

A.
Onttrekking aan het verkeer
Ten aanzien van het in beslaggenomen mes zal onttrekking aan het verkeer worden uitgesproken, omdat het tenlastegelegde feit in de zaak met parketnummer p-2015/12925 met betrekking tot dat voorwerp is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.

10.Benadeelde partij

Nu het in de zaak met parketnummer P-2016/02896 onder 2 tenlastegelegde feit niet bewezen zal worden verklaard, wordt de benadeelde partij [benadeelde partij], eigenares van [naam zaak 2] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel is mede gegrond op de artikelen 1:13, 1:62, 1:74 en 1:75 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

Het gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek 4A omschreven heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
VIJF (5) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
onttrekt aan het verkeerhet in rubriek 9A genoemde voorwerp;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip dat de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde straf;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] in haar vordering niet ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. Y.M. Vanwersch en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 21 juli 2016, in tegenwoordigheid van de griffier.