ECLI:NL:OGEAA:2016:505

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 augustus 2016
Publicatiedatum
10 augustus 2016
Zaaknummer
E.J. no. 961 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Caribbean Mercantile Bank N.V. en G*

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 9 augustus 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de Caribbean Mercantile Bank N.V. (CMB) en de verweerster G*. CMB verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van dringende redenen, waarbij zij stelde dat G* niet vrijwillig melding had gemaakt van een diefstal gepleegd door haar zus, wat volgens CMB het vertrouwen in G* had geschaad. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 mei 2016 heeft CMB haar verzoek toegelicht, terwijl G* verweer voerde en een pleitnota indiende. G* concludeerde tot afwijzing van het verzoek en vroeg, voor het geval de arbeidsovereenkomst zou worden ontbonden, om een billijkheidsvergoeding van Afl. 75.000,--.

Het Gerecht heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat G* niet verplicht was om CMB op de hoogte te stellen van de diefstal, aangezien deze niet op de werkvloer had plaatsgevonden en G* niet als medeplichtige kon worden aangemerkt. Bovendien was G* in rechte verschoningsgerechtigd ten aanzien van haar zus. Het Gerecht oordeelde dat er geen grond was voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst en wees het verzoek van CMB af. CMB werd veroordeeld in de proceskosten van G*, die tot aan de uitspraak op Afl. 900,-- werden begroot. De beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 9 augustus 2016
Behorend bij E.J. no. 961 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING in de zaak van:
de naamloze vennootschap
CARIBBEAN MERCANTILE BANK N.V.,
gevestigd in Aruba,
verzoekster,
hierna ook te noemen: CMB,
gemachtigde: de advocaat mr. G.B. Steward,
tegen:
[naam],
wonende in Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: G*,
gemachtigde: mr. D.G. Kock.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak.
1.2
Die behandeling heeft plaatsgevonden op 30 mei 2016, en uit die aantekeningen blijkt dat CMB ter zitting is verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door mw. [naam Y] en dhr. [naam X] (juridisch medewerkster respectievelijk hoofd beveiliging van CMB), en dat G* is verschenen samen met haar gemachtigde. G*heeft ter zitting gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om te antwoorden op het verzoekschrift, en dat onder overlegging van een pleitnota. Daarop heeft CMB gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om te repliceren, zulks onder overlegging van een pleitnota voorzien van (toegelaten) nadere producties. Tot slot heeft G*gedupliceerd.
1.3
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
CMB verzoekt dat het Gerecht bij beschikking de arbeidsovereenkomst tussen partijen onmiddellijk dan wel zo snel als mogelijk ontbindt op grond van de in het verzoekschrift omschreven gewichtige redenen indien en voor zover die arbeidsovereenkomst nog steeds bestaat, zonder toekenning aan G*van een door CMB te betalen billijkheidsvergoeding, kosten rechtens.
2.2
G*voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door CMB verzochte. Indien en voorzover het Gerecht evenwel tot ontbinding van de tussen partijen geldende arbeidsovereenkomst overgaat concludeert G*tot toekenning aan haar van een door CMB te betalen billijkheidsvergoeding ad Afl. 75.000,--.
2.3
Voorzover voor de beslissing van belang worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Kort gezegd grondt de CMB haar verzoek tot ontbinding op de stelling dat G*aan haar een dringende reden heeft gegeven voor ontslag, althans dat sprake is gewijzigde omstandigheden in de zin van verlies van vertrouwen in G*omdat G*niet vrijwillig melding heeft gemaakt bij de CMB van het gegeven dat haar zus vanuit een winkel een laptop heeft gestolen (waarvan bewakingsbeelden op het internet circuleren, waarop tevens G* zichtbaar is) en/of omdat G*heeft gelogen tegen de CMB in die zin dat zij tijdens een gesprek met betrekking tot voormelde beelden niet (meteen) vertelde dat degene die bedoelde laptop had gestolen haar zus was. Volgens de CMB zal een ieder die voormelde openbaar gemaakte beelden heeft gezien daar vraagtekens bij plaatsen omtrent de betrokkenheid van G*bij die diefstal, hetgeen een grote negatieve impact op het imago van de CMB met zich brengt.
3.2
Niet valt echter in te zien waarom G*uit eigen beweging melding had moeten maken bij de CMB ter zake van voormelde niet op de werkvloer van CMB en niet gedurende werktijd van G*gepleegde diefstal, waarvan overigens is gesteld noch gebleken, althans zeker niet aannemelijk is geworden dat zij dienaangaande heeft te gelden als medepleger of medeplichtige. Evenmin valt in te zien waarom G*tegenover de CMB belastende verklaringen zou moeten afleggen met betrekking tot haar zus. Dit klemt temeer omdat G* met betrekking tot haar zus en de door die zus gepleegde diefstal zelfs ten overstaan van politie en justitie en ook in rechte verschoningsgerechtigd is. Bedoelde vraagtekens die mogelijk worden geplaatst of gezet bij voormelde beelden maakt dit alles niet anders, temeer omdat is gesteld noch gebleken dat G*een op Aruba bekend boegbeeld is van de CMB en evenmin is gesteld of gebleken dat de CMB enige (voor haar en/of voor G*) publiekelijk ontlastende campagne zou hebben gevoerd indien zij onverwijld en naar waarheid door G*op de hoogte was gesteld van bedoelde diefstal en de daarvan gemaakte beveiligingsbeelden.
3.3
Vorenstaande brengt mee dat het Gerecht (ook overigens) geen grond ziet voor toewijzing van de door CMB verzochte ontbinding. Dat verzoek zal daarom worden afgewezen.
3.4
CMB zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van G*, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 900,-- aan salaris voor de gemachtigde (1 punt van liquidatietarief 5, ad Afl. 900,-- per punt. Hierbij wordt nog overwogen dat het per 1 augustus 2016 in werking getreden “nieuwe” Procesreglement (en het daarin neergelegde herziene liquidatietarief) buiten toepassing blijft, omdat deze zaak ten tijde van die inwerkingtreding reeds voor wijzen van beschikking stond zodat geen sprake is van verdere behandeling van een reeds aanhangige zaak in de zin van artikel 138 van dat reglement.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-wijst af het door CMB verzochte;
-veroordeelt CMB in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van G*, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 900,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 9 augustus 2016.