ECLI:NL:OGEAA:2016:529

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 augustus 2016
Publicatiedatum
1 september 2016
Zaaknummer
E.J. no. 110 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk onredelijk ontslag en verjaring in arbeidsovereenkomst

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.O. Lopez, een verzoek ingediend tegen de naamloze vennootschap Merantillas N.V., vertegenwoordigd door mr. L.J. Pieters, met betrekking tot een kennelijk onredelijk ontslag. De procedure begon met een verzoekschrift en een verweerschrift, gevolgd door een mondelinge behandeling op 12 april 2016. Tijdens deze zitting heeft verzoeker zijn eis gewijzigd en zijn petitum aangepast. Merantillas heeft verweer gevoerd en verzocht om niet-ontvankelijkheid van verzoeker.

De rechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet in staat is om de kosten van de procedure te dragen en verleent hem verlof tot kosteloos procederen. Het Gerecht heeft vervolgens de ontvankelijkheid van verzoeker beoordeeld en het verweer van Merantillas verworpen. De feiten van de zaak zijn als volgt: verzoeker was in dienst van Merantillas en werd op 24 juni 2015 op staande voet ontslagen. Verzoeker heeft de nietigheid van het ontslag ingeroepen, maar heeft later besloten om zijn vorderingen te baseren op kennelijk onredelijk ontslag.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat het ontslag rechtsgeldig was en dat de vorderingen van verzoeker zijn verjaard. De rechter heeft geconcludeerd dat Merantillas een dringende reden had voor het ontslag, aangezien verzoeker zich ernstig misdroeg op de werkvloer. De vorderingen van verzoeker zijn afgewezen en hij is veroordeeld in de proceskosten. De beschikking is gegeven op 23 augustus 2016 door mr. A.H.M. van de Leur.

Uitspraak

Beschikking van 23 augustus 2016
Behorend bij E.J. no. 110 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING in de zaak van:
[verzoeker],
wonende in Aruba,
verzoeker,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. M.O. Lopez,
tegen:
de naamloze vennootschap
MERANTILLAS N.V.,
h.o.d.n.
RIU HOTELS & RESORTS,
gevestigd in Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: Merantillas,
gemachtigde: de advocaat mr. L.J. Pieters.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-het verweerschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 12 april 2016.
1.2
Uit die aantekeningen blijkt dat [verzoeker] samen met zijn gemachtigde ter zitting is verschenen. Merantillas is verschenen bij haar gemachtigde. [Verzoeker] heeft ter zitting gebruik gemaakt van de aan hem geboden gelegenheid om te reageren op het verweerschrift, en dat onder overlegging van een pleitnota. Vervolgens heeft Merantillas gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om te nog te reageren op de reactie van [verzoeker], zulks eveneens onder overlegging van een pleitnota voorzien van toegelaten producties. Alle in die pleitnota mogelijk voorkomende bevrijdende stellingen van Merantillas die (in strijd met het bepaalde in artikel 18c Rv) niet reeds waren neergelegd in haar verweerschrift blijven buiten beschouwing, omdat [verzoeker] daarop niet meer heeft kunnen reageren. [verzoeker] is wel in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verjaringsberoep van Merantillas, nu in iedere stand van een procedure een beroep op verjaring kan worden opgeworpen.
1.3 [
Verzoeker] heeft ter zitting zijn eis gewijzigd, in die zin dat hij onderdeel A. van zijn in het verzoekschrift neergelegde petitum heeft ingetrokken.
1.4
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Na wijziging van eis verzoekt [verzoeker] dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
a. voor recht verklaart dat het door Merantillas aan [verzoeker] gegeven ontslag kennelijk onredelijk is;
b. Merantillas uit hoofde van kennelijk onredelijk ontslag veroordeelt tot betaling aan [verzoeker] van een door het Gerecht vast te stellen billijkheidsvergoeding;
c. Merantillas veroordeelt in de proceskosten.
2.2
Merantillas voert verweer en concludeert dat [verzoeker] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte, althans tot afwijzing daarvan, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren kosten rechtens.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Uit het daartoe overgelegde bevoegdelijk afgegeven bewijs van onvermogen blijkt dat [verzoeker] niet in staat is om de kosten van deze procedure te dragen. Aan hem zal daarom verlof tot kosteloos procederen worden verleend.
3.2
Er zijn geen gronden gesteld waaruit volgt dat [verzoeker] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte. Indien het beroep op verjaring van Merantillas slaagt, moeten de rechtsvorderingen van [verzoeker] worden afgewezen. Het ontvankelijkheidsverweer van Merantillas wordt verworpen
3.3
Vast staat tussen partijen het volgende.
3.3.1
De thans eenentwintig jaar oude [verzoeker] is krachtens een tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst op 29 september 2014 voor onbepaalde tijd in loondienst getreden van Merantillas, laatstelijk in de functie van “
bar boy” tegen een laatstelijk genoten uurloon van Afl. 6,25 vermeerderd met “
points”. Als bar boy was [verzoeker] onder meer belast met het voorbereiden en bevoorraden van de bar, het wassen en opbergen van de glazen en gereedschappen van de bar en het opruimen en schoonhouden van de bar.
3.3.2
Merantillas heeft [verzoeker] op 24 juni 2015 op staande voet ontslagen. In de aan [verzoeker] op diezelfde datum uitgereikte ontslagbrief staat onder meer als ontslagreden vermeld (zakelijk weergegeven) dat [verzoeker] op 23 juni 2015 zich heeft misdragen (“
falta di respect”) jegens een “
Sub-Director”.
3.3.3 [
Verzoeker] heeft bij aan Merantillas gerichte brief van 25 juni 2015 de nietigheid van het ontslag ingeroepen, en daarbij verklaard dat hij bereid is en blijft om de werkzaamheden voor Merantillas te hervatten.
3.4
Wat betreft het beroep van Merantillas op - zo begrijpt het Gerecht - verjaring van de vorderingen van [verzoeker] wordt het volgende overwogen. Ter zitting heeft [verzoeker] gebruik gemaakt van het aan hem (in beginsel) toekomende processuele recht om zich niet langer te beroepen op de nietigheid van het ontslag, maar om daarin alsnog te berusten en zijn vorderingen te gronden op kennelijk onredelijk ontslag, waarvan volgens [verzoeker] sprake is. Die berusting brengt mee dat vast komt te staan dat het op 24 juni 2015 aan [verzoeker] gegeven ontslag rechtsgeldig is, en dat de verkorte verjaringstermijn van zes maanden in de zin van het bepaalde in artikel 7A:1615u BW met betrekking tot onder meer rechtsvorderingen uit hoofde van kennelijk onredelijk ontslag is aangevangen op 25 juni 2015. Naar het oordeel van het Gerecht is de verjaring van die vorderingen gestuit op 25 juni 2015 in de zin van het eerste lid van artikel 3:317 BW krachtens het hiervoor onder 3.3.3 vermelde schrijven van [verzoeker], waarbij heeft te gelden dat in het inroepen van de nietigheid van het ontslag het voorbehoud (van het processuele recht) ligt besloten om alsnog daarin te berusten en rechtsvorderingen uit hoofde van kennelijk onredelijk ontslag in te stellen. Die stuitingshandeling brengt mee dat op 26 juni 2015 voormelde verkorte verjaringstermijn opnieuw is aangevangen.
3.5
Gesteld noch gebleken is in het hiervoor geschetste verband dat [verzoeker] nog voor 27 december 2015 - zijnde de dag van voltooiing van de opnieuw aangevangen verjaringstermijn - enige verjaring stuitende handeling heeft verricht. Het verzoekschrift is ingediend op 19 januari 2016, oftewel na die voltooiing. De slotsom luidt dat het verjaringsberoep van Merantillas slaagt, en dat de vorderingen van [verzoeker] reeds daarom moeten worden afgewezen. Bij dit alles wordt nog overwogen dat te dezen niet het eerste lid van artikel 3:316 BW doch het eerste lid van artikel 3:317 BW van toepassing is, nu [verzoeker] de facto nakoming vordert van de beweerdelijke op Merantillas rustende (uit de wet voortvloeiende) verbintenis tot betaling van schadevergoeding (naar billijkheid).
3.6
Indien geen sprake was van verjaring van de rechtsvorderingen van [verzoeker] moeten die vorderingen evenwel worden afwezen. Merantillas heeft immers niet of onvoldoende bestreden gesteld dat toen [verzoeker] op 24 juni 2015 op de werkvloer van Merantillas door de aan hem superieure onderdirecteur werd aangesproken over het meenemen uit de bar van de bij partijen genoegzaam bekende fles jus d’orange heeft [verzoeker] het goedgevonden om die superieur hardop uit te schelden, hetgeen hij kort daarna herhaalde in bijzijn van een grote hoeveelheid hotelgasten. Door aldus (herhaald) ernstig verwijtbaar en ontoelaatbaar te handelen heeft [verzoeker] Merantillas een dringende reden gegeven voor ontslag, waarbij heeft te gelden dat een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet in weg staat aan het oordeel dat sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag. Anders dan [verzoeker] (niet onderbouwd) stelt is het ontslag hem voldoende onverwijld aangezegd of gegeven.
3.7 [
Verzoeker] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Merantillas, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.800,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten van liquidatietarief 5, ad Afl. 900,-- per punt). Hierbij wordt nog overwogen dat het per 1 augustus 2016 in werking getreden “nieuwe” Procesreglement (en het daarin neergelegde herziene liquidatietarief) buiten toepassing blijft, omdat deze zaak ten tijde van die inwerkingtreding reeds voor wijzen van beschikking stond zodat geen sprake is van verdere behandeling van een reeds aanhangige zaak in de zin van artikel 138 van dat reglement.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-wijst af het door [verzoeker] verzochte;
-veroordeelt [verzoeker] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Merantillas, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.800,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart voormelde kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
-verleent aan [verzoeker] verlof tot kosteloos procederen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 23 augustus 2016.