ECLI:NL:OGEAA:2016:539

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 augustus 2016
Publicatiedatum
2 september 2016
Zaaknummer
A.R. no. 76 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure inzake geldvordering tussen Speed Multicorporation N.V. en Gedaagde 1 c.s.

In deze civiele procedure, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de eiseres, Speed Multicorporation N.V., een geldvordering ingesteld tegen Gedaagde 1 en Gedaagde 2. De eiseres vorderde een betaling van Afl. 15.000,--, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en rente, vanaf 29 december 2014. Gedaagde 1 heeft de vorderingen van Speed erkend, terwijl Gedaagde 2 zich verzet tegen de vorderingen. De procedure omvatte een verzoekschrift, mondelinge erkenning van Gedaagde 1, en een conclusie van antwoord van Gedaagde 2.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de erkenning door Gedaagde 1 betekent dat de vorderingen tegen hem zullen worden toegewezen, met uitzondering van de rente die hoger is dan 1,5% per maand, welke als nietig werd beschouwd. Gedaagde 2 heeft geen bewijs geleverd dat zij persoonlijk aansprakelijk is voor de vordering van Speed, waardoor de vordering tegen haar werd afgewezen. Het Gerecht heeft Gedaagde 1 veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag en de proceskosten aan de zijde van Speed, terwijl Speed in de kosten van Gedaagde 2 werd veroordeeld tot nihil, aangezien deze geen professionele rechtsbijstand had.

De uitspraak werd gedaan op 24 augustus 2016 door mr. A.H.M. van de Leur, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het Gerecht heeft ook het meer of anders door Speed verzochte afgewezen.

Uitspraak

Vonnis van 24 augustus 2016
Behorend bij A.R. no. 76 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
de naamloze vennootschap
SPEED MULTICORPORATION N.V.,
h.o.d.n.
SPEED CAR RENTAL,
gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: Speed,
gemachtigde: de advocaat mr. C.J. Hart,
tegen:

1.Gedaagde 1,

hierna ook te noemen: Gedaagde 1,
procederend in persoon,
en

2.Gedaagde 2,

hierna ook te noemen: Gedaagde 2,
procederend in persoon,
beiden wonende in Aruba,
gedaagden,
hierna gezamenlijk ook te noemen: Gedaagde 1 c.s..

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van deze procedure, waarin geen gelegenheid wordt gegeven voor re- en dupliek, blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de mondelinge erkenning van de vorderingen van Gedaagde 1 ter rolzitting van 16 maart 2016;
-de conclusie van antwoord van Gedaagde 2, met producties;
-de akte uitlating producties van Speed.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Speed vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Gedaagde 1 c.s. hoofdelijk veroordeelt:
-om aan Speed te betalen Afl. 15.000,--, te vermeerderen met 15% aan buitengerechtelijke incassokosten en de overeengekomen rente ad 5% maandelijks, dan wel enig ander lager percentage of de wettelijke rente, gerekend vanaf 29 december 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
-in de proceskosten.
2.2
Gedaagde 1 heeft de vorderingen van Speed erkend. Het verweer van Gedaagde 2 strekt tot afwijzing van die vorderingen.

3.DE BEOORDELING

3.1
De erkenning door Gedaagde 1 van de vorderingen van Speed brengt met zich dat die vorderingen voor zover gericht jegens Gedaagde 1 zullen worden toegewezen, met dien verstande dat de tussen partijen overeengekomen rente voor zover die hoger is dan 1,5% maandelijks zal worden afgewezen als zijnde nietig daar in strijd met de goede zeden in de zin van artikel 3:40 BW. Het Gerecht ziet in het onderhavige geval geen aanleiding om af te wijken van deze in Aruba inmiddels maatschappelijk breed aanvaarde en in de praktijk doorgaans toegepaste rechtspraak naar aanleiding van soortgelijke reeds in 1999 gewezen uitspraken van het Gemeenschappelijk Hof in kort geding.
3.2
Het Gerecht begrijpt uit het processtuk van Gedaagde 2 dat zij zich op het standpunt stelt dat zij als directeur van haar bedrijf de bij partijen genoegzaam bekende bij het verzoekschrift overgelegde schuldbekentenis heeft ondertekend (hierna: de schuldbekentenis). Die stelling is niet van enige onderbouwing gespeend of valt niet zomaar uit de lucht, daar in de aanhef van die schuldbekentenis Gedaagde 2 staat vermeld als zijnde directeur van de bedrijven [naam bedrijf A] en van [naam bedrijf B], welke bedrijven blijkens de bij het verzoekschrift overgelegde uittreksels van de Kamer van Koophandel van Aruba naamloze vennootschappen zijn. Die rechtspersonen hebben ieder hun eigen van Gedaagde 2 afscheiden vermogen. Hier komt nog bij dat Speed blijkens haar verzoekschrift Gedaagde 2 in rechte heeft betrokken als “
handelende voor zich persoonlijk” en/of “
handelende als directrice van de naamloze vennootschap [naam bedrijf A] N.V.” en/of handelende “
als directrice van [naam bedrijf C] N.V.”, waarbij heeft te gelden dat is gesteld noch gebleken dat Gedaagde 2 jegens Speed uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid gehouden is tot vergoeding van schade.
3.3
Vorenstaande verweer van Gedaagde 2 brengt met zich dat de stelling van Speed, dat krachtens de schuldbekentenis Gedaagde 2 in persoon het in hoofdsom gevorderde bedrag opeisbaar verschuldigd is aan Speed, niet vast staat. Die stelling komt in deze procedure ook niet vast te staan, omdat Speed geen levering van bewijs heeft aangeboden. Dit betekent dat de vordering van Speed voor zover gericht tegen Gedaagde 2 moet worden afgewezen, en dat alle overige stellingen van die partijen - wat van de inhoud daarvan ook zij - onbesproken kunnen blijven.
3.4
Gedaagde 1 zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Speed, tot aan deze uitspraak begroot op (750,-- + 205,10 + 193,10 =) Afl. 1.148,20 aan verschotten en Afl. 750,-- aan salaris voor de gemachtigde (1 punt van liquidatietarief 4, ad Afl. 750,-- per punt). Hierbij wordt nog overwogen dat het per 1 augustus 2016 in werking getreden “nieuwe” Procesreglement (en het daarin neergelegde herziene liquidatietarief) buiten toepassing blijft, omdat deze zaak ten tijde van die inwerkingtreding reeds voor wijzen van vonnis stond zodat geen sprake is van verdere behandeling van een reeds aanhangige zaak in de zin van artikel 138 van dat Procesreglement.
3.5
Speed zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Gedaagde 2, tot aan deze uitspraak begroot op nihil omdat Gedaagde 2 in deze procedure niet werd bijgestaan door een daartoe door het Hof toegelaten professionele rechtsbijstandverlener.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-veroordeelt Gedaagde 1 om aan Speed te betalen Afl. 15.000,--, te vermeerderen met 15% aan buitengerechtelijke incassokosten en te vermeerderen met overeengekomen rente (voor zover toegelaten) ad 1,5% maandelijks gerekend vanaf 29 december 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
-veroordeelt Gedaagde 1 in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Speed, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.148,20 aan verschotten en
Afl. 750,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders door Speed verzochte;
-veroordeelt Speed in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Gedaagde 2, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 24 augustus 2016 in aanwezigheid van de griffier.