ECLI:NL:OGEAA:2016:551

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 augustus 2016
Publicatiedatum
2 september 2016
Zaaknummer
A.R. no. 1703 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengerechtelijke ontbinding van koopovereenkomsten en schadevergoeding bij wanprestatie

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser, vertegenwoordigd door de advocaten mrs. M. Voorn en E.H.J. Martis, een vordering ingesteld tegen de naamloze vennootschap Marjuca N.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. D.G. Kock. De zaak betreft de buitengerechtelijke ontbinding van twee koopovereenkomsten die op 29 april 2015 zijn gesloten tussen eiser en Marjuca. Eiser vorderde onder andere de ontbinding van de overeenkomsten en schadevergoeding van Afl. 38.000,-- wegens wanprestatie, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 23 juni 2015.

Marjuca heeft verweer gevoerd en betwist dat eiser ontvankelijk is in zijn vordering. Het Gerecht heeft vastgesteld dat Marjuca in verzuim is geraakt door de borgsom van Afl. 38.000,-- niet te storten, wat een tekortkoming in de nakoming van de contractuele verplichtingen opleverde. Eiser heeft de overeenkomsten op 30 juni 2015 rechtsgeldig buitengerechtelijk ontbonden, en het Gerecht heeft geoordeeld dat eiser recht heeft op schadevergoeding.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat eiser slechts recht heeft op de helft van de schadevergoeding, omdat de vordering ook toekomt aan zijn echtgenote, die niet in deze procedure was vertegenwoordigd. De vordering tot schadevergoeding is toegewezen voor een bedrag van Afl. 19.000,--, met wettelijke rente vanaf 23 juni 2015. Marjuca is ook veroordeeld in de proceskosten van eiser. Het vonnis is uitgesproken op 24 augustus 2016 door mr. A.H.M. van de Leur.

Uitspraak

Vonnis van 24 augustus 2016
Behorend bij A.R. no. 1703 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
Eiser,
wonende in Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: Eiser,
gemachtigden: de advocaten mrs. M. Voorn en E.H.J. Martis,
tegen:
de naamloze vennootschap
MARJUCA N.V.,
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: Marjuca,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de conclusie van antwoord, met één productie;
-de conclusie van repliek;
-de conclusie van dupliek.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Eiser vordert dat het Gerecht - zo begrijpt het - bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. de hierna vermelde koopovereenkomsten ontbindt, althans voor recht verklaart dat die overeenkomsten zijn ontbonden;
b. Marjuca veroordeelt om ten titel van schadevergoeding uit hoofde van wanprestatie te betalen aan Eiser Afl. 38.000,--, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 23 juni 2015 tot aan de algehele voldoening;
c. Marjuca veroordeelt in de proceskosten.
2.2
Marjuca voert verweer en concludeert dat Eiser niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte, althans tot ontzegging daarvan, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren kosten rechtens.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit volgt dat Eiser niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte. Indien hierna wordt geoordeeld dat op de voet van artikel 6:15 Bw alleen de verkopers gezamenlijk bevoegd zijn om in rechte het (gehele) in hoofdsom gevorderde bedrag aan schadevergoeding te vorderen (welk verweer het Gerecht leest in sustenu 10 van de conclusie van antwoord en in sustenu 8 van de conclusie van dupliek), moet de vordering van Eiser al dan niet in zijn geheel worden afgewezen.
3.2
Vast staat tussen partijen het volgende. Op 29 april 2015 heeft Eiser en diens echtgenote enerzijds (hierna: Eiser c.s.) een koopovereenkomst gesloten met Marjuca anderzijds krachtens welke Eiser c.s. het bij partijen genoegzaam bekende in Aruba te [adres] gelegen onroerend goed met een daarop gebouwde woning zouden leveren aan Marjuca tegen betaling van een koopsom van Afl. 250.000,-- (hierna: de eerste koopovereenkomst. In een separate tussen voormelde partijen gesloten koopovereenkomst hebben zij afgesproken dat Eiser c.s. de inboedel van voormelde woning zouden leveren aan Marjuca tegen betaling van een koopsom ad Afl. 130.000,-- (hierna: de tweede koopovereenkomst). Tot zekerheid van nakoming door Marjuca van haar conractuele verplichtingen bepaalt artikel 2 van de eerste koopovereenkomst dat Marjuca uiterlijk op 13 mei 2015 Afl. 38.000,-- aan borgsom zou storten onder notaris M.J.C. TROMP (hierna: de notaris). Nadat Marjuca die op haar rustende contractuele verplichting niet was nagekomen, heeft Eiser Marjuca per brief van 19 juni 2015 een aanvullende termijn gegeven voor het storten onder de notaris van bedoelde borgsom onder aankondiging dat in geval van het wederom niet nakomen door Marjuca op dit punt Eiser zou overgaan tot ontbinding van de overeenkomsten. Die aanvullende termijn liep af op 23 juni 2015. Storting door Marjuca van de borgsom is uitgebleven. Bij brief van 30 juni 2015 heeft Eiser vervolgens de overeenkomsten buitengerechtelijk ontbonden, terwijl Marjuca reeds voor die datum bij ongedateerde brief in reactie op voormelde brief van 19 juni 2015 aan Eiser te kennen had gegeven akkoord te gaan met een ontbinding van de overeenkomsten.
3.3
Uit vorenstaande volgt dat Marjurca toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen jegens Eiser c.s. en dat zij dienaangaande op 23 juni 2015 in verzuim geraakt. Eiser heeft daarom op goede grond de overeenkomsten op 23 juni 2015 ontbonden, terwijl is gesteld noch gebleken dat hij dat niet ook namens zijn echtgenote mocht doen. Nu de overeenkomsten rechtsgeldig buitengerechtelijk zijn ontbonden, heeft Eiser geen belang bij zijn vordering tot ontbinding van de overeenkomsten. Eiser heeft wel belang bij zijn dienaangaande subsidiair gevorderde verklaring voor recht. Die vordering zal worden toegewezen als na te melden.
3.4.1
Het eerste lid van artikel 5 van de eerste overeenkomst luidt: “
The notary shall pay Sellers the security deposit upon execution of the deed of transfer of title or if and as soon as Buyer – after having been given notice of default – has remained in default as regards to his obligations. In the first mentioned case, the security deposit shall be deducted from the selling price.”. Uit die bepaling volgt dat in geval van verzuim aan de zijde Marjuca ter zake van haar contractuele verplichtingen de in dat artikel vermelde door Marjuca onder de notaris gedeponeerde borgsom opeisbaar verschuldigd is aan Eiser c.s.., en dat de notaris die borgsom dient uit te uitkeren aan Eiser c.s.. Als Marjuca na het storten onder de notaris van bedoelde borgsom wat betreft haar verdere contractuele verplichtingen in verzuim was geraakt, had de notaris - ook in geval van ontbinding van de overeenkomsten - tot uitkering aan Eiser c.s. van de borgsom moeten overgaan. Redelijke uitleg van de hiervoor geciteerde bepaling in geval van een dergelijk verzuim brengt met zich - en dat stelt Eiser terecht - dat sprake is van een boetebeding, welk beding naar zijn aard niet wordt getroffen door een algehele ontbinding van de overeenkomsten zoals thans het geval. Nu Marjuca heeft nagelaten de borgsom onder de notaris te storten heeft naar het oordeel van het Gerecht het volgende te gelden.
3.4.2
Eiser c.s. hebben door de (aard van de) wanprestatie van Marjuca naar het oordeel van het Gerecht een schade geleden groot Afl. 38.000,--, welke schadebedrag gelijk aan het bedrag dat Marjuca in depot had moeten storten onder de notaris en welk bedrag de notaris vervolgens had moet uitkeren aan Eiser c.s.. Dat bedrag is Marjuca ten titel van schadevergoeding verschuldigd aan Eiser c.s.. Het eerste lid van artikel 6:277 BW bepaalt immers onder meer dat in geval van gehele ontbinding van een overeenkomst de partij wier tekortkoming een grond voor die ontbinding heeft opgeleverd verplicht is de schade te vergoeden van haar wederpartij doordat geen wederzijdse nakoming doch ontbinding van de overeenkomst plaatsvindt. De vraag in het licht van het dienaangaande door Marjuca opgeworpen verweer is echter of Eiser al dan niet bevoegd is dat gehele aan Eiser c.s. toekomende bedrag in deze procedure te vorderen van Marjuca. Hierover het volgende.
3.5
Ingevolge het bepaalde in het eerste lid van artikel 6:15 BW heeft in geval van een aan twee schuldeisers verschuldigde prestatie ieder van hen een vorderingsrecht op de schuldenaar voor een gelijk deel, tenzij uit de wet, gewoonte rechtshandeling voortvloeit dat de prestatie hun voor ongelijke delen toekomt of dat zij gezamenlijk één vorderingsrecht hebben. Lid twee van dat artikel bepaalt dat als de prestatie ondeelbaar is of het recht daarop in een gemeenschap valt, de schuldeisers gezamenlijk één vorderingsrecht hebben. Marjuca is Afl. 38.000,-- verschuldigd aan twee schuldeisers, te weten Eiser en zijn echtgenote (die beiden immers partij waren bij de met Marjuca gesloten overeenkomsten). Ter zake van die door Marjuca te verrichten prestatie (hierna: de prestatie) heeft ieder van hen in beginsel voor een gelijk deel een vorderingsrecht op Marjuca, terwijl is gesteld noch gebleken dat uit de wet, gewoonte of rechtshandeling voortvloeit dat de prestatie hun voor ongelijke delen toekomt en evenmin is gesteld of gebleken dat Eiser c.s. gezamenlijk één vorderingsrecht hebben in de zin van het bepaalde in het tweede lid van artikel 6:15 BW. Eén en ander brengt naar het oordeel van het Gerecht met zich dat Eiser slechts bevoegd is de helft van de aan Eiser c.s. toekomende door Marjuca te betalen schadevergoeding in rechte te vorderen. Hierbij wordt nog overwogen dat is gesteld noch gebleken dat Eiser door zijn echtgenote is gevolmachtigd om op eigen naam ook het aan haar toekomende deel van de schadevergoeding in deze procedure te vorderen.
3.6
Vorenstaande betekent dat de vordering van Eiser onder b. zal worden toegewezen voor een bedrag van Afl. 19.000,--, en dat die vordering voor het meerdere daarvan zal worden afgewezen. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die een ander oordeel kunnen dragen. De gevorderde wettelijke rente en de ingangsdatum daarvan zullen, als zijn niet door Marjuca bestreden, eveneens worden toegewezen.
3.7
Marjuca zal, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten van Eiser, tot aan deze uitspraak begroot op (750,-- + 205,10 =) Afl. 955,10 aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten van liquidatietarief 4, ad Afl. 750,-- per punt). Hierbij wordt nog overwogen dat het per 1 augustus 2016 in werking getreden “nieuwe” Procesreglement (en het daarin neergelegde herziene liquidatietarief) buiten toepassing blijft, omdat deze zaak ten tijde van die inwerkingtreding reeds voor (wijzen van) vonnis stond, zodat geen sprake is van verdere behandeling van een reeds aanhangige zaak in de zin van artikel 138 van dat Procesreglement.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-verklaart voor recht dat de hiervoor onder 3.2 vermelde overeenkomsten op 30 juni 2015 rechtsgeldig buitengerechtelijk zijn ontbonden door Eiser;
-veroordeelt Marjuca om ten titel van schadevergoeding uit hoofde van wanprestatie te betalen aan Eiser Afl. 19.000,--, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 23 juni 2015 tot aan de algehele voldoening;
-veroordeelt Marjuca in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Eiser, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 955,10 aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 24 augustus 2016 in aanwezigheid van de griffier.