ECLI:NL:OGEAA:2016:565

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 augustus 2016
Publicatiedatum
5 september 2016
Zaaknummer
A.R. 2203 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering op een garantstelling in het civiele recht met betrekking tot een geldleenovereenkomst

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een vordering van de naamloze vennootschap Banco di Caribe (Aruba) N.V. (BdC) tegen Man en Vrouw, die als gedaagden optreden. De zaak betreft een garantstelling die door Man en Vrouw is verstrekt voor een geldleenovereenkomst tussen BdC en een derde partij, CA. De vordering van BdC is gebaseerd op de niet-nakoming van betalingsverplichtingen door CA, die sinds mei 2014 in gebreke is gebleven. BdC heeft Man c.s. aangesproken op hun persoonlijke garantstelling voor een bedrag van Afl. 600.000,00, vermeerderd met rente en incassokosten.

De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder een verzoekschrift en conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De rechter heeft vastgesteld dat de garantstelling rechtmatig kan worden uitgewonnen, aangezien CA haar verplichtingen niet nakomt en BdC voldoende tijd heeft gegeven om aan haar betalingsverplichtingen te voldoen. De rechter heeft het verweer van Man c.s. verworpen, waarin zij stelden dat de uitwinning van de garantstelling onaanvaardbaar was en dat BdC eerst verhaal had moeten halen bij CA.

Uiteindelijk heeft de rechter geoordeeld dat Man c.s. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het bedrag van Afl. 600.000,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 7 juli 2015. De gevorderde rente van 18% en de buitengerechtelijke kosten zijn afgewezen, omdat deze niet voldoende waren onderbouwd. De uitspraak werd gedaan op 24 augustus 2016, waarbij de rechter ook de proceskosten aan de zijde van BdC heeft toegewezen.

Uitspraak

Vonnis van 24 augustus 2016
Behorend bij A.R. 2203 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
BANCO DI CARIBE (ARUBA) N.V.,
gevestigd te Aruba,
eiseres, hierna ook te noemen: BdC,
gemachtigden: de advocaten mrs. M.L.J.J. P. Willems en A.M. Wever,
tegen:
Manen
Vrouw,
wonende te Aruba,
gedaagden, hierna ook te noemen: Man c.s., in mannelijk enkelvoud,
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de akte uitlating producties.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Tussen BdC en [bedrijf] (hierna CA) bestaat een geldleenovereenkomst d.d. 21 mei 2013, waarmee alle vorige overeenkomsten van geldlening zijn geherfinancierd tot een totale waarde van Afl. 816.426,00.
2.2
Tot zekerheid van de aflossingsverplichting van CA jegens BdC is onder meer een persoonlijke garantie verstrekt voor een bedrag ad Afl. 600.000,00. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:

GUARANTEE by Mr. & Mrs. Man for [bedrijf] (i.o) a/o Mr. Man.
The Undersigned, Mr. & Mrs. Man, with address at [adres], Aruba, hereafter to be referred to as ‘Guarantor’.
De overeenkomst is ondertekend door mr. Man en Mrs. Vrouw.
2.3
Artikel 3 van de garantieovereenkomst luidt:

The Bank may require the Guarantor to pay even though it has not made attempts to collect from the debtor or anyone else’.
2.4
CA is haar betalingsverplichtingen jegens BdC niet nagekomen.
2.5
Bij brief van 7 juli 2015 bericht BdC aan Man dat CA niet aan haar verplichtingen jegens de bank voldoet en dat hij thans aangesproken wordt op zijn persoonlijke garantstelling voor Afl. 600.000,00.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
BcD vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Man c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag d Afl. 600.000,00, vermeerderd met de overeengekomen rente van 18% althans de wettelijke rente vanaf 7 juli 2015 tot de dag der voldoening, vermeerderd met een bedrag ad Afl. 10.000,00 voor incassokosten en met hoofdelijke veroordeling in de kosten van de procedure.
3.2
BdC baseert haar vordering op de garantstelling van Man c.s.
3.3
Man c.s. voert hiertegen - samengevat - het volgende verweer.
Op de eerste plaats dient de vordering jegens mevrouw Vrouw te worden afgewezen. Zij heeft haar garantstelling ingetrokken. Op de tweede plaats is het uitwinnen van de garantstelling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Op de derde plaats diende BdC eerst verhaal te halen op CA, alvorens de garantie uit te winnen. Ten slotte heeft BdC haar zorgplicht jegens Man c.s. geschonden, doordat de bank niet bereid was financiering te verstrekken aan de potentiele koper van CA. Hierdoor heeft de verkoop geen doorgang gehad, terwijl anders de hypotheek en de persoonlijke lening afgelost hadden kunnen worden.

4.DE BEOORDELING

4.1
Aan de orde is de vraag of de BdC gerechtigd is de garantstelling uit te winnen.
Deze vraag wordt bevestigend beantwoord. Hiertoe strekt het volgende.
4.2
Een garantstelling dient tot zekerheid voor de situatie dat de hoofdschuldenaar niet aan zijn financiële verplichtingen jegens schuldeiser kan voldoen. In casu staat vast dat CA haar verplichtingen sinds mei 2014 niet meer correct is nagekomen. Ook staat vast dat BdC CA ruim de tijd heeft gegeven om de achterstand in te lopen en aan haar betalingsverplichting te voldoen. Om voor het gerecht onduidelijke redenen is CA er niet in geslaagd om het door haar geëxploiteerde ‘eco hotel’ winstgevend maken, waardoor de achterstand steeds verder opliep.
4.3
Ten aanzien van het verweer van Man c.s. dat de uitwinning van de garantstelling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, wordt als volgt overwogen. Gelet op de oplopende achterstand kan van BdC in redelijkheid niet langer gevergd worden om langer af te wachten of CA haar financiële verplichtingen ooit weer correct zal nakomen. Het enkele feit dat BdC bekend is met de betalingsonmacht van CA resp. Man c.s. leidt niet tot een ander oordeel. BdC dient er immers alles aan te doen om haar eigen schade te beperken en dat doet ze door de aan haar verstrekte zekerheden uit te winnen.
4.4
De stelling van Man c.s. dat dat BdC eerst verhaal had moeten zoeken bij CA wordt verworpen, nu BdC in artikel 3 van de garantstellingsovereenkomst uitdrukkelijk bedongen heeft dat het aanspreken van de garant te allen tijde mogelijk is. Daar komt bij dat het aanspreken van CA zinloos is, nu CA geen verhaal biedt.
4.5
Ook de stelling van Mevrouw Vrouw dat zij zich heeft terug getrokken uit de garantstelling en om deze reden niet aangesproken kan worden, wordt verworpen. Gesteld noch gebleken is immers dat BdC hiermee heeft ingestemd. Bovendien bestond er voor BdC geen aanleiding om deze zekerheid prijs te geven zolang er geen andere voor in de plaats komt. Dit heeft tot gevolg dat Man c.s. hoofdelijk voor het geheel aansprakelijk is.
4.6
Voorts faalt het verweer van Man c.s. dat BdC haar zorgplicht jegens hen heeft geschonden, om de reden dat BdC niet bereid was financiering te verstrekken aan de potentiele koper van CA, mevrouw [koper]. Zelfs indien juist, kan dit BdC niet worden tegengeworpen. Het staat BdC immers vrij om op grond van eigen criteria te beslissen met wie zij een financieringsovereenkomst wenst aan te gaan. Daar komt bij dat niet uitgesloten kan worden dat mevrouw [koper] via een andere bank wel de financiering rond had kunnen krijgen. Ook de stelling van Man c.s. dat er sprake is van een
persoonlijke vendetta van de heer [Z] tegen de heer Man, leidt - wat hier verder ook van zij - niet tot een ander oordeel. Feit is dat CA niet aan haar financiële verplichtingen voldoet, ten gevolge waarvan BdC bevoegd is de overeengekomen zekerheden uit te winnen.
4.7
Tot slot wordt als volgt overwogen.
Het valt te betreuren dat de droom van Man c.s. om van CA een goed lopend ‘eco-hotel’ te maken niet is uitgekomen en dat hij momenteel tot de nek in de schulden zit.
Ook valt te betreuren dat het aanvankelijk uitsluitend zakelijke geschil gaandeweg persoonlijk is geworden. Man c.s. heeft in dit kader uitvoerig bepleit dat BdC anders handelt dan gebruikelijk, doch dit standpunt is niet dan wel onvoldoende gestaafd met feiten. Algemeen bekend is dat banken zekerheden uitwinnen, zodra de hoofdschuldenaar in verzuim is, geen verhaal biedt of op korte termijn zal bieden en door hem geen ander verhaalsobject is aangewezen. Hiervan is in de onderhavige zaak sprake, zodat het aanspreken van de garant een juiste stap is ter beperking van de eigen schade.
4.8
Uit het voorgaande volgt dat de gevorderde hoofdsom wordt toegewezen. De gevorderde rente van 18% wordt afgewezen, nu deze in de garantstellingsovereenkomst niet is bedongen. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf 7 juli 2015 tot de dag der voldoening.
4.9
De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen, nu deze niet dan wel onvoldoende concreet zijn onderbouwd.
4.1
Nu Man c.s. in het ongelijk is gesteld, wordt hij in de kosten van de procedure veroordeeld.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
veroordeelt Man c.s. hoofdelijk - dat wil zeggen dat bij betaling door de een, de ander zal zijn bevrijd - tot betaling een bedrag ad Afl. 600.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2016 tot de dag der voldoening;
5.2
veroordeelt Man c.s. hoofdelijk - dat wil zeggen dat bij betaling door de een, de ander zal zijn bevrijd - in de kosten van de procedure waaronder die van het beslag, tot op heden aan de zijde van BdC begroot op Afl. 6.000,00 griffierecht, Afl. 1.072,00 explootkosten en Afl. 9.500,00 voor salaris gemachtigde;
5.3
verklaart dit vonnis tot zo ver uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr.Y.M. Vanwersch. rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 24 augustus 2016 in aanwezigheid van de griffier.