ECLI:NL:OGEAA:2016:569

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 augustus 2016
Publicatiedatum
5 september 2016
Zaaknummer
A.R. nr. 2376 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in een désaveu-zaak betreffende de rechtsgeldigheid van proceshandelingen en de gevolgen daarvan voor de betrokken partijen

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, heeft Eiser een vordering ingediend tegen meerdere Gedaagden, waarbij hij stelt dat deze Gedaagden niet bevoegd waren om namens hem rechtsvorderingen in te stellen. De procedure betreft een zogeheten désaveu-zaak, waarin Eiser verzoekt om alle proceshandelingen die door de Gedaagden zijn verricht in eerdere procedures als niet verricht of van onwaarde te verklaren. Eiser stelt dat hij nooit toestemming heeft gegeven voor de betrokkenheid van de Gedaagden in deze procedures en dat de vonnissen die daaruit voortvloeiden, nietig verklaard moeten worden.

De Gedaagden hebben in hun verweer aangevoerd dat Eiser niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering. Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat er geen gronden zijn gesteld die deze niet-ontvankelijkheid rechtvaardigen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat, zelfs als Eiser gelijk zou hebben in zijn stellingen, dit niet zou leiden tot de door hem gevraagde verklaring van onwaarde van de eerdere vonnissen, aangezien er meerdere andere eisers en appelanten betrokken waren in die procedures.

Uiteindelijk heeft het Gerecht de vorderingen van Eiser afgewezen en hem veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op Afl. 1.800,-- aan salaris voor de gemachtigde. Dit vonnis is uitgesproken op 24 augustus 2016 door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 24 augustus 2016
Behorend bij A.R. nr. 2376 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de (désaveu)zaak van:
Eiser,
wonende in Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: Eiser,
gemachtigde: de advocaat mr. M.B. Boyce,
tegen:

1.Gedaagde 1,

2.Gedaagde 2,

handelend persoonlijk en in zijn hoedanigheid van gevolmachtigde van de overige erfgenamen van wijlen [A],

3.Gedaagde 3,

handelend persoonlijk en in zijn hoedanigheid van gevolmachtigde van de overige erfgenamen van wijlen [B],

4.Gedaagde 4,

handelend persoonlijk en in zijn hoedanigheid van gevolmachtigde van de overige erfgenamen van wijlen [C],

5.Gedaagde 5,

handelend persoonlijk en in zijn hoedanigheid van gevolmachtigde van de overige erfgenamen van wijlen [D] en wijlen mevrouw [E],

6.Gedaagde 6,

handelend persoonlijk en in haar hoedanigheid van gevolmachtigde van de erfgenamen van wijlen [F],

7.Gedaagde 7,

handelend persoonlijk en in zijn hoedanigheid van gevolmachtigde van [X] en de overige erfgenamen van wijlen [G],

8.Gedaagde 8,

handelend persoonlijk en in zijn hoedanigheid van gevolmachtigde van de erfgenamen van wijlen [H],
allen voor deze zaak gedomicilieerd ten kantore van hun hierna vermelde in Aruba gevestigde advocaat,
gedaagden,
hierna gezamenlijk ook te noemen: Gedaagde c.s.,
gemachtigde: de advocaat mr. J.M.R.F. Scheper.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van deze (désaveu)procedure, die door het Gerecht ambtshalve is (af)gesplitst van de tevens in deze procedure neergelegde doch in een andere zelfstandige procedure met zijn eigen zaaknummer onder te brengen verdelingsvordering (bij partijen genoegzaam bekend), blijkt uit:
-het verzoekschrift voor zover dat betrekking heeft op de vordering tot désaveu, met producties;
-de conclusie van antwoord voor zover die betrekking heeft op de vordering tot désaveu, met producties;
-de conclusie van repliek voor zover die betrekking heeft op de vordering tot désaveu, met producties;
-de conclusie van dupliek voor zover die betrekking heeft op de vordering tot désaveu met producties,
-de akte uitlating producties voor zover die betrekking heeft op de vordering tot désaveu.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Eiser vordert dat het Gerecht - zo het begrijpt - bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
-alle voor of namens Eiser in de procedure KG 2624 van 2011 en de procedure Ghis 56505 H-165 van 2012 (hierna: de procedures) verrichte proceshandelingen als zijnde niet verricht of van onwaarde verklaart en de vonnissen waartoe die procedures hebben geleid op de voet van het bepaalde in artikel 203 Rv in verbinding met artikel 201 Rv eveneens van onwaarde verklaart en intrekt;
-Gedaagde c.s., althans Gedaagde, veroordeelt tot vergoeding van “alle kosten, schaden en interessen” als gevolg van die proceshandelingen, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
-te dezen enige andere juist voorkomende beslissing neemt;
-Gedaagde c.s. hoofdelijk veroordeelt in de kosten van deze procedure.
2.2
Eiser stelt daartoe dat gedaagden sub 2 tot en met 8 niet door hem gevolmachtigd waren om voor of namens Eiser rechtsvorderingen (ontruimingsvorderingen) in te stellen jegens Touchstone Construction Services N.V. en/of H.H.M. van Essen en proceshandelingen te verrichten zoals zij hebben gedaan in de procedures, en evenmin heeft Eiser Gedaagde als advocaat opdracht of instructies gegeven om dat voor of namens hem te doen.
2.3
Gedaagde c.s. concluderen dat Eiser niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte, althans tot afwijzing daarvan, kosten rechtens.
2.4
Voor zover van belang voor de uitspraak zullen de stellingen van partijen hierna worden besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit volgt dat Eiser niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte. Als zou blijken dat gedaagde sub 2 tot en met 8 en/of Gedaagde in de procedures niet voor of namens Eiser als eisende partij en/of als appellant rechtsvorderingen hebben of heeft ingesteld en proceshandelingen hebben of heeft verricht, moeten de onderhavige rechtsvorderingen van Eiser worden afgewezen. Het ontvankelijkheidsverweer van Gedaagde c.s. wordt verworpen.
3.2
Zonder nadere uitleg of onderbouwing – die ontbreekt – valt naar het oordeel van het Gerecht niet in te zien dat Eiser een rechtens te respecteren belang heeft bij zijn désaveu-vordering. Indien de hiervoor onder 2.2 vermelde stellingen van Eiser vast zouden komen te staan, zou dat onmogelijk kunnen leiden tot van onwaarde verklaring van de in de procedures gewezen vonnissen, nu er in die procedures sprake was van vele andere eisers/appelanten dan alleen Eiser (zo hij als partij in de procedures in aanmerking is genomen), wiens proceshandelingen niet van onwaarde zijn gebleken. Daar komt nog bij dat de ontruimingsvorderingen in de procedure KG 2624 van 2011 bij vonnis zijn afgewezen, terwijl is gebleken dat Eiser zich op het standpunt stelde en stelt dat er geen grond was of is voor die ontruimingen. Uit dit alles volgt dat zonder verdere nader uitleg of onderbouwing - die evenzeer ontbreekt - evenmin valt in te zien dat Eiser schade heeft geleden als gevolg van het beweerdelijke gegeven dat hij in de procedures onbevoegdelijk als eisende partij of als appellant is vertegenwoordigd door gedaagden sub 2 tot en met 8 en/of door Gedaagde.
3.3
Vorenstaande brengt met zich dat de vorderingen van Eiser zullen worden afgewezen, waarbij heeft te gelden dat het Gerecht geen grond ziet voor toewijzing van enige andere juist voorkomende beslissing, zoals subsidiair verzocht door Eiser.
3.4
Eiser zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Gedaagde c.s., tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.800,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten van liquidatietarief 5, ad Afl. 900,-- per punt). Hierbij wordt nog overwogen dat het per 1 augustus 2016 in werking getreden “nieuwe” Procesreglement (en het daarin neergelegde herziene liquidatietarief) buiten toepassing blijft, omdat deze zaak ten tijde van die inwerkingtreding reeds voor wijzen van vonnis stond zodat geen sprake is van verdere behandeling van een reeds aanhangige zaak in de zin van artikel 138 van dat Procesreglement.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-wijst af het door Eiser verzochte;
-veroordeelt Eiser in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Gedaagde c.s., tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.800,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 24 augustus 2016 in aanwezigheid van de griffier.