ECLI:NL:OGEAA:2016:583

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 augustus 2016
Publicatiedatum
5 september 2016
Zaaknummer
K.G. no. 1791 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over arbeidsvoorwaarden en repatriëring van bemanning van een zeeschip

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben de eisers, een groep van dertien bemanningsleden van het zeeschip m/t Amba Bhanavee, een kort geding aangespannen tegen de rechtspersoon Varun Asia Private Limited, gevestigd in Singapore. De eisers vorderen onder andere betaling van achterstallige gages en de repatriëring van de bemanning. De procedure is gestart met een verzoekschrift en de mondelinge behandeling vond plaats op 9 augustus 2016. De eisers zijn vertegenwoordigd door hun advocaat in Aruba, mr. M. Bemer, en de advocaten in Nederland, mrs. K. Boele, R.J. Wybenga en P.F. Slob. Varun Asia is vertegenwoordigd door mr. M.A. Kock.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat het geschil voldoende aanknoping heeft bij de Arubaanse rechtssfeer, waardoor het bevoegd is om de zaak te behandelen. De eisers hebben een spoedeisend belang aangetoond, gezien hun situatie aan boord van het schip. Het Gerecht heeft de vorderingen van de eisers grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele onderdelen die door Varun Asia zijn bestreden. De rechter heeft vastgesteld dat Varun Asia in gebreke is gebleven met de repatriëring van de bemanning en dat de vorderingen van de eisers, die voortvloeien uit arbeidsovereenkomsten, bevoorrecht zijn volgens de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek.

Het vonnis, uitgesproken op 24 augustus 2016, bevat onder andere de veroordeling van Varun Asia tot betaling van de achterstallige gages en de kosten van rechtsbijstand, alsook de verplichting om de bemanning binnen een bepaalde termijn af te lossen met vervangende bemanningsleden. Tevens zijn dwangsommen opgelegd voor het geval Varun Asia niet aan de veroordelingen voldoet. Het Gerecht heeft de kosten van de procedure aan de zijde van de eisers begroot en Varun Asia veroordeeld in deze kosten.

Uitspraak

Vonnis van 24 augustus 2016
Behorend bij K.G. no. 1791 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in het kort geding van:

1.Gedaagde 1, wonende te Lucknow, India;

2.
Gedaagde 2, wonende te S-Bullones, Bohol, Fillipijnen;
3.
Gedaagde 3, wonende te Gaibandha, Bangladesh;
4.
Gedaagde 4, wonende te Salem, India;
5.
Gedaagde 5, wonende te Chittagong, Bangladesh;
6.
Gedaagde 6, wonende te Ambala, India;
7.
Gedaagde 7, wonende te Imus, Cavite, Fillipijnen;
8.
Gedaagde 8, wonende te Imus, Cavite, Fillipijnen;
9.
Gedaagde 9, wonende te Caloocan, Fillipijnen;
10.
Gedaagde 10, wonende te Nueva Ecija, Fillipijnen;
11.
Gedaagde 11, wonende te Cagayan, Fillipijnen;
12.
Gedaagde 12, wonende te Caloocan, Fillipijnen;
13.
Gedaagde 13, wonende te Calamba City (Laguna), Fillipijnen,
allen voor deze zaak gedomicilieerd ten kantore van hun hierna genoemde in Aruba gevestigde advocaat, thans verblijvende als zijnde bemanning daarvan aan boord van het in de territoriale wateren van Aruba voor anker liggende in het scheepsregister van de Republiek Panama ingeschreven zeeschip geheten m/t Amba Bhanavee met IMO nummer 9265641 (hierna: het Schip),
eisers,
hierna gezamenlijk ook te noemen: Eiser c.s.,
gemachtigden: de in Aruba gevestigde advocaat mr. M. Bemer in samenwerking met de in Nederland gevestigde advocaten mrs. K. Boele, R.J. Wybenga en P.F. Slob,
tegen:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
VARUN ASIA PRIVATE LIMITED,
gevestigd in de Republiek Singapore,
hierna ook te noemen: Varun Asia,
gedaagde,
gemachtigde: de advocaat mr. M.A. Kock.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter openbare terechtzitting van 9 augustus 2016.
1.2
Uit die aantekeningen blijkt dat Eiser c.s. ter zitting zijn verschenen bij mrs. Bemer en Slob voornoemd. Varun Asia is verschenen bij haar gemachtigde. De gemachtigden hebben in twee termijnen het woord gevoerd - beiden mede aan de hand van overgelegde pleitnota’s, beiden voorzien van toegelaten producties - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Eiser c.s. vorderen - na vermindering van eis - dat het Gerecht, zo het begrijpt, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
(A)
IVarun Asia veroordeelt tot betaling binnen twee dagen na betekening van dit vonnis ter zake van per 31 juli 2016 verschuldigde gages c.a., exclusief kosten rechtsbijstand, aan:
eiser 1
US$ 83.921,--
eiser 2
US$ 30.357,--
eiser 3
US$ 13.948,--
eiser 4
US$ 76.868,--
eiser 5
US$ 14.161,--
eiser 6
US$ 14.700,--
eiser 7
US$ 13.801,--
eiser 8
US$ 10.883,--
eiser 9
US$ 11.202,--
eiser 10
US$ 11.131,--
eiser 11
US$ 10.981,--
eiser 12
US$ 16.358,--
eiser 13
US$ 17.951,--
IIVarun Asia veroordeelt tot betaling ter zake van gage, inclusief shorthand-compensatie voor eiser 1 en eiser 4, voor elke dag dat de hierna genoemde eisers na 31 juli 2016 hun werkzaamheden aan boord van het Schip verrichten aan:
eiser 1
US$ 456,--
eiser 2
US$ 148,--
eiser 3
US$ 77,--
eiser 4
US$ 409,--
eiser 5
US$ 139,--
eiser 7
US$ 60,--
eiser 8
US$ 46,--
eiser 9
US$ 47,--
eiser 10
US$ 47,--
eiser 11
US$ 46,--
eiser 12
US$ 72,--
eiser 13
US$ 75,--
IIIVarun Asia veroordeelt tot betaling van de kosten gemaakt ten einde een voor tenuitvoerlegging vatbare titel te verkrijgen aan Eiser c.s. gezamenlijk een bedrag van US$ 32.500,--, te verminderen met een eventuele proceskostenveroordeling op grond van het liquidatietarief ten laste van Varun Asia zoals hierna onder (C) gevorderd,
alle bedragen te vermeerderen met de naar het recht van de Republiek Panama te berekenen wettelijk rente vanaf de dag dat de bedragen opeisbaar werden en worden tot aan de dag der algehele voldoening;
(B)
Varun Asia veroordeelt:
primair
-om binnen tien dagen na betekening aan haar van dit vonnis Eiser c.s. met uitzondering van eiser sub 6 te doen aflossen door vervangende bemanningsleden van dezelfde rang alsmede gelijktijdig een Chief Mate en een Chief Engineer te laten aanmonsteren opdat het Schip is bemand in overeenstemming met het “
Minimum Safe Manning Certificate van 1 juli 2015”;
subsidiair
-Eiser c.s. met uitzondering van eiser sub 6 te doen aflossen door bemanningsleden onder opgave van een door het Gerecht te bepalen aantal en rang;
één of ander op straffe van een dwangsom van US$ 2.000,-- per eiser voor iedere dag dat gedaagden in gebreke blijft volledig aan deze veroordeling te voldoen, zulks tot een maximum van US$ 100.000,-- per eiser, althans dat het Gerecht te dezen enige andere in goede justitie voorkomende voorziening geeft;
(C)
Varun Asia veroordeelt in de kosten van deze procedure, een bedrag aan salaris voor de advocaat van Eiser c.s. daarin begrepen.
2.2
Varun Asia voert verweer met betrekking tot het gevorderde onder (A) sub III ter zake van kosten van rechtsbijstand en met betrekking tot de gevorderde dwangsommen. Voor het overige refereert Varun Asia aan het oordeel van het Gerecht.

3.DE BEOORDELING

3.1
Nu Eiser c.s. zich als zijnde bemanning daarvan aan boord bevinden van het in de territoriale wateren van Aruba geankerd gelegen Schip, heeft dit geschil voldoende aanknoping bij de Arubaanse rechtssfeer, zodat het Gerecht bevoegd is kennis te nemen van en te oordelen over het door eisers gevorderde.
3.2
Het spoedeisend belang van Eiser c.s. bij hun vorderingen ligt besloten in de aard van die vorderingen.
3.3.1
Varun Asia heeft de vorderingen van Eiser c.s. onder (A) I en II en onder (B) - met uitzondering van de aldaar verzochte oplegging van dwangsommen - en hun daaraan ten gronde gelegde stellingen niet bestreden. Die vorderingen, die overigens naar het voorlopig oordeel van het Gerecht onrechtmatig noch ongegrond voorkomen, zullen daarom worden toegewezen zoals vermeld in het dictum (omdat in een bodemprocedure een gelijk oordeel valt te verwachten).
3.3.2
Het Gerecht ziet geen grond om eerst vanaf 15 september 2016 dwangsommen aan Varun Asia op te leggen, omdat Varun Asia naar haar zeggen eerst vanaf die datum over de voor de repatriëring van Eiser c.s. en de gelijktijdige vervanging van hen benodigde financiering kan beschikken. Eiser c.s. zijn allen gerechtigd tot repatriëring en bevinden zich tegen hun wil aan boord van het Schip, terwijl ondanks herhaalde sommatie of aanmaning daartoe repatriëring alsmaar uitblijft. Het had in dat verband mede op grond van goed werkgeverschap op de weg gelegen van Varun Asia om bedoelde financiering tijdig te verkrijgen, in elk geval nog voor de behandeling van deze zaak ter terechtzitting. Het uitblijven daarvan komt en blijft voor risico en rekening van Varun Asia. Dwangsommen zullen worden opgelegd aan Varun Asia zoals hierna vermeld in het dictum.
3.4.1
Wat betreft de door Varun Asia bestreden vordering onder (A) III wordt het volgende overwogen.
3.4.2
Artikel 8:211 aanhef en onder b. BW luidt voor zover thans van belang: “
Boven alle andere vorderingen waaraan bij deze of enig andere wet een voorrecht is toegekend zijn, behoudens artikel 210, op een zeeschip bevoorrecht de vorderingen, ontstaan uit de arbeidsovereenkomsten van de kapitein of de andere leden der bemanning (…).”. In het licht daarvan luidt artikel 8:212 BW: “
Indien een vordering uit hoofde van artikel 211 bevoorrecht is, zijn de renten hierop en de kosten ten einde een voor tenuitvoerlegging vatbare titel te verkrijgen gelijkelijk bevoorrecht.”. Anders dan Eiser c.s., stelt Varun Asia dat artikel 8:212 BW uitsluitend ziet op de werkelijke, redelijke en evenredige kosten van een conservatoir beslag op een buitenlands schip. Naar het voorlopig oordeel van het Gerecht is die stelling van Varun Asia niet juist. De vorderingen van Eiser c.s. zijn immers vorderingen ontstaan uit arbeidsovereenkomsten zoals hiervoor omschreven en bedoeld, waarop krachtens artikel 8:212 BW onder meer de kosten ten einde een voor tenuitvoerlegging vatbare titel te verkrijgen gelijkelijk bevoorrecht zijn. Dit vonnis heeft te gelden als zo’n titel, zodat de kosten ter verkrijging daarvan binnen de reikwijdte vallen van voormelde wettelijke bepalingen. De slotsom op dit onderdeel luidt dat ook deze door Eiser c.s verzochte voorziening zal worden toegewezen, met inachtneming van het hierna onder 3.4.3 vermelde, omdat ook te dezen in een bodemprocedure een gelijkluidende oordeel valt te verwachten.
3.4.3
Het Gerecht oordeelt te dezen een kostenpost en daarom een vergoeding van US$ 13.000,-- voorshands aannemelijk en redelijk (te verminderen met de proceskostenveroordeling conform het liquidatietarief). Dit temeer omdat uit het als productie 1 bij het verzoekschrift overgelegde vonnis van dit Gerecht van 11 maart 2014 in de zaak K.G. 326 van 2014 met betrekking tot een grotendeels soortgelijke kwestie als die van Eiser c.s. te dezen een vergoeding van US$ 20.400,-- werd gevorderd (hetgeen ook is toegewezen), terwijl in die zaak niet sprake was van 13 maar van 17 eisers en in die zaak ook nog eens bevoorrading van proviand werd gevorderd overeenkomstig een overgelegde - en dat weet het Gerecht ambtshalve - uitvoerige en getailleerde proviandlijst (hetgeen eveneens is toegewezen). Daar komt bij dat het onderhavige verzoekschrift niet veel anders is dan die met betrekking tot voormelde zaak, hetgeen ook significant moet hebben gescheeld in de met de opstelling van het onderhavige verzoekschrift gemoeid gaande tijd.
3.5
Afweging van de belangen van partijen maakt al het vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarder wegend belang ziet van Varun Asia bij afwijzing van de toe te wijzen vorderingen van Eiser c.s., ten opzichte van de belangen van Eiser c.s. bij toewijzing daarvan. Dit klemt temeer omdat Eiser c.s. de facto door Varun Asia zonder recht of titel, oftewel op onrechtmatige wijze, zijn ontnomen van hun vrijheid.
3.6
Varun Asia zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Eiser c.s., tot aan deze uitspraak begroot op (450,-- + 226,25 =) Afl. 676,25 aan verschotten en Afl. 2.000,-- aan gemachtigdensalaris.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-veroordeelt Varun Asia om binnen twee dagen na betekening aan haar van dit vonnis ter zake van per 31 juli 2016 verschuldigde gages c.a., exclusief kosten rechtsbijstand, bij wijze van voorschot te betalen aan:
eiser 1
US$ 83.921,--
eiser 2
US$ 30.357,--
eiser 3
US$ 13.948,--
eiser 4
US$ 76.868,--
eiser 5
US$ 14.161,--
eiser 6
US$ 14.700,--
eiser 7
US$ 13.801,--
eiser 8
US$ 10.883,--
eiser 9
US$ 11.202,--
eiser 10
US$ 11.131,--
eiser 11
US$ 10.981,--
eiser 12
US$ 16.358,--
eiser 13
US$ 17.951,--
alle voormelde bedragen telkens te vermeerderen met de naar het recht van de Republiek Panama te berekenen wettelijke rente telkens gerekend vanaf de dag dat die bedragen opeisbaar werden tot aan de dag der algehele voldoening;
-veroordeelt Varun Asia om ter zake van gage, inclusief shorthand-compensatie voor eiser sub 1 en eiser sub 4, voor elke dag dat hierna vermelde eisers na 31 juli 2016 hun werkzaamheden aan boord van het Schip verrichten bij wijze van voorschot te betalen aan:
eiser 1
US$ 456,--
eiser 2
US$ 148,--
eiser 3
US$ 77,--
eiser 4
US$ 409,--
eiser 5
US$ 139,--
eiser 7
US$ 60,--
eiser 8
US$ 46,--
eiser 9
US$ 47,--
eiser 10
US$ 47,--
eiser 11
US$ 46,--
eiser 12
US$ 72,--
eiser 13
US$ 75,--
alle hier vermelde bedragen telkens te vermeerderen met de naar het recht van de Republiek Panama te berekenen wettelijke rente telkens gerekend vanaf de dag dat die bedragen opeisbaar werden of worden tot aan de dag der algehele voldoening;
-beveelt Varun Asia om binnen tien dagen na betekening aan haar van dit vonnis Eiser c.s. met uitzondering van eiser sub 6 te doen aflossen door vervangende bemanningsleden van dezelfde rang alsmede gelijktijdig een Chief Mate en een Chief Engineer te laten aanmonsteren opdat het Schip is bemand in overeenstemming met het “
Minimum Safe Manning Certificate van 1 juli 2015”;
-bepaalt dat Varun Asia per eiser een dwangsom verbeurt van US$ 2.000,-- voor iedere dag dat Varun Asia in gebreke blijft volledig aan voormeld bevel te voldoen, zulks tot een maximum van US$ 100.000,-- per eiser;
-veroordeelt Varun Asia om ter zake van kosten gemaakt voor verkrijging van een voor tenuitvoerlegging vatbare titel aan Eiser c.s. gezamenlijk bij wijze van voorschot te betalen een bedrag van US$ 13.000,--, te verminderen met
Afl. 2.676,25 (zijnde het hierna vermelde totaalbedrag aan kostenveroordeling krachtens het liquidatietarief);
-veroordeelt Varun Asia in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Eiser c.s., tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 676,25 aan verschotten en
Afl. 2.000,-- aan gemachtigdensalaris;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 24 augustus 2016.