ECLI:NL:OGEAA:2016:596

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 september 2016
Publicatiedatum
14 september 2016
Zaaknummer
K.G. no. 1882 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiel kort geding over doorbetaling loon na ontslag op staande voet

In deze zaak, die op 8 september 2016 werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde eiseres, een peuterleidster, dat haar werkgever, de stichting FUNDACION SKOL DI HUNGA CHIKITIN BIN BIN, haar loon zou doorbetalen na een ontslag op staande voet. Eiseres was sinds 8 januari 2011 in dienst en was op 10 juni 2016 ontslagen omdat de werkgever stelde dat zij zonder toestemming op vakantie was gegaan. Eiseres betwistte de geldigheid van het ontslag en voerde aan dat zij toestemming had gekregen voor onbetaald verlof. De werkgever daarentegen stelde dat er geen verlof was verleend en dat eiseres een uitdrukkelijk verbod had genegeerd.

Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat eiseres op 13 mei 2016 om onbetaald verlof had gevraagd, maar dat dit niet was goedgekeurd. Het gerecht oordeelde dat de werkgever een redelijk beleid had ten aanzien van verlof en dat eiseres, door zonder toestemming op vakantie te gaan, in strijd handelde met de regels. De rechter concludeerde dat het ontslag op staande voet gerechtvaardigd was, omdat eiseres op de hoogte was van het beleid en geen zwaarwegende redenen had om extra verlof aan te vragen. De vordering van eiseres werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de werkgever.

Uitspraak

Vonnis van 8 september 2016
K.G. no. 1882 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
Vonnis in kort geding tussen:
[eiseres],
wonende te Aruba,
eiser, hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. M.B. Boyce,
en
de stichting
FUNDACION SKOL DI HUNGA CHIKITIN BIN BIN,
gevestigd te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: de werkgever,
gemachtigde: de advocaat mr. R.C. Samuels.

1.De procedureHet verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift, met producties ingediend op 9 augustus 2016;
- een brief met producties van 19 augustus 2016 van de zijde van [eiseres];
- een brief met producties van 16 augustus 2016 van de zijde van de werkgever;
- de aantekeningen van de griffier van de behandeling ter openbare terechtzitting op
25 augustus 2016, waar de gemachtigden van partijen het woord hebben gevoerd aan de hand van de overgelegde pleitnotities en waar zij op elkaars stellingen hebben gereageerd.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De standpunten van partijen

2.1 [
eiseres] vordert bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
I. gedaagde te veroordelen om aan eiseres haar loon door te betalen vanaf 1 juli 2016, totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd;
II. te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7A:1614q van het Burgerlijk Wetboek van Aruba;
III. te vermeerderen met de wettelijke rente over het loon en de wettelijke verhoging;
IV. gedaagde te verplichten om binnen 48 uur na dit vonnis het loon van eiseres te betalen op straffe van een dwangsom van Afl. 500,-- per dag;
V. veroordeling van gedaagde tot betaling van Afl. 1.000,-- aan buitengerechtelijke incassokosten, kosten rechtens.
2.2 [
eiseres] legt aan deze vordering – samengevat – het volgende ten grondslag.
Zij is sinds 8 januari 2011 in dienst bij gedaagde als peuterleidster tegen een bruto uurloon van Afl. 10,47. Zij is bij brief van 10 juni 2016 op staande voet ontslagen. De reden was dat de werkgever niet in staat was een brief aan [eiseres] af te geven en dat zij vanaf 8 juni 2016 niet op het werk was verschenen. Volgens de werkgever zou zij zonder haar toestemming op vakantie zijn geweest. [eiseres] heeft bij brief van 14 juli 2016 de nietigheid ingeroepen van het ontslag en heeft aangeboden de bedongen werkzaamheden te blijven verrichten. Tot op heden heeft zij haar loon niet ontvangen.
2.3 [
eiseres] betwist dat de werkgever een dringende reden had haar te ontslaan. [eiseres] had namelijk op 13 mei 2016 van de coördinator [naam coördinator] (“roepnaam coördinator]”) toestemming gekregen om met onbetaald verlof te gaan voor een vakantie met haar man in de Verenigde Staten. Gedaagde stelt dat haar reglement vakanties buiten de schoolvakanties onmogelijk maakt, maar dat is niet juist. De mogelijkheid om onbetaald verlof te verlenen, vloeit voort uit artikel 13 van het Reglement. Ook in 2015 had [eiseres], net als twee andere collega’s, al eens onbetaald verlof gekregen.
2.4
De werkgever voert gemotiveerd verweer strekkend tot afwijzing van de vordering. Zij stelt dat haar werknemers 50 betaalde (school)vakantiedagen hebben en tussendoor in beginsel geen verlof krijgen, ook niet onbetaald. Dit hangt samen met de aard van hun werk. Zij geeft aan dat [eiseres] niet alleen geen verlof heeft gekregen maar zelfs een uitdrukkelijk verbod om met verlof te gaan heeft genegeerd. In het verleden is [eiseres] inderdaad eenmaal dispensatie verleend op grond van bijzondere omstandigheden.
3 De beoordeling
3.1
Het gerecht acht het spoedeisende belang gelet op de aard van de vordering aannemelijk. Voor toewijzing van een vordering in kort geding is vereist dat op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht en zonder nadere bewijsvoering, geoordeeld kan worden dat de bodemrechter met grote mate van waarschijnlijkheid de vordering van eiser zal toewijzen.
3.2
Als dringende reden voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7A:1615o, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek van Aruba worden beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang in aanmerking worden genomen. Tot deze omstandigheden behoren onder meer de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals diens leeftijd, de aard en duur van het dienstverband en de gevolgen van het ontslag op staande voet. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van de persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is.
3.3
Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding is aannemelijk geworden dat [eiseres] op 13 mei 2016 verlof heeft gevraagd aan [naam coördinatrice]. Deze laatste heeft namelijk ter zitting bevestigd dat [eiseres] op die datum om onbetaald verlof heeft gevraagd. [Coördinatrice] stelt dat zij geantwoord heeft dat dit niet werd verleend. Dat de werkgever geen toestemming heeft verleend, acht het gerecht vooralsnog aannemelijk omdat zijdens [eiseres] ook is aangevoerd (hetgeen door [naam coördinatrice] werd beaamd) dat [naam coördinatrice] tegen haar zou hebben gezegd: als je gaat, ga je op eigen risico. Dat impliceert dat er voorshands van moet worden uitgegaan dat er geen verlof is verleend en dat [eiseres] desondanks is vertrokken.
3.4
De vraag is wat de consequentie hiervan moet zijn. Eiseres beroept zich op artikel 13 van het reglement van de werkgever dat het geven van onbetaald verlof mogelijk zou maken. Zij moet dus ook bekend zijn geweest met artikel 12 van dat reglement, dat bepaalt dat geen vakantie op schooldagen wordt verleend. Dat artikel 13 in de daar beschreven bijzondere gevallen en ook daarbuiten ruimte laat om uitzonderingen op dit beleid te maken, en dat die uitzonderingen blijkbaar ook wel eens zijn gemaakt (in haar geval één keer), betekent nog niet dat de werknemer daar redelijkerwijs recht op heeft of dat de werkgever onredelijk of willekeurig handelt door de hoofdregel te handhaven. Uit hetgeen door [eiseres] is aangevoerd, kan redelijkerwijs evenmin worden afgeleid dat er bij deze werkgever sprake was van een situatie waarbij de werknemer er vanuit mocht gaan dat een verzoek om extra verlof wel zou worden ingewilligd. Het gerecht acht de hoofdregel bovendien redelijk en van groot gewicht in het bijzonder voor de kleuterschool, voor de kinderen en voor hun ouders, maar ook voor de collega’s die de eenzijdig opgenomen extra vakantie van [eiseres] moeten opvangen. Het zeer ruime aantal dagen betaald verlof, namelijk 50, waarop de medewerkers aanspraak kunnen maken, rechtvaardigt eens te meer het restrictieve beleid van de school ten aanzien van extra verlof buiten de schoolvakanties. [Eiseres] had bovendien geen bijzondere reden of zwaarwegend belang om extra verlof te vragen. Vakantiereizen kunnen ook in de schoolvakantie worden geboekt. Andere bijzondere omstandigheden die moeten worden meegewogen, zijn vooralsnog niet gebleken. Dat [naam coördinatrice] niet had mogen volstaan met de mededeling ‘dan ga je op eigen risico’, zoals ter zitting nog is aangevoerd, maar duidelijk had moeten zeggen dat ontslag de consequentie zou zijn, is een redenering die het gerecht niet volgt. [Naam coördinatrice] is geen bestuurder van gedaagde, kan dat soort beslissingen dus niet nemen, en de woorden die zij heeft gebezigd, laten aan duidelijkheid trouwens weinig te wensen over.
3.5
Vooralsnog oordelend, luidt de slotsom dat [eiseres] tegen het haar bekende beleid in en welbewust zonder toestemming van de werkgever met vakantie is gegaan. Dit ongeoorloofde verlof levert in de gegeven omstandigheden voldoende grondslag op voor het gegeven ontslag. Haar vordering zal derhalve worden afgewezen.
3.6
Eiseres wordt, nu zij in het ongelijk is gesteld, in de kosten van de procedure veroordeeld.

5.De beslissing

De rechter in dit gerecht, recht doende in kort geding:
Wijst de vordering af.
Veroordeelt eiseres in de kosten van het geding aan de zijde van gedaagde, tot op heden bepaald op Afl. 1.000,-- aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.H. Lemaire, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 8 september 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.