Uitspraak
1.[naam],
[naam],
3.[naam gedaagde 1],
[naam gedaagde 2],
[naam gedaagde 3],
1. DE PROCEDURE
- het inleidend verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, gaat het om een verkeersongeval dat plaatsvond op 1 augustus 2014. Eiseres sub 1, een minderjarig meisje, raakte ernstig gewond en liep een dwarslaesie op toen zij met haar moeder op een quad voor een stoplicht stond te wachten. Gedaagde sub 1, de bestuurder van de auto die de quad aanreed, was op dat moment 17 jaar oud en beschikte niet over een rijbewijs. De auto was eigendom van gedaagde sub 2. De eisers, die de ouders van het slachtoffer zijn, vorderden schadevergoeding van de gedaagden op basis van onrechtmatige daad en de Landsverordening wegverkeer.
De eisers stelden dat gedaagde sub 1 aansprakelijk was voor de schade die het gevolg was van zijn onrechtmatige daad. Daarnaast werd gedaagde sub 2 aansprakelijk gesteld op grond van artikel 19 van de Landsverordening wegverkeer, omdat hij eigenaar was van de auto. Gedaagde sub 3, de vader van gedaagde sub 1, werd ook aansprakelijk gesteld op basis van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek, omdat hij zijn minderjarige zoon zonder rijbewijs met de auto had laten rijden.
Het Gerecht oordeelde dat gedaagde sub 1 aansprakelijk was voor het ongeval en de daaruit voortvloeiende schade. De vordering van de eisers om een voorschot van € 100.000,-- op de immateriële schadevergoeding toe te kennen, werd toegewezen. De aansprakelijkheid van gedaagde sub 2 en sub 3 werd echter afgewezen, omdat zij niet voldoende zorg hadden betracht om te voorkomen dat hun zoon met de auto zou rijden. Het vonnis werd uitgesproken op 10 februari 2016 door mr. P.A.H. Lemaire.