ECLI:NL:OGEAA:2016:618

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 september 2016
Publicatiedatum
23 september 2016
Zaaknummer
EJ nr. 817 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake loonvordering en arbeidsovereenkomst tussen verzoekster en [naam bedrijf]

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.G. Kock, een loonvordering ingediend tegen verweerster, [naam bedrijf], vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E.E. Rosenstand. De procedure vond plaats op 20 september 2016, na een mondelinge behandeling op 30 augustus 2016 waarbij verzoekster niet aanwezig was. De kern van het geschil betreft de betaling van loon door [naam bedrijf] aan verzoekster voor werkzaamheden die zij heeft verricht van 25 oktober 2015 tot 12 december 2015. Verzoekster stelt dat zij recht heeft op doorbetaling van haar salaris, terwijl [naam bedrijf] aanvoert dat er geen schriftelijke arbeidsovereenkomst is en dat de arbeidsovereenkomst derhalve als onbepaalde tijd geldt.

Het Gerecht oordeelt dat [naam bedrijf] haar loonbetalingsverplichting niet is nagekomen en dat verzoekster recht heeft op een bedrag van Afl. 3.863,03 bruto. Echter, het Gerecht overweegt ook dat verzoekster haar werkzaamheden heeft opgeschort en dat zij geen aanspraak kan maken op loon voor de periode na 12 december 2015, omdat zij zich niet beschikbaar heeft gehouden voor haar werk. De loonvordering wordt daarom gematigd tot nihil voor de periode na 12 december 2015. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij haar eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Beschikking van 20 september 2016
behorend bij EJ nr. 817 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak tussen:
[Verzoekster],
wonende in Aruba,
verzoekster, hierna te noemen [verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
en:
[naam bedrijf] VBA,
gevestigd in Aruba,
verweerster, hierna te noemen [naam bedrijf],
gemachtigde: de advocaat mr. E.E. Rosenstand.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift,
  • het verweerschrift,
  • de aantekeningen van de mondelinge behandeling van 30 augustus 2016, waaruit blijkt dat verzoekster niet is verschenen, haar gemachtigde voornoemd wel en verweerster bij haar directeur dhr. [naam directeur], bijgestaan door haar gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1 [
verzoekster] is op 1 november 2015 in opdracht van [naam bedrijf] schilderwerkzaamheden gaan verrichten in hotel [naam hotel] tegen een uurloon van Afl. 12,00.
2.4
Over de periode 25 oktober 2015 tot 12 december 2015 heeft [verzoekster] haar werkzaamheden verricht, zonder dat [naam bedrijf] haar loon heeft doorbetaald.
2.5
Op 12 december 2015 heeft [naam hotel] [naam bedrijf] verzocht het bouw terrein te verlaten en heeft [naam bedrijf] geen werkzaamheden meer verricht in opdracht van en voor rekening van haar principaal, [naam principaal].

3.HET VERZOEK

3.1 [
verzoekster] verzoekt, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, [naam bedrijf] te veroordelen om haar salaris door te betalen vanaf 25 oktober 2015 tot de dag dat het dienstverband rechtsgeldig is geëindigd en met veroordeling van [naam bedrijf] in de kosten van de procedure.
3.2.
Aan dit verzoek legt [verzoekster] het volgende - samengevat - ten grondslag.
[verzoekster] heeft haar verplichtingen vanaf 12 december 2015 opgeschort, omdat [naam bedrijf] haar salaris niet meer uitbetaalde. Het dienstverband is nog immer in stand en aldus maakt [verzoekster] aanspraak op loondoorbetaling tot einde dienstverband.
3.3 [
naam bedrijf] voert verweer dat bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Als eerste dient de vraag te worden beantwoord op welke basis [verzoekster] werkzaam was voor [naam bedrijf]. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
4.2
Volgens [naam bedrijf] zijn partijen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aangegaan, te weten voor de duur van een project bij hotel [naam hotel]. Ingevolge het bepaalde in artikel 7A:1613x BWA dient een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd schriftelijk te zijn aangegaan. Nu tussen partijen geen schriftelijke arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen, gelden de bepalingen ter zake de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Dit heeft tot gevolg dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen uitsluitend kan eindigen, door opzegging na verkregen ontslagvergunning, beëindiging met wederzijds goedvinden dan wel ontbinding door de rechter. Hiervan is geen sprake. Dit heeft tot gevolg dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog immer in stand is.
4.3
Vast staat dat [naam bedrijf] haar loonbetalingsverplichting jegens [verzoekster] vanaf 25 oktober 2015 niet is nagekomen, omdat zij - zoals [naam bedrijf] eveneens onweersproken stelt - haar principaal ([naam principaal]) haar niet betaalde. Desalniettemin erkent [naam bedrijf] de verschuldigdheid van het overeengekomen loon over deze periode. [naam bedrijf] heeft berekend dat zij over de periode van 25 oktober tot 12 december 2015 aan [verzoekster] een bedrag ad Afl. 3.863,03 bruto verschuldigd is. Dit bedrag heeft [verzoekster] niet weersproken, zodat dit toegewezen wordt.
4.4
Voorts staat vast dat [verzoekster] en haar collega’s op 12 december 2015 het werk hebben neergelegd en zij zich vanaf deze datum op een ‘opschortingsrecht’ beroepen. In boek 7A:BWA is evenwel geen algemeen opschortingsrecht geregeld, vergelijkbaar met het bepaalde in artikel 6:52 BWA. De sanctie op het niet nakomen van de betalingsverplichting door de werkgever, is geregeld in een lex specialis, te weten artikel 7A:1614q BWA is. De gebruikelijke reactie op het niet betalen van het loon is om in een kort geding-procedure loondoorbetaling te eisen en aanspraak te maken op de wettelijke verhoging en de wettelijke rente. Vanaf het moment dat [verzoekster] haar werk neerlegde, op 12 december 2015, geldt de hoofdregel van artikel 7A:1614b BWA, te weten ‘geen arbeid, geen loon’.
Dit heeft tot gevolg dat [verzoekster] geen aanspraak heeft op loon in de periode van 12 december 2015 tot 21 maart 2016, zijnde de datum dat zij zich beschikbaar stelde voor de bedongen arbeid. Afgezien van deze eenmalige beschikbaarstelling bij brief van 21 maart 2016 heeft [verzoekster] niets gedaan waaruit blijkt dat zij zich beschikbaar hield voor haar werk bij [naam bedrijf]. Gelet op het tijdverloop tussen het (onterechte) beroep op opschorting en de beschikbaarstelling alsmede het feit dat [naam bedrijf] door het verliezen van de opdracht in zwaar weer is komen te verkeren, acht het gerecht termen aanwezig om de loonvordering te matigen tot nihil.
4.5
In het licht van het voorgaande acht het gerecht termen aanwezig om de proceskosten te compenseren.

5.DE BESLISSING

het gerecht:
5.1
veroordeelt [naam bedrijf] om aan [verzoekster] te betalen een bedrag ad Afl. 3.863,03 bruto;
5.2
bepaalt dat elke partij de eigen kosten draagt;
5.3
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Y.M. Vanwersch rechter in dit gerecht, ter zitting van dinsdag 20 september 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.