ECLI:NL:OGEAA:2016:626

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 september 2016
Publicatiedatum
23 september 2016
Zaaknummer
EJ nr. 2331 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijfplaats en omgangsregeling van minderjarige na echtscheiding

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 19 september 2016 een beschikking gegeven in de procedure met EJ nr. 2331 van 2015. De zaak betreft een geschil tussen een man en een vrouw, beiden wonende in Aruba, over de hoofdverblijfplaats en omgangsregeling van hun minderjarige kind na hun echtscheiding. De man werd vertegenwoordigd door advocaat mr. N.S. Gravenstijn en de vrouw door advocaat mr. C.S. Edwards. De procedure volgde op een eerdere beschikking van 18 januari 2016, waarin de echtscheiding werd uitgesproken.

De beoordeling van het verzoek om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige te bepalen, werd gedaan aan de hand van het rapport van de Voogdijraad van 11 april 2016 en de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 30 mei 2016. Het gerecht weegt de mogelijkheden van beide ouders af in het belang van het kind. De moeder woont met haar moeder en oudste zoon in een trailer, terwijl de vader in een huis met een tuin woont en de minderjarige daar zijn eigen slaapkamer heeft. De Voogdijraad concludeert dat de minderjarige beter af is bij de vader, gezien de stabiliteit en structuur die hij daar ervaart.

De omgangsregeling, die eerder was vastgesteld op 26 oktober 2015, wordt door de Voogdijraad als goed beoordeeld en het gerecht besluit deze niet te wijzigen. De beschikking bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader zal zijn, met een omgangsregeling waarbij de minderjarige om de week van woensdagmiddag tot woensdagochtend bij de vader verblijft. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, mits de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

Uitspraak

Beschikking van 19 september 2016
behorend bij EJ nr. 2331 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak tussen:
[naam],
wonende in Aruba,
hierna te noemen: de man,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn,
en
[naam],
wonende in Aruba,
hierna te noemen: de vrouw,
gemachtigde: de advocaat mr. C.S. Edwards.

1.HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het eerder verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van dit gerecht van 18 januari 2016, waarbij onder meer de echtscheiding tussen partijen is uitgesproken.
De verdere procedure blijkt uit:
- het rapport van de Voogdijraad van 11 april 2016;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 30 mei 2016, waaruit blijkt dat zijn verschenen partijen bijgestaan door hun gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

Hoofdverblijf

2.1
Het gerecht dient bij de beoordeling van het verzoek ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige - in het licht van hetgeen in het belang van het kind wenselijk is - de mogelijkheden die ieder der ouders aan het kind biedt of kan bieden af te wegen en aan de hand daarvan te beoordelen bij wie van de ouders de minderjarige het beste geplaatst kan worden.
2.2
Uit het rapport van de Voogdijraad blijkt het volgende. Moeder woont met haar moeder en haar oudste zoon in een trailer. De moeder, de oudste zoon en de minderjarige slapen in dezelfde kamer. Daar is een peuter bed aanwezig waar de minderjarige op slaapt. Moeder is het absoluut niet eens met de huidige omgangsregeling. De minderjarige is sinds zijn geboorte ingeschreven bij de woning van vader. De minderjarige is aldaar opgegroeid. Vader woont bij zijn moeder in huis. De woning is voorzien van een grote onderhouden tuin. Voorin bevindt zich een patio waar zij de meeste tijd doorbrengen. Daar speelt de minderjarige het meest met zijn speelgoed. De minderjarige heeft een eigen slaapkamer die helemaal ingericht is met spullen voor de minderjarige. De vader staat er financieel beter voor dan moeder. De leidster van de crèche van de minderjarige merkt verandering in het gedrag bij de minderjarige voor wat betreft zijn uitbarstingen wanneer hij bij de vader is. Daar lijkt hij iets meer structuur te krijgen. De minderjarige had volgens de leidster in het begin moeite met de omgangsregeling. Inmiddels is de minderjarige hieraan gewend. De leidster is van mening dat de omgangsregeling niet gewijzigd moet worden.
2.3
Het gerecht zal bepalen dat de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats bij de vader zal hebben, nu zulks, gelet op het rapport van de Voogdijraad, beter is voor de minderjarige.
Omgang
2.4
De bij beschikking van 26 oktober 2015 vastgestelde omgangsregeling loopt volgens de Voogdijraad goed. De Voogdijraad acht het niet in het belang van de minderjarige indien de huidige omgang veranderd zou worden. Het gerecht zal in het belang van de minderjarige dienovereenkomstig beslissen.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt het hoofdverblijf van de zoon bij de man,
bepaalt de omgangsregeling tussen partijen en de zoon als volgt:
- om de week: vanaf woensdagmiddag tot woensdagochtend,
waarbij de man de zoon van en naar de crèche haalt en brengt,
wijst het meer of anders verzochte af,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad indien en voor zover de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand is ingeschreven.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.M.D. Angela, rechter in dit gerecht, ter zitting van maandag 19 september 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.