ECLI:NL:OGEAA:2016:626
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bepaling hoofdverblijfplaats en omgangsregeling van minderjarige na echtscheiding
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 19 september 2016 een beschikking gegeven in de procedure met EJ nr. 2331 van 2015. De zaak betreft een geschil tussen een man en een vrouw, beiden wonende in Aruba, over de hoofdverblijfplaats en omgangsregeling van hun minderjarige kind na hun echtscheiding. De man werd vertegenwoordigd door advocaat mr. N.S. Gravenstijn en de vrouw door advocaat mr. C.S. Edwards. De procedure volgde op een eerdere beschikking van 18 januari 2016, waarin de echtscheiding werd uitgesproken.
De beoordeling van het verzoek om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige te bepalen, werd gedaan aan de hand van het rapport van de Voogdijraad van 11 april 2016 en de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 30 mei 2016. Het gerecht weegt de mogelijkheden van beide ouders af in het belang van het kind. De moeder woont met haar moeder en oudste zoon in een trailer, terwijl de vader in een huis met een tuin woont en de minderjarige daar zijn eigen slaapkamer heeft. De Voogdijraad concludeert dat de minderjarige beter af is bij de vader, gezien de stabiliteit en structuur die hij daar ervaart.
De omgangsregeling, die eerder was vastgesteld op 26 oktober 2015, wordt door de Voogdijraad als goed beoordeeld en het gerecht besluit deze niet te wijzigen. De beschikking bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader zal zijn, met een omgangsregeling waarbij de minderjarige om de week van woensdagmiddag tot woensdagochtend bij de vader verblijft. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, mits de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.