ECLI:NL:OGEAA:2016:633

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 september 2016
Publicatiedatum
28 september 2016
Zaaknummer
A.R. 2378 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burenrechtelijke geschil over hinder door illegale vuilstort en graafwerkzaamheden

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een burenconflict tussen Eiser 1 c.s. en Gedaagde. Eiser 1 c.s. zijn eigenaren van een perceel en hebben in 2006 hun woning betrokken. Gedaagde is eigenaar van een aangrenzend perceel waar sinds 2008 werkzaamheden plaatsvinden die overlast veroorzaken. Eiser 1 c.s. hebben geklaagd over hinder door zeefwerkzaamheden en illegale vuilstort op het terrein van Gedaagde. Gedaagde heeft geen hindervergunning en is eerder veroordeeld tot betaling van een geldboete wegens illegale vuilstort. Eiser 1 c.s. vorderen dat Gedaagde stopt met de onrechtmatige hinder en eisen schadevergoeding.

De rechter heeft vastgesteld dat de vordering van Eiser 1 c.s. is gebaseerd op hinder in de zin van de artikelen 5:37 en 6:162 BW. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor het opvullen van gaten op zijn terrein. De rechter heeft besloten om een plaatsopneming te gelasten om de situatie ter plaatse te beoordelen. Partijen moeten op 31 oktober 2016 in persoon verschijnen voor deze plaatsopneming, waarna de zaak opnieuw op de rol zal komen. De rechter houdt verdere beslissingen aan tot na de plaatsopneming.

Uitspraak

Vonnis van 21 september 2016
Behorend bij A.R. 2378 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
Eiser 1
en
Eiser 2,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Eiser 1 c.s. respectievelijk Eiser 1 en Eiser 2,
gemachtigde: de advocaat mr. E.C.P.M. Kok,
tegen:
Gedaagde,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Gedaagde,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M.M.C. Ecury.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Partijen zijn buren. Eiser 1 c.s. zijn eigenaren van en wonen op het perceel [adres X]. Gedaagde is eigenaar van het perceel [adres Y]. Beide percelen zijn gelegen aan een openbare zandweg.
2.2
Eiser 1 c.s. hebben hun perceel in 2006 gekocht en, na renovatie, de woning in december 2007 betrokken. Op het naastgelegen perceel [adres Y] vonden vanaf februari 2008 werkzaamheden plaats die aanvankelijk bestonden uit het zeven van zand.
2.3
De rechtsvoorganger van Gedaagde is op 13 juli 2009 overleden. Gedaagde heeft de bedrijfsactiviteiten voortgezet. In november 2009 hebben Eiser 1 c.s. geklaagd over overlast door zeefwerk op 50 meter afstand van de erfgrens. Partijen hebben vervolgens afgesproken dat de zeefwerkzaamheden zouden worden verplaatst naar de zuidkant van het perceel van Gedaagde.
2.4
Vanaf begin december 2011 wordt, onder meer met gebruikmaking van dumptrucks en pick-ups afval op het terrein van Gedaagde gestort. Gedaagde beschikt niet over een hindervergunning. Gedaagde is veroordeeld tot betaling van een geldboete van Afl. 6.500, wegens (in de onbestreden woorden van Eiser 1 c.s.) ‘illegale vuilstort’ [1] . Op het terrein is meermaals brand uitgebroken.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiser 1 vordert – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van Gedaagde tot staking van “diens onrechtmatige inbreuk op het (buren)recht” van Eiser 1 c.s. binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, door geen vuilstortplaats meer te exploiteren dan wel toe te staan dat zijn terrein gebruikt wordt als vuilstortplaats, dan wel vuil te laten storten op zijn terrein, dan wel graaf- en stortwerkzaamheden te (laten) verrichten op zijn terrein, met verklaring voor recht dat Gedaagde onrechtmatig hinder toebrengt en met veroordeling van Gedaagde tot betaling van Afl. 47.162, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en te vermeerderen met wettelijke rente betaling en met veroordeling van Gedaagde tot vergoeding van de proceskosten.
3.2
Eiser 1 c.s. gronden de vordering erop dat Gedaagde onrechtmatig hinder veroorzaakt.
3.3
Gedaagde voert hiertegen verweer, met vordering tot veroordeling van Eiser 1 in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het gerecht stelt vast dat Eiser 1 c.s. vorderen dat de onrechtmatige inbreuk op hun burenrecht door Gedaagde wordt gestaakt doordat Gedaagde - kort gezegd – geen vuil meer mag (doen) storten op zijn terrein dan wel daar graaf- en “stortwerkzaamheden” mag doen plaatsvinden. Dat is derhalve het al dan niet onrechtmatige handel en/of nalaten waar het in deze zaak over gaat. Nu geen verbod wordt gevraagd met betrekking tot het zeven van zand is de discussie tussen partijen met betrekking tot deze activiteit voor de beslissing op de vordering irrelevant. Dat het terrein vroeger werd gebruikt voor afgraving is evenmin relevant.
4.2
Gedaagde voert aan dat Eiser 1 c.s. de vordering niet kan baseren “op de toepassing van bestuursdwangmaatregelen” en Eiser 1 c.s. de toepassing daarvan dienen te verzoeken via de administratiefrechtelijke weg. Gedaagde miskent daarmee de vorderingsgrondslag van Eiser 1 c.s. Die baseren zich immers op hinder in de zin van de artikelen 5:37 en 6:162 BW. Dat Eiser 1 c.s. mogelijk de door hen ervaren hinder ook langs administratiefrechtelijke weg zouden kunnen doen wegnemen door tussenkomst van een bestuursorgaan, doet aan hun bevoegdheid om te proberen datzelfde langs civielrechtelijke weg te bewerkstelligen niet af.
4.3
Volgens Gedaagde wordt op zijn terrein zand, grofvuil en (organisch) afval gestort. Gedaagde betoogt dat dat noodzakelijk is omdat het terrein vroeger werd gebruikt voor afgraving waardoor een kraterachtig landschap is ontstaan. De gaten die door afgraving zijn ontstaan worden nu gevuld. Het gaat om opvul- en nivelleringswerkzaamheden met grof materiaal/bouwpuin.
4.4
Het gerecht wenst de situatie ter plaatse te zien. Daarom zal een plaatsopneming als bedoeld in artikel 175 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) worden gelast.
4.5
Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechter ter plaatse een comparitie kan bevelen om inlichtingen over de zaak in te winnen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
beveelt een plaatsopneming / bezichtiging, alsmede een verschijning van partijen (comparitie), voor het geven van inlichtingen en om te bespreken of het geschil op een andere manier kan worden opgelost dan door voort te procederen op de terechtzitting van mr. W.J. Noordhuizen op het adres [adres X] op maandag 31 oktober 2016 van 15:00 uur tot (circa) 16:30 uur;
bepaalt dat de partijen dan in persoon aanwezig moeten zijn,
bepaalt dat de partij die op genoemd tijdstip niet kan verschijnen schriftelijk en gemotiveerd aan het gerecht - ter attentie van de rechter die dit vonnis wijst en wiens naam onderaan het vonnis staat - om een nadere dag- en uurbepaling dient te vragen onder opgave van de verhinderdata van alle partijen in de drie maanden volgend op het uitstelverzoek,
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen op een dag die na afloop van de plaatsopneming / bezichtiging zal worden vastgesteld,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 21 september 2016 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.In de woorden van Gedaagde: het illegaal storten of laten starten [lees: storten] van afval op zijn terrein.