ECLI:NL:OGEAA:2016:637

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 september 2016
Publicatiedatum
29 september 2016
Zaaknummer
K.G. no. 1657 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over bouw van condominiumcomplex in beschermd gebied

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 21 september 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Aruba Birdlife Conservation (ABC) en de naamloze vennootschap PGM Condobuilders N.V. (PGM), met als eiser het Land Aruba. ABC verzocht om een verbod op de bouw van een condominiumcomplex op een perceel dat volgens hen als beschermd gebied moet worden aangemerkt. ABC stelde dat PGM onrechtmatig handelde door te bouwen zonder de benodigde vergunningen en dat de bouw schadelijk zou zijn voor de flora en fauna in het gebied. PGM had echter al aanzienlijke investeringen gedaan en was in de bouw gestart, wat ABC al in 2014 had kunnen weten. Het Gerecht oordeelde dat PGM er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij niet geconfronteerd zou worden met de rechtsvorderingen van ABC, omdat deze pas in april 2016 protesteerde tegen de bouw. Het verzoek van ABC werd afgewezen, en ABC werd veroordeeld in de proceskosten. Het Gerecht oordeelde dat de belangen van PGM zwaarder wogen dan die van ABC, en dat er geen zwaarwegende redenen waren om de bouw te staken.

Uitspraak

Vonnis van 21 september 2016
Behorend bij K.G. no. 1657 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de hoofdzaak van:
de stichting
ARUBA BIRDLIFE CONSERVATION,
gevestigd in Aruba,
eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident tot tussenkomst of voeging;
hierna ook te noemen: ABC,
gemachtigde: de advocaat mr. G.W. Rep,
tegen:
de naamloze vennootschap
PGM CONDOBUILDERS N.V.,
gevestigd in Aruba,
gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident tot tussenkomst of voeging;
hierna ook te noemen: PGM,
gemachtigde: de advocaat mr. R.T.J.M. Oomen,
en in het incident tot tussenkomst of voeging van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
HET LAND ARUBA,
zetelend in Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: het Land,
gemachtigde: de advocaat mr. S.R. Hagen,
tegen:
ABC en PGM,
verweerders.

1.DE PROCEDURE

in de hoofdzaak en in het incident

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-het incidentele verzoekschrift van het Land tot tussenkomst of voeging (aan de zijde van PGM) in de hoofdzaak;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter openbare terechtzitting van 2 september 2016.
1.2
ABC is ter zitting verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door dhr. [voorzitter ABC] en mw. [secretaris ABC] (voorzitter respectievelijk secretaris van ABC). PGM is eveneens bij haar gemachtigde ter zitting verschenen, die werd vergezeld door dhr. [directeur] en dhr. [directeur] (beiden directeur van PGM) en voorts door dhr. [chef] (chef financiële zaken bij PGM). Het Land is verschenen bij zijn gemachtigde, die werd vergezeld door dhr. [ambtenaar] en dhr. [ambtenaar] (beiden ambtenaar in dienst van het Land en werkzaam bij de DIP).
1.3
Partijen hebben in het incident over en weer het woord gevoerd, ABC onder overlegging van een pleitnota. Na afloop daarvan heeft het Gerecht aanstonds mondeling uitspraak gedaan in het incident behoudens met betrekking tot de incidentele proceskosten, welke uitspraak thans voorzien van motivering in dit vonnis wordt neergelegd.
1.4
In de hoofdzaak hebben partijen (het Land als gevoegde partij aan de zijde van PGM) vervolgens eveneens in twee termijnen het woord gevoerd - mede aan de hand van door hen overgelegde pleitnota’s, die van ABC en PGM voorzien van tijdig ingezonden nadere producties - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.5
Vonnis in de hoofdzaak en in het incident ter zake van proceskosten is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

in het incident tot tussenkomst of voeging

2.1
Het Land vordert primair tussenkomst in de hoofdzaak, en subsidiair voeging aan de zijde van PGM.
2.2.1
PGM heeft geen bezwaar tegen toewijzing van de incidentele vordering van het Land, en refereert ter zake van de vraag of tussenkomst of voeging moet worden toegewezen aan het oordeel van het Gerecht.
2.2.2
ABC voert verweer, en concludeert tot afwijzing van het door het Land verzochte, kosten rechtens.
in de hoofdzaak
2.3
ABC vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. PGM gebiedt om met betrekking tot het (bij partijen genoegzaam bekende) in Aruba te Bubali gelegen perceel 4313 (hierna: het perceel) iedere bulldozer-, sloop- en/of bouwactiviteiten en alles wat met de verwezenlijking van het op het perceel te bouwen condominiumcomplex van doen heeft te staken en gestaakt te houden voorzover die strijdig zijn met de huidige bestemming van beschermd gebied, één en ander totdat onherroepelijk is vastgesteld dat het perceel volgens het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan (hierna: het ROP) niet langer als groengebied heeft te gelden, en bepaalt dat PGM ten behoeve van ABC een dwangsom verbeurt van Afl. 250.000,-- per dag of deel daarvan dat PGM dit te geven gebod niet opvolgt;
b. PGM gebiedt de op of bij het perceel aanwezige bouwkraan te verwijderen totdat onherroepelijk is vastgesteld dat het perceel volgens het ROP niet langer als groengebied heeft te gelden, en bepaalt dat PGM ten behoeve van ABC een dwangsom verbeurt van Afl. 250.000,-- per dag of deel daarvan dat PGM dit te geven gebod niet opvolgt;
c. PGM gebiedt om hetgeen op het perceel is gebouwd met alle zorgvuldigheid te slopen en het perceel weer terug te brengen in dezelfde staat als waarin het zich bevond voor de door PGM verrichte bouwactiviteiten, en bepaalt dat PGM ten behoeve van ABC een dwangsom verbeurt van Afl. 250.000,-- per dag of deel daarvan dat PGM dit te geven gebod niet opvolgt;
d. te dezen verdere of andere juist voorkomende beslissingen neemt;
e. PGM veroordeelt in de proceskosten.
2.4.1
PGM voert verweer, en concludeert dat ABC niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte, althans tot afwijzing daarvan, althans dat in geval van toewijzing van één of meer vorderingen van ABC dit vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard, althans dat als dit toch gebeurt ABC op de voet van artikel 53 lid 3 Rv ten behoeve van PGM Afl. 20.000.000,-- aan zekerheid dient te stellen voor verhaal van door PGM te lijden schade, kosten rechtens.
2.4.2
Het Land voert eveneens verweer en concludeert dat ABC niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte, althans tot afwijzing daarvan, kosten rechtens.
in de hoofdzaak en in het incident tot tussenkomst of voeging
2.5
Voor zover van belang voor de beslissingen worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

in het incident tot tussenkomst of voeging

3.1
De primaire vordering van het Land tot tussenkomst wordt afgewezen, omdat het Land in de hoofdzaak geen zelfstandige eis instelt.
3.2
De subsidiaire vordering van het Land tot voeging aan de zijde van PGM wordt toegewezen (met hetgeen hiervoor reeds meermalen rekening is gehouden), nu het Land naar het oordeel van het Gerecht voldoende belang heeft bij de uitkomst van de tussen ABC en PGM aanhangige en nog te behandelen hoofdzaak. Zie in dit verband artikel 214 Rv.
3.3
ABC zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de incidentele proceskosten van het Land, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 500,--. Tussen het Land en PGM zullen die kosten worden gecompenseerd aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt, omdat PGM geen bezwaar heeft gemaakt tegen toewijzing van de incidentele vordering van het Land.
in de hoofdzaak
3.4
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit volgt dat ABC niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte. ABC vordert staking en het gestaakt houden van beweerdelijk onrechtmatig handelen door PGM. De burgerlijke rechter is bevoegd om kennis te nemen van en te oordelen over een dergelijke vordering. De ontvankelijkheidsweren van PGM en van het Land worden verworpen.
3.5
Het spoedeisend belang van ABC bij haar vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde liggende stellingen. De verweren van PGM en van het Land op dit onderdeel worden verworpen.
3.6
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd betwist, alsmede op grond van de inhoud van de overgelegde producties voorzover uitdrukkelijk naar verwezen en voorzover niet of onvoldoende bestreden, staat tussen partijen onder meer het volgende vast.
3.6.1
PGM is een (bouw)constructiebedrijf dat zich onder meer bezighoudt met de bouw van condominiums.
3.6.2
Op 15 januari 2013 en op 25 september 2013 heeft PGM het Land verzocht om verlening van een recht van erfpacht aan de zuidgrens van het zogeheten en bij partijen genoegzaam bekende Blue Project. Op 2 juli 2014 is middels ministeriële beschikking een optierecht verleend aan PGM met betrekking tot het perceel. In artikel 4 sub b van dat recht staat dat PGM de voor de aanvraag van de bouwvergunning (voor het door haar op het perceel te bouwen project) benodigde gedetailleerde bouwtekeningen ter goedkeuring dient over te leggen aan de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie (hierna: de Minister). Uit die tekeningen moest - in overleg met de Dienst Openbare Werken (hierna: de DOW) - onder meer blijken dat het door PGM op het perceel te bouwen project (hierna: het project) in de omgeving en binnen de bestemming natuur- en groengebied past. Artikel 4 sub k van het optierecht bepaalt dat PGM ter goedkeuring van haar project tevens een zogeheten “
Environmental Impact Assessment” moest overleggen aan de Minister.
3.6.3
Ter invulling van voormelde uit artikel 4 sub k van het optierecht voor PGM voortvloeiende verplichting heeft zij door Ecovision N.V. (hierna: Ecovision) een Environmental Impact Assessment laten opstellen. In het kader van de opstelling daarvan heeft Ecovision enkele non-gouvernementele organisaties als belanghebbenden geïdentificeerd, waaronder begrepen ABC. Op 29 augustus 2014 hebben PGM en Ecovision overleg gevoerd met voornoemde voorzitter van ABC. Op enig in oktober 2014 gelegen moment heeft Ecovision mede op grond van dat overleg het rapport geheten Environmental Impact Assessment Project Azure, Eagle Beach uitgebracht (hierna: het rapport).
3.6.4
Het rapport vermeldt onder meer:

(…).
4.2
NGOs’ views
Aruba Birdlife Conservation
A meeting was held with Mr. [voorzitter ABC] on August 29, 2014. The Bubali Wetland is an internationally recognized important Bird Area (IBA). According to Aruba Birdlife Conservation (ABC), pelicans and frigates are breeding in the vegetation bordering the pond. There is an abundance of herons and egrets, and also flycatchers and green hummingbirds are frequently seen in the area. On the other hand the wetland is under severe stress, and the increasing pressure by new developments must be taken seriously. In the recent history there have been 4 incidents of oxygen depletion, combined with fish mortality, some dead birds and reported presence of harmful bacteria.
For the future of the wetland, measures that assure the mixing of the waterbody are considered essential by ABC. The type of mixing mechanism should be given consideration, since e.g. windmills could be unsuitable because these could harm the birds physically. Furthermore, the periodical removal of water plants is essential for the mixing of the water body.
Aruba Birdlife Conservation recommends the project team of PGM to be in contact with a number of persons and organizations. Besides the existing contacts, ABC recommends to be in contact with the Department of Nature Management and Environment of Aruba, because this department will also evaluate the EIA for this project. In addition, Mr. [werknemer] of Santa Rosa (LVV) should be contacted because of his expertise in the field of wetlands.
(…).
6.3
Flora and fauna
The original flora wil be replaced by tropical garden vegetation. Although the original vegetation on the project site was secondary and not yet matured, it provided a habitat for a variety of insects and small animals such as mice and lizards. The anticipated change in vegetation may result in a future change of fauna as well, for instance the kinikini (…), which feeds on small animals, may use less area in the future.
Even though the bufferzone between the 8 villas at the east site of the project and the mangrove fringe of Bubali Pond is relatively narrow, it is not expected that the most nearby natural values, i.e. the fauna in the mangrove zoned, will be harmed. (…).
The lighting of the buildings has a possible impact on fauna, in particular birds. Impact on birds can occur when light from the building reaches the roosting places of birds in the mangroves at the Bubali Pond. In addition, birds can be attracted and/or disorientated by the lights form the buildings. This can affect birds that are active after dusk, such as the /white-tailed nightjar (…), but other species as well during the (relatively short) twilight. In many cases this results in the death of the attracted or disorientated bird (…).
Another possible impact is collision of birds with one of the many glass/transparent windows of the buildings, such as the balcony railings, which may act as a mirror and appear as ‘free, open air’. Birds do not seem to be able to distinguish between such reflection and reality. According to the American Bird Society, in the United States an estimated 300 million to 1 billion birds die each year from collisions with glass on buildings, from skyscrapers to homes. Even if a bird flies away after striking a window, it may die elsewhere as a result of the collision.
Although the condominiums are designed for tourism use, they will not be operated as a hotel. There will be no live music and other public events. On the other hand, parties by the private users can not be excluded. These events may disturb the quiet character of the area (and the fauna present) and it is therefore strongly recommended that the project developer maintains internal regulations to control noise, especially during evening hours (…).
(…).”.
3.6.5
Nadat PGM volgens de Minister aan alle voorwaarden van het optierecht had voldaan, hebben het Land en PGM op 1 april 2015 een overeenkomst tot vestiging van erfpacht gesloten (hierna: de erfpachtovereenkomst). Ingevolge artikel 11 van de erfpachtovereenkomst dienen op het perceel groenvoorzieningen te worden getroffen door PGM, en dat in overleg met de DOW. Het eerste lid van artikel 12 van de erfpachtovereenkomst bepaalt dat het door PGM te realiseren condominiumcomplex moet worden gebouwd conform vooraf door DOW goedgekeurde bouwtekeningen en onder de voorwaarde dat PGM in bezit is van een geldige bouwvergunning. Ingevolge het tweede lid van artikel 11 van de overeenkomst is PGM verplicht binnen zes maanden na de inschrijving van de erfpachtakte in het daartoe bestemde register de bouw op het perceel van het condominiumcomplex aan te vangen en die bouw regelmatig voort te zetten. De erfpachtakte dateert van 17 juli 2015, terwijl de bouwvergunning door PGM op 18 december 2014 is aangevraagd. Die vergunning is verleend aan PGM op 29 oktober 2015 (volgens het Land) of op 4 november 2015 (volgens PGM). ABC heeft geen bezwaar ingesteld tegen de aan PGM verleende bouwvergunning.
3.6.6
Na verlening aan PGM van de vergunning voor de bouw van het complex is PGM in eind november 2015 begonnen met die bouw. Allereerst heeft PGM het perceel bouwrijp gemaakt, en vervolgens heeft zij aldaar sleuven gegraven voor het kunnen storten van funderingsbeton. Begin april 2016 waren de funderingen gestort en was er een hoge muur aan de grens van het perceel opgetrokken, waarna werd begonnen met de constructie van de stalen structuren van de gebouwen. In de periode vanaf eind november 2015 tot 12 april 2016 is er meer dan 500 m3 beton gestort op/in het perceel.
3.6.7
De door PGM op 13 april 2016 ontvangen brief van ABC van 12 april 2016 vermeldt onder meer:

(…).
In 2007 resp. 2009 is de Lv Ruimtelijke Ordening resp. de Ruimtelijke Ordeningsplan vastgesteld. Conform dit laatste is de Bubaliplas als “groene”-bestemming aangemerkt. Op 17 juli 2015 heeft U krachtens een notariële akte van erfpacht het recht van erfpacht gekregen om op het perceel bekend als Land Aruba, eerste afdeling, sectie K, nummer 4313, kort gezegd een condominium-project te ontwikkelen. Inmiddels bent U aan de bouw begonnen en is in dit proces betreffende perceel bouw klaar gemaakt en vinden thans bouwactiviteiten plaats. Gemelde erfpacht uitgifte en bouw is in strijd met de LVRO, de ROP, 3:14 BWA en is dus onrechtmatig jegens ABC.
Gelet op het voorgaande wordt U aansprakelijk gehouden voor alle schade aan de natuurgebied in kwestie vanaf de datum van uitgifte in erfpacht althans in ieder geval per heden.
Ten einde aan Uw wettelijke plicht tot beperking van Uw eigen schade en verdere schade aan dit beschermd natuurgebied wordt U middels deze verzocht c.q. zo nodig gesommeerd om de door U beoogde bouw- en verdere commerciële activiteiten per direct te staken en gestaakt te houden en voorts hetgeen reeds is gebouwd met de vereiste zorgvuldigheid te slopen en de natuurgebied in dezelfde staat te brengen waarin deze zich bevond voor de sloop- en bouwactiviteiten. Dit zal in ieder geval de mogelijkheid creëren om deze natuurgebied te herstellen. Reeds nu voor alsdan biedt ABC haar expertise c.q. medewerking om dit laatste te realiseren.
(…).”.
3.6.8
Op 13 april 2016 was PGM op grond van de verkregen vergunningen en de erfpachtakte reeds vele verplichtingen aangegaan. Zo had PGM een financieringsovereenkomst gesloten met Banco di Caribe en had zij reeds 16 condominiums verkocht aan buitenlandse investeerders voor een totaal bedrag van vrijwel US$ 9.000.000,--, waarvan reeds US$ 2.600.000,-- is betaald. Deze kopers verwachten dat hun condominium uiterlijk eind 2017 gereed is. Er was op 13 april 2016 reeds US$ 8.700.000,-- geïnvesteerd door PGM in (de bouw van) het project en er waren toen ten belope van US$ 4.000.000,-- contracten gesloten door PGM met leveranciers en met onderaannemers.
3.6.9
Bij brief van 20 juni 2016 heeft de gemachtigde van ABC onder verwijzing naar voormelde brief PGM nogmaals gesommeerd tot het staken en gestaakt houden van alle activiteiten op het perceel
3.7
Daargelaten het voorshandse antwoord op de vraag of:
-het perceel al dan niet krachtens het ROP heeft te gelden als groengebied;
-het Land in het licht van het gegeven dat het in een in het recente verleden bij dit Gerecht gevoerde andere procedure heeft betoogd dat dit nu juist wel het geval is thans al dan niet met succes of geloofwaardig kan betogen dat het ROP hem niet bindt;
-het Land of de overheid - zo het ROP voor hem bindend beleid betreft - al dan niet de discretionaire bevoegdheid heeft om in verband met zwaarwegende economische belangen daarvan (op zorgvuldige wijze) af te wijken;
-het ROP al dan niet burgers bindend beleid is;
-de tussen het Land en PGM gesloten erfpachtovereenkomst al dan niet nietig is op grond van het bepaalde in artikel 3:40 BW in verbinding met artikel 3:14 BW;
-PGM op onrechtmatige wijze profiteert van een door het Land gepleegde onrechtmatige daad zoals gesteld door ABC;
-er voor de start of bouw van het project bomen stonden op het perceel zoals gesteld door ABC,
zullen de vorderingen van ABC worden afgewezen op grond van het hierna volgende, waarbij voorop wordt gesteld dat naar het oordeel van het Gerecht ABC de betrouwbaarheid van het (in opdracht van PGM gemaakte) rapport en de deskundigheid van de opsteller daarvan (hierna: de deskundige) onvoldoende onderbouwd heeft bestreden, waarbij nog komt dat ook ABC zich in deze procedure meermalen beroept op (de inhoud van) het rapport (zie in dit verband met name sustenu 20. van de pleitnota van ABC met betrekking tot de hiervoor onder 3.6.4 geciteerd weergegeven paragraaf 6.3 van het rapport).
3.8.1
Vast staat dat ter opstelling van het rapport de deskundige samen met PGM op 29 augustus 2014 overleg hebben gevoerd met [voorzitter ABC] voornoemd in zijn hoedanigheid van voorzitter van ABC, terwijl uit het rapport blijkt dat tijdens dat overleg met [voorzitter ABC] (lees dus: ABC) is gesproken over het project. In het licht daarvan oordeelt het Gerecht het voorshands aannemelijk dat ABC al in eind augustus 2014 op de hoogte was van het gegeven dat PGM van plan was om het project te realiseren op het perceel zoals gesteld door PGM, en dat ABC toen wist of behoorde te weten of begrijpen dat PGM te dien aanzien grote (verdere) investeringen zou gaan doen. Vast staat echter dat ABC toen geen protest of bezwaar heeft opgeworpen tegen het project, terwijl is gesteld noch gebleken dat ABC - anders dan nu - toen van mening was dat het perceel geen groengebied was in de zin van het ROP en toen niet wist of zich niet realiseerde dat de bouw van het project de thans door haar gestelde schade en/of hinder zou veroorzaken voor de flora en fauna op en in de omgeving van het perceel.
3.8.2
Tegen de hiervoor geschetste achtergrond staat verder vast dat PGM, nadat zij daartoe het perceel in erfpacht en de vereiste bouwvergunning had verkregen, eind november 2015 is gestart met de bouw van het project, en dat zij in de periode vanaf eind november 2015 tot 12 april 2016 meer dan 500 m3 beton heeft gestort in door haar gegraven funderingssleuven en een hoge muur heeft opgetrokken langs de grens van het perceel. Het Gerecht oordeelt het in dit verband niet voorshands aannemelijk dat dit alles aan ABC is ontgaan. Dit klemt temeer omdat meer dan 500 m3 op of in het perceel gestort beton impliceert dat - en dat is van algemene bekendheid - er tenminste 39 volle (niet klein van omvang zijnde) betonvrachtwagens hun lading hebben gelost op het perceel en er voor het graven van de funderingssleuven zware machines zijn gebruikt. In het licht van dit alles heeft ABC er voor haar moverende redenen voor gekozen om toen geen bestuursrechtelijk bezwaar in te stellen tegen de kennelijk of klaarblijkelijk aan PGM verleende bouwvergunning (met connex daaraan een verzoek om een voorlopige voorziening in de zin van een bouwstop), terwijl is gesteld noch gebleken dat geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding in de zin van het derde lid van artikel 12 van de Lar.
3.8.3
Eerst nadat PGM - en dat staat vast - vele miljoenen dollars had geïnvesteerd in (de voorbereiding en daadwerkelijke uitvoering van) het project (hetgeen ABC naar het voorshandse oordeel van het Gerecht dus wist of behoorde te weten) en voor vele miljoenen dollars verplichtingen is aangegaan met kopers van de te bouwen condominiums trekt ABC eerstens op 13 april 2016 bij PGM aan de bel met de hiervoor onder 3.6.7 vermelde brief, en confronteert zij vervolgens PGM - na de hiervoor onder 3.6.9 vermelde rappelbrief van 20 juni 2016 - op 12 juli 2016 met de onderhavige rechtsvorderingen.
3.9
Bij voormelde stand van zaken valt in een bodemprocedure het oordeel te verwachten dat PGM er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij niet zou worden geconfronteerd met de onderhavige rechtsvorderingen van ABC en het daaraan voorafgaande schrijven van ABC van 12 april 2016 en van 20 juni 2016, omdat het te dezen - mede in het licht van de op ABC rustende plicht om schade van PGM zoveel als mogelijk te beperken - op de weg van ABC had gelegen om van meet af aan, en dat wil zeggen vanaf 29 augustus 2014, onder mededeling aan PGM van de gronden daartoe te protesteren of bezwaar te maken tegen (de komst van) het project. Hieruit volgt reeds dat de door ABC verzochte voorzieningen moeten worden geweigerd, waarbij heeft te gelden dat de vordering onder d. wordt afgewezen omdat die te vaag en onbepaald is.
3.1
Afweging van de belangen van partijen maakt vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van ABC bij toewijzing van het door haar verzochte ten opzichte van de belangen van PGM bij afwijzing daarvan. Dit klemt temeer omdat (1) niet voorshands aannemelijk wordt geoordeeld dat voortzetting van het project met zich brengt dat er nog significant meer schade aan de flora en fauna van (de omgeving van) het perceel zal worden toegebracht dan thans reeds het geval is, en (2) PGM onbestreden heeft gesteld dat toewijzing van het door ABC verzochte onmiddellijk of in elk geval op zeer korte termijn zal leiden tot faillietverklaring van PGM met als gevolg dat alles op en in het perceel zal blijven zoals thans het geval is en het perceel niet zal worden hersteld in de staat van voor de start van de bouw van het project. Hierbij wordt nog overwogen dat ABC haar andersluidende stelling ten opzichte van het hiervoor onder (1) neergelegde voorshandse oordeel in het licht van het op dat onderdeel door PGM opgeworpen verweer onvoldoende verificatoir heeft onderbouwd.
3.11
ABC zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van PGM en aan de zijde van het Land, tot aan deze uitspraak telkens begroot op Afl. 2.000,--.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht, recht doende in kort geding:
in het incident tot tussenkomst of voeging
-wijst af de primair door het Land verzochte tussenkomst;
-wijst toe de door het Land subsidiair verzochte voeging aan de zijde van PGM;
-compenseert de kosten van dit incident (voorzover gericht tegen PGM) tussen het Land en PGM, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt;
-veroordeelt ABC in de kosten van dit incident (voorzover gericht tegen ABC), tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
in de hoofdzaak
-weigert de door ABC verzochte voorzieningen;
-veroordeelt ABC in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van PGM, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.000,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-veroordeelt ABC in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van het Land, tot aan deze uitspraak eveneens begroot op Afl. 2.000,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is in het incident (met uitzondering van de beslissing met betrekking tot de incidentele proceskosten) in aanwezigheid van de griffier uitgesproken ter openbare zitting van 2 september 2016 en is thans op schrift gesteld en is in de hoofdzaak en in het incident met betrekking tot de incidentele proceskosten uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 21 september 2016 in aanwezigheid van de griffier.