ECLI:NL:OGEAA:2016:641

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 september 2016
Publicatiedatum
30 september 2016
Zaaknummer
246 van 2016, P-2016/01464
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van vuurwapenbezit en bedreiging met geweld in Aruba

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de verdachte op 23 september 2016 veroordeeld voor het medeplegen van het voorhanden hebben van vuurwapens en bedreiging met geweld. De feiten vonden plaats op 4 februari 2016, toen de verdachte samen met een medeverdachte een schietincident veroorzaakte in de buurt van de woning van getuigen. De verdachte en zijn medeverdachte werden herkend door verschillende getuigen die verklaarden dat zij met vuurwapens in de richting van de woning en de aanwezige personen schoten. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder toezicht door de Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar het gerecht oordeelde dat de verklaringen van de getuigen betrouwbaar waren en dat de verdachte substantieel had bijgedragen aan het delict. Het gerecht besloot de jeugddetentie op te leggen, rekening houdend met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de omstandigheden van de zaak. De verdachte werd schuldig bevonden aan het medeplegen van overtreding van de Vuurwapenverordening en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, en kreeg een jeugddetentie van vijftien maanden opgelegd, waarvan een deel voorwaardelijk.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans […] gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2016 en 2 september 2016. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouwe, mr. C.A.P. Schröder.
De officier van justitie, mr. A. Erades, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van de feiten onder 1 en 2 primair te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaren. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte een bijzondere voorwaarde op te leggen, inhoudende het stellen van de verdachte onder toezicht van de Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba, ook als dat inhoudt het volgen van een leer- en werktraject.
De raadsvrouwe heeft het woord tot verdediging gevoerd conform de door haar overgelegde pleitaantekeningen.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, met inachtneming van de gevorderde en toegewezen wijzigingen, tenlastegelegd:
Feit 1
hij op 4 februari 2016 in Aruba, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, voorhanden heeft gehad een of meer vuurwapens als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Vuurwapenverordening;
artikel 3 Vuurwapenverordening
Feit 2 primair
hij, op of omstreeks 4 februari 2016 in Aruba, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], en een of meer andere perso(o)n(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling of met mishandeling met gebruikmaking van wapenen als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenverordening 1931,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader toen en aldaar meermalen, althans eenmaal, (telkens) met een vuurwapen een of meer kogels afgeschoten op en/of in de richting van de woning aan de [adres woning] en/of voornoemde personen;
artikel 2:255 wetboek van Strafrecht
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring leidt:
hij op 4 februari 2016 in Aruba, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, te weten een muur en een raam, toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander dan verdachte en zijn mededader, heeft vernield/beschadigd;
artikel 2:334 wetboek van strafrecht

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde onder 1 en 2 primair heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht dat:
1. hij op 4 februari 2016 in Aruba, tezamen en in vereniging met een ander
, althans alleen, voorhanden heeft gehad
een of meervuurwapens
als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Vuurwapenverordening;
2. hij, op
of omstreeks4 februari 2016 in Aruba, tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen,[slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4],
en een of meer andere perso(o)n(en)heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
of met zware mishandeling of met mishandeling met gebruikmaking van wapenen als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenverordening 1931,
immers
heeft/hebben hij, verdachte, en
/ofzijn mededader toen en aldaar meermalen,
althans eenmaal, (telkens
)met een vuurwapen
een of meerkogels afgeschoten
op en/ofin de richting van de woning aan de [adres woning] en
/ofvanvoornoemde personen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring
cursief weergegevenverbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
Voor zover geschriften worden gebruikt, worden deze slechts gebruikt in samenhang met de inhoud van andere bewijsmiddelen, die op hetzelfde feit of dezelfde feiten betrekking hebben.
Feiten 1 en 2 primair:
* Bijlage [bijlagenummer] bij het proces-verbaal van het Korps Politie Aruba, Divisie [divisie], Unit [unit], administratienummer [nummer], in de wettelijke vorm opgemaakt en op 5 februari 2016 gesloten en ondertekend door [verbalisant], [rang] bij voormeld korps, voor zover inhoudende, als
relaas van die verbalisant, -zakelijk weergegeven-:
Op 4 februari 2016 sprak ik met een man die alleen zijn achternaam, [slachtoffer 1], wilde opgeven. [slachtoffer 1] verklaarde dat hij samen met zijn ouders op het adres [adres woning] woont. Hij zat samen met vier jongens van de buurt [wijk 1] buiten zijn erf. Op een gegeven moment liep hij zijn huis binnen om een kopje in de keuken te halen. Terwijl hij bij de trap van de veranda stond, zag hij zijn vrienden snel het erf oprennen en gingen ten westen van zijn huis schuilen. Op dat moment zag hij een [kleur]achtige gekleurde personenauto van het merk [merk], model [model] voor zijn huis op de weg staan. Twee mannen stapten uit de auto. De man aan de passagierszijde liet een schot afgaan in de richting van zijn huis. Hij sprong op de grond en ging achter de auto van zijn ouders schuilen. Zijn vrienden die ten westen van zijn huis waren bekogelden de auto met stenen. De mannen stapten toen in de auto en reden iets verderop op de hoek ten oosten van zijn woning, parkeerden de auto en liepen terug en hadden daarna nog twee schoten afgevuurd in de richting van zijn huis. Daarna reden de twee mannen terug naar hun auto en reden weg. Volgens hem waren de twee mannen de man [bijnaam] en [verdachte] van het gehucht van [gehucht]. (Met [bijnaam] wordt bedoeld de man [medeverdachte] en met [verdachte] de man [verdachte]. Opmerking verbalisant.)
* Bijlage [bijlagenummer] bij voormeld proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 5 februari 2016 gesloten en getekend door [verbalisant], [rang] bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de aangever [aangever], -zakelijk weergegeven-:
Ik zat op mijn bed televisie te kijken. Plotseling hoorde ik achtereenvolgende luide klappen. Het klonk op het afgaan van vuurwerk. Ik stond op en ging buiten kijken. Toen ik de woonkamer inliep zag ik iets raar aan de muur van de woonkamer. Ik ging kijken en zag een uitholling aan de muur. Vervolgens draaide ik mij om en zag een klein gaatje door een raam van de woonkamer aan de voorgevel. Daarna zag ik een klein koperachtig voorwerp op de vloer. Bleek mij daarna dat iemand op mijn huis geschoten had. Ik besloot toen de politie op te bellen. Ik heb met niemand problemen. Niemand had noch het recht noch toestemming om op mijn huis te schieten en mijn huis te vernielen.
* Bijlage [bijlagenummer] bij voormeld proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 18 mei 2016 gesloten en getekend door [verbalisant], [rang] bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
relaas van die verbalisant, -zakelijk weergegeven-:
Op 4 februari 2016 te 21:00 uur werd ik door de Centrale Meldkamer ter hoogte van het perceel [adres woning] gedirigeerd. Dit in verband met een schietincident dat daar zou hebben plaatsgevonden. Bij aankomst vernam ik van [rang] [verbalisant] dat er een schietincident had plaatsgevonden en dat de kogels tegen de voorgevel van voornoemd perceel waren ingeslagen.
In de voorgevel ter hoogte van de ringbalk van de veranda zag ik een kogelinslag. Op de vloer zag ik kogelfragmenten. In het raam gelegen ook in de voorgevel zag ik een perforatie in de ruit. Aan de binnenzijde van het raam zag ik de perforatie en tegen de muur in de woonkamer zag ik een kogelinslag. Op de vloer in de woonkamer zag ik een loden kogelfragment en een gedeformeerde koperen mantel van een kogel. De fragmenten werden door mij inbeslaggenomen en veiliggesteld.
Naar aanleiding van dit onderzoek kan door mij worden samengevat en geconcludeerd dat:
  • op 4 februari 2016 ter hoogte van perceel [adres woning] een schietincident plaats had gevonden,
  • één van de afgevuurde kogels tegen de ringbalk van de veranda gelegen in de voorgevel insloeg,
  • de andere afgevuurde kogel door de ruit van het raam gelegen in de voorgevel perforeerde en in de muur van de woonkamer insloeg,
  • gezien de gevonden kogelfragmenten met zekerheid kan worden geconcludeerd dat bij dit incident ten minste twee schoten met een vuurwapen werden afgevuurd.
* Bijlage [bijlagenummer] bij voormeld proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 6 februari 2016 gesloten en getekend door [verbalisant], [rang] bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige [getuige], -zakelijk weergegeven-:
Op de avond van 4 februari 2016 was ik bij […] Supermarket te [wijk 1] met een kennis van mij. Nadat wij onze boodschappen hadden gedaan liepen wij terug naar huis. Terwijl ik de straat opliep, zag ik de personenauto van de voor de politie en justitie welbekende man die [bijnaam] genoemd wordt. Ik bedoel hiermee de man genaamd [medeverdachte], met de voorzijde van zijn auto in oostelijke richting geparkeerd ten oosten van de woning van [echtgenote aangever]. Het is een kleine auto en is [kleur] van kleur. Ik zag dat [bijnaam] en een andere jongen achter de auto stonden en beiden hadden een vuistvuurwapen in hun handen.
Buiten de woning van [echtgenote aangever] stonden [slachtoffer 2], [slachtoffer 4], [slachtoffer 3], (…) en [slachtoffer 1] de broer van [slachtoffer 3]. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] zijn zonen van [echtgenote aangever] en wonen daar met haar. Plotseling hoorde ik een klap en zag vuur vanuit het vuurwapen van [bijnaam] komen. [bijnaam] richtte deze in de richting van de jongens. Ik schrok en ging om de hoek achter een muur schuilen in de tuin van een van de huizen. Van waar ik stond, zag ik (…) de jongens wegrennen in de richting van het huis. Ik hoorde vervolgens nog twee schoten. Vervolgens liepen [bijnaam] en de andere jongen terug naar de auto. [bijnaam] stapte aan de passagierszijde en de andere jongen trad op als bestuurder. Vervolgens reden zij in oostelijke richting weg en sloegen rechts bij de T-splitsing bij het einde van de straat van waar zij pas geschoten hadden af.
* Processen-verbaal van verhoor (in het kader van het gerechtelijk vooronderzoek), d.d. 13 juli 2016 opgemaakt door mr. M.J.L. Yarzagaray, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit gerecht voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige [slachtoffer 1], -zakelijk weergegeven-:
Mij wordt de verklaring voorgehouden van een getuige (van 4 februari 2016), die op bladzijde 2 bij de 2de alinea van haar verklaring de volgende (…) jongens noemt die bij de woning aanwezig zouden zijn geweest: [slachtoffer 2], [slachtoffer 4], [slachtoffer 3], [slachtoffer 1] de broer van [slachtoffer 3] (…).
Ik ben [slachtoffer 1]. [slachtoffer 4] was er wel bij die avond. [slachtoffer 2] kan ik (..) wel aangeven dat hij er bij was.
De 4de jongen was [slachtoffer 3] (…).
* Bijlage [bijlagenummer] bij voormeld proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 8 april 2016 gesloten en getekend door [verbalisant], [rang] bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige [slachtoffer 4], -zakelijk weergegeven-:
De dag kan ik mij niet herinneren, maar het was wel op een dag van carnaval in [wijk 5] dit jaar. Wij, [slachtoffer 1] de broer van [slachtoffer 3] (…) en ik, stonden buiten het huis van [slachtoffer 1] op [slachtoffer 3] te wachten. Het was in de avonduren. Op een gegeven moment reed een [kleur] personenauto van het merk [merk] vanuit westelijke richting. [verdachte] trad op als bestuurder en [medeverdachte] zat aan de passagierszijde voorin. Toen zij ons zagen schoten zij in onze richting. Beiden hadden een vuurwapen in hun hand. Wij renden allemaal achter de auto van de stiefvader van [slachtoffer 3] om te dekken. Zij hadden (…) schoten gelost.
Zij reden daarna in zuidelijke richting weg. Een van de kogels ging door het raam van het huis van [slachtoffer 3].
* Bijlage [bijlagenummer] bij voormeld proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 4 februari 2016 gesloten en getekend door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], respectievelijk [rang] en [rang] bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
relaas van die verbalisanten of van een van hen, -zakelijk weergegeven:
Op 4 februari 2016, omstreeks 22:00 uur, hoorden wij, verbalisanten, via de portofoon dat er een schietpartij gaande was in het gehucht [wijk 1] en dat de verdachten in een kleine auto waren gevlucht. Het betrof een [kleur] personenauto van het merk [merk] en model [model]. Volgens de omstanders bij het plaats delict herkenden zij de twee verdachten als de voor de politie welbekenden [verdachte] van [wijk 2] en [medeverdachte] van [wijk 3]. Direct hierna reden wij in de richting van [wijk 2] waar [verdachte] woont, maar troffen hem niet thuis. Wij reden naar [wijk 3] waar [medeverdachte] woont, maar het huis was donker. Wij besloten toen om terug te gaan naar het gehucht [wijk 2]. Gekomen bij [adres wijk 2], zagen wij een auto komende uit tegengestelde richting die overeenkwam met de omschrijving van de verdachte auto.
Toen de auto ons voorbij reed zag ik, [verbalisant 1], dat de bestuurder de voor de politie en justitie welbekende [verdachte] was. Wij reden achter de auto met de bedoeling bedoelde auto te stoppen ter controle. Nadat wij de bestuurder een stopteken hadden gegeven stopte hij de auto. De bestuurder die bleek te zijn de voor de politie en justitie bekende [verdachte] werd gesommeerd om uit de auto te stappen, hetgeen hij deed. Ik, [verbalisant 1], belde de hulpofficier van justitie op om een en ander te vragen. De hulpofficier voornoemd gaf mij te kennen dat namens de officier van justitie te 22:30 uur bevel ter aanhouding buiten heterdaad was gegeven ter aanhouding van de man [verdachte] ter zake van overtreding van artikel 3 van de Vuurwapenverordening. De verdachte voornoemd werd te 22:35 uur als verdacht van overtreding van artikel 3 van de Vuurwapenverordening aangehouden. De verdachte naar zijn naam gevraagd gaf mij, [verbalisant 1], op te zijn [verdachte].
De verdachte bekende spontaan na zijn aanhouding dat hij tijdens de schietpartij te [wijk 1] samen met [medeverdachte] en een andere onbekende man in de auto zat. Verder zei hij dat [medeverdachte] tijdens de schietpartij als bestuurder van de auto optrad en dat hij als mede-inzittende zat. Ook zei [verdachte] dat hij driemaal had geschoten.
* Bijlage [bijlagenummer] bij voormeld proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 5 februari 2016 gesloten en getekend door [verbalisant], [rang] bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de verdachte [verdachte], -zakelijk weergegeven-:
Op 4 februari 2016 omstreeks 20:00 uur reed ik samen met mijn vriend [medeverdachte] in de personenauto van mijn moeder, zijnde een [merk], model [model] en [kleur] van kleur. [medeverdachte] trad op als bestuurder en ik zat aan de passagierszijde. [medeverdachte] vroeg mij om hem een rit te geven naar [wijk 5]. Ik liet [medeverdachte] rijden omdat ik geen zin had om auto te rijden. Gezien het verkeer heel druk was richting [wijk 5], nam [medeverdachte] een verkorte weg door de zijstraten van [wijk 1] om op het hoofdverkeer te [wijk 4] te komen. Toen wij op de zijweg van [wijk 1] reden werden wij door 4 à 5 jongens op straat tegen. De jongens begon ons met stenen te bekogelen. [medeverdachte] bracht de auto tot stilstaan en ik stapte uit de auto. Ik zocht naar een steen om hen terug met de steen te bekogelen. Toen zei ik tegen [medeverdachte] om aan de passagierszijde te stappen en ik trad op toen als bestuurder. Ik trok op in volle vaart. Onderweg naar mijn vriendin werd ik door de politie benaderd. De politie zei tegen mij dat ik betrokken was bij een schietpartij te [wijk 1]. Ik zei tegen de agent dat dat klopt. Onderweg zei ik tegen de politieagenten dat ik degene was die had geschoten en dat ik het vuurwapen in een mondi te [wijk 1] had weg gegooid. Ik had de politieagenten gezegd dat ik bereid is om hun de mondi aan te wijzen. Wij reden toen naar [wijk 1] toe om hen aan te wijzen. Tevens zei ik tegen de politieagenten dat het een zwart vuurwapen betrof met trommel kaliber .38 Special. Vanmorgen dacht ik in de cel dat ik helemaal verwarrend was en dat ik de politieagenten hadden gelogen dat ik had geschoten en dat ik het vuurwapen in de mondi had gegooid. Dat is niet waar. Ik had niet geschoten en had ook geen vuurwapen in de mondi gegooid.
Bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheid van de verklaringen
De raadsvrouwe heeft betoogd dat de verdachte van het hem tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe - samengevat - aangevoerd dat de verdachte in een verwarde c.q. shocktoestand verkeerde, alsmede dat de politie druk op hem zou hebben uitgeoefend en verdachte genoodzaakt was een bekennende verklaring af te leggen. De raadsvrouwe heeft voorts aangevoerd dat de politie verdachtes verklaring niet in een afzonderlijk proces-verbaal heeft opgenomen, zodat de omstandigheden waaronder de verdachte die bekennende verklaring heeft afgelegd in twijfel dienen te worden getrokken. Ten aanzien van de verklaring van de getuige [getuige] heeft de raadsvrouwe naar voren gebracht dat de getuige op de bewuste avond de verdachte niet heeft herkend en slechts over het schieten door de medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard, hetgeen de conclusie rechtvaardigt dat de verdachte niet zou hebben geschoten. Volgens de raadsvrouwe heeft ook de getuige [slachtoffer 1] de verdachte op de bewuste avond niet herkend, maar slechts aangenomen dat de metgezel van [medeverdachte] de verdachte was.
Het gerecht oordeelt als volgt.
Uit het strafdossier komt het volgende naar voren. Op de avond van 4 februari 2016 bevonden [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] (de broer van [slachtoffer 1]) en [slachtoffer 4] zich buiten de woning van [slachtoffer 1], gelegen te [adres woning]. Er reed een auto de straat in. De auto stopte ter hoogte van de woning van [slachtoffer 1] en twee mannen stapten uit. Er werd een schot gelost in de richting van de woning en van voornoemde personen. [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hadden na dit schot dekking gezocht. Even later hadden zij de auto met stenen bekogeld. De mannen stapten terug in de auto, reden een eind verderop en stapten weer uit en losten twee schoten. De getuige [slachtoffer 1] heeft deze mannen herkend als de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte]. De verklaring van de getuige [getuige] ondersteunt [slachtoffer 1]s verklaring in zoverre, dat ook zij de verdachte op de plek van het delict plaatst. Zij was op het bewuste moment op straat en heeft de medeverdachte [medeverdachte] herkend. Zij zag ook dat [medeverdachte] en zijn metgezel (die later de verdachte bleek te zijn) elk een vuurwapen in handen hadden, dat er bij het eerste schot vuur uit het vuurwapen van de medeverdachte kwam en dat de medeverdachte het vuurwapen in de richting van eerder genoemde personen had gericht. De getuige hoorde verder twee schoten en zag de medeverdachte [medeverdachte] aan de passagierszijde van de auto instappen en de verdachte aan de bestuurderszijde. De ten overstaan van de politie afgelegde verklaring van de getuigen [slachtoffer 1] en [getuige] worden voorts ondersteund door die van de getuige [slachtoffer 4]. Ook [slachtoffer 4] heeft de inzittenden van de auto herkend als zijnde de medeverdachte [medeverdachte] en de verdachte. Tevens zag [slachtoffer 4] dat de medeverdachte en de verdachte beiden een vuurwapen in handen hadden en in de richting van hem en zijn vrienden schoten. De getuige [slachtoffer 4] zag ten slotte dat de medeverdachte [medeverdachte] als passagier in de auto instapte en de verdachte als bestuurder. Bovendien leidt het gerecht uit de ten overstaan van de rechter-commissaris afgelegde verklaringen van de getuigen [slachtoffer 1], [aangever] en [echtgenote aangever] af dat er op de bewuste avond sprake was van voldoende verlichting zowel op straat als buiten het huis van [slachtoffer 1]
,zodat de getuige [getuige] niet alleen in staat was de medeverdachte te herkennen maar ook om duidelijk waar te nemen dat [medeverdachte] en zijn metgezel, die later de verdachte bleek te zijn, elk een vuurwapen in handen hadden. Dat het om verdachte ging bleek later, toen hij in de door de getuigen omschreven auto werd aangehouden.
Voormelde verklaringen komen overeen met de, na zijn aanhouding gedane, spontane verklaring van de verdachte. Hij heeft verklaard dat de medeverdachte en hij door de straten van [wijk 1] reden en dat zij door jongens met stenen werden bekogeld, waarop de auto tot stilstand werd gebracht en hij uit de auto stapte. Uit zijn verklaring d.d. 5 februari 2016 kan worden afgeleid dat ook de medeverdachte uit de auto was gestapt. Zij zijn vervolgens weer ingestapt en de verdachte fungeerde daarbij als bestuurder. Deze details komen overeen met de details waarover [slachtoffer 1] en de getuigen [getuige] en [slachtoffer 4] hadden verklaard.
Het gerecht overweegt daarbij dat verdachtes spontane verklaring vervat is in een proces-verbaal van de politie d.d. 4 februari 2016, waarin de desbetreffende politieagenten hun bevindingen hebben gerelateerd. Uit dit proces-verbaal volgt niet dat de verdachte bij zijn aanhouding aan een verhoor werd onderworpen. Uit het proces-verbaal van bevindingen volgt daarentegen dat er eerst sprake was van het afnemen van een verhoor bij de voorgeleiding van de verdachte bij de hulpofficier van justitie. Bij die gelegenheid zijn hem ook de formulieren ‘rechten verdachte’ uitgereikt. Voorts is uit het strafdossier van de verdachte noch uit het verhandelde ter terechtzitting gebleken of aannemelijk geworden dat verdachte zich na zijn aanhouding in verwarde c.q. shocktoestand heeft bevonden of dat hij onder druk de betreffende verklaring heeft afgelegd.
Het gerecht is van oordeel dat de verdachte degene is geweest die op de vraag van de politieagent of hij betrokken was bij een schietpartij, dit spontaan heeft toegegeven.
Het gerecht concludeert op grond van het vorenstaande dat de verdachte en zijn mededader te [adres woning] aanwezig waren, uit de auto zijn gestapt en in de richting van die woning en de daar aanwezige personen hebben geschoten. Het gerecht acht de bestreden verklaringen dan ook voldoende betrouwbaar en bezigt die voor het bewijs. Het verweer van de raadsvrouwe wordt derhalve verworpen.
Medeplegen
Voor medeplegen geldt een dubbel opzetvereiste: het opzet op de onderlinge samenwerking en opzet op de verwezenlijking van het grondfeit. Dit één en ander ligt gezamenlijk reeds besloten in de voor medeplegen geldende voorwaarde dat sprake moet zijn van een "bewuste en nauwe samenwerking" met betrekking tot - en dit kan niet anders - het begaan van het grondfeit. Dit opzet kan vrij globaal zijn; een wat andere afloop en invulling van het grondfeit dan de medepleger voor ogen stond, zit in het opzet van de medepleger ingebakken. Voorts is niet vereist dat de verdachte op de hoogte is van de precieze gedragingen van zijn mededaders (HR 10 april 2007, LJN AZ5713, NJ 2007/224).
Uit de gebezigde bewijsmiddelen voortvloeiende feiten en omstandigheden, bezien in onderling verband, concludeert het gerecht dat de verdachte substantieel heeft bijgedragen aan het plegen van het delict, door zijn auto ter beschikking van de medeverdachte te stellen. De verdachte en zijn mededader, die als bestuurder fungeerde, hebben samen bewust met die auto door [wijk 1] gereden tot aan het adres [adres woning]. Daar zijn zij uit de auto zijn gestapt en hebben zij - elk met een vuurwapen - in de richting van de woning van de getuige [slachtoffer 1] en van de personen die zich op het erf van die woning ophielden, geschoten. Zij zijn daarna weer in de auto gestapt, met verdachte als bestuurder, en zijn weggereden.
Naar het oordeel van het gerecht is er tegen de geschetste achtergrond sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de medeverdachte en de verdachte tot het plegen van de feiten. Aldus is medeplegen van het voorhanden hebben van vuurwapens en van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht bewezen.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
1: Medeplegen van overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening
,meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht.
2 primair: Medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 2:255 juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

De raadsvrouwe heeft bepleit het jeugdstrafrecht ingevolge artikel 1:159 van het Wetboek van Strafrecht op de verdachte, die reeds meerderjarig (19 jaar) is, van toepassing te verklaren.
Hoewel het gerecht met de officier van justitie van oordeel is dat de bewezenverklaarde feiten ernstig van aard zijn en het opleggen van een gevangenisstraf in beginsel rechtvaardigen, zal het gerecht de verdediging volgen en overgaan tot toepassing van de in het Wetboek van Strafrecht neergelegde bepalingen voor jeugdige personen. Het gerecht heeft bij deze afweging van belang geacht dat de verdachte en de medeverdachte min of meer tot dezelfde jeugdige leeftijdsgroep behoren en op onbezonnen wijze tot het plegen van hun daden zijn overgegaan. De strafbare gedraging van de verdachte houdt in ieder geval tot op zekere hoogte nauw verband met zijn jeugdige leeftijd en die van zijn mededader en het bij die leeftijd behorende groeps-gedrag. Ook in de persoonlijkheid van de verdachte ziet het gerecht aanleiding voor toepassing van het strafrecht voor jeugdigen. Uit de zich in het dossier bevindende rapport van de Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba d.d. [datum] volgt dat bij verdachte multipele criminogene factoren aanwezig zijn, zoals drugsgebruik, een beperkte schoolopleiding, beïnvloedbaarheid en werkloosheid. Verdachte is ook emotioneel zwaar belast: twee broers van verdachte zijn door vuurwapengeweld om het leven gekomen en zijn drugsgebruik is daardoor toegenomen. Daarnaast acht voormelde stichting een gemiddelde recidivekans bij verdachte aanwezig.
Bij de afweging heeft het gerecht voorts betrokken dat het huidige jeugdstrafrecht, zoals neergelegd in het nieuwe Wetboek van Strafrecht dat sinds 15 februari 2014 van kracht is, ook voor jeugdigen voorziet in sancties die niet zonder meer als ontoereikend kunnen worden bestempeld voor ernstige strafbare feiten als de onderhavige.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft, samen met zijn mededader, vuurwapens voorhanden gehad. Voorts hebben verdachte en die mededader zich ‘s avonds naar een woning begeven, alwaar zij met gebruikmaking van die vuurwapens schoten hebben gelost in de richting van die woning en van de personen die zich op het erf van die woning ophielden.
Het voorhanden hebben van vuurwapens kan gevaarlijke situaties met zich mee brengen. Het gerecht rekent het de verdachte en zijn mededader zwaar aan dat zij hebben gekozen voor het gebruik van geweld door middel van vuurwapens, te meer nu verdachtes twee broers door dit soort geweld om het leven zijn gekomen. Delicten als de onderhavige behoren tot een categorie van feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken. Deze delicten zijn misdrijven met een agressief, gewelddadig en openbaar karakter. Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is op zich geïndiceerd.
Ten voordele van verdachte geldt dat hij nooit eerder in aanraking is gekomen met politie of justitie.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan jeugddetentie van na te melden duur. Het gerecht zal een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte een stok achter de deur te houden, zodat verdachte zich gedurende de proeftijd niet opnieuw aan misdrijf schuldig maakt. Het gerecht acht deze straf in dit geval passend en geboden. Het verweer van de raadsvrouwe slaagt derhalve in zoverre.
Het gerecht acht het van belang dat de opgelegde jeugddetentie, ondanks het feit dat de verdachte reeds meerderjarig is, ook daadwerkelijk als zodanig ten uitvoer wordt gelegd. Het gerecht zal dit aldus bepalen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:21, 1:62, 1:136, 1:159, 1:163, 1:164, 1:165, 1:167, 1:180; 1:181, 1:182, 1:183, 1:189 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Het gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
vijftien (15) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot
drie (3) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op
twee (2) jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel gedurende die proeftijd de hierna gestelde bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig acht, ook als dat inhoudt dat de veroordeelde gedurende de proeftijd een leer- en werktraject zal moeten volgen,
met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 1:183, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt dat de jeugddetentie, ook al is de verdachte reeds meerderjarig, daadwerkelijk als zodanig ten uitvoer wordt gelegd;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip dat de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. Y.M. Vanwersch en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 23 september 2016, in tegenwoordigheid van de griffier.