In deze civiele procedure, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres, die in persoon procedeerde, een vordering ingesteld tegen gedaagde, vertegenwoordigd door haar advocaat. De zaak betreft een geldlening die eiseres aan gedaagde zou hebben verstrekt in drie termijnen van Afl. 25.000,00. De procedure omvatte een tussenvonnis en getuigenverhoren, waarbij zowel eiseres als haar dochter als getuigen zijn gehoord. De dochter van eiseres verklaarde dat zij aanwezig was bij de overhandiging van het geld aan gedaagde, maar de verklaringen van eiseres en haar dochter waren inconsistent, wat de bewijskracht van hun getuigenissen ondermijnde.
Gedaagde heeft in haar aangifte bij de politie erkend dat zij een geldlening van Afl. 50.000,00 heeft ontvangen van eiseres, maar ook dat zij dit bedrag deels heeft terugbetaald en haar kapsalon aan eiseres heeft verkocht. De rechter concludeerde dat eiseres niet in haar bewijsopdracht is geslaagd, omdat de verklaringen niet consistent waren en de aangifte van gedaagde niet voldoende was weersproken. De vordering van eiseres werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.
Het vonnis werd uitgesproken op 14 september 2016 door rechter Y.M. Vanwersch, en de proceskosten werden vastgesteld op Afl. 5.500,00 voor de gemachtigde van gedaagde, met de verklaring dat de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad is.