ECLI:NL:OGEAA:2016:653

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 september 2016
Publicatiedatum
3 oktober 2016
Zaaknummer
A.R. 306 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over bewijs van geldlening tussen partijen

In deze civiele procedure, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres, die in persoon procedeerde, een vordering ingesteld tegen gedaagde, vertegenwoordigd door haar advocaat. De zaak betreft een geldlening die eiseres aan gedaagde zou hebben verstrekt in drie termijnen van Afl. 25.000,00. De procedure omvatte een tussenvonnis en getuigenverhoren, waarbij zowel eiseres als haar dochter als getuigen zijn gehoord. De dochter van eiseres verklaarde dat zij aanwezig was bij de overhandiging van het geld aan gedaagde, maar de verklaringen van eiseres en haar dochter waren inconsistent, wat de bewijskracht van hun getuigenissen ondermijnde.

Gedaagde heeft in haar aangifte bij de politie erkend dat zij een geldlening van Afl. 50.000,00 heeft ontvangen van eiseres, maar ook dat zij dit bedrag deels heeft terugbetaald en haar kapsalon aan eiseres heeft verkocht. De rechter concludeerde dat eiseres niet in haar bewijsopdracht is geslaagd, omdat de verklaringen niet consistent waren en de aangifte van gedaagde niet voldoende was weersproken. De vordering van eiseres werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Het vonnis werd uitgesproken op 14 september 2016 door rechter Y.M. Vanwersch, en de proceskosten werden vastgesteld op Afl. 5.500,00 voor de gemachtigde van gedaagde, met de verklaring dat de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad is.

Uitspraak

Vonnis van 14 september 2016
Behorend bij A.R. 306 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[eiseres]
wonende te Aruba,
hierna ook te noemen: [eiseres],
procederend in persoon, nadat mr. J.J. Steward desisteerde,
tegen:
[gedaagde],
wonende te Aruba,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. M.B. Boyce,

1.DE VERDERE PROCEDURE

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 januari 2016;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor in contra-enquête d.d. 17 februari 2016;
- de conclusie na enquête en contra-enquête aan de zijde van [gedaagde];
- de conclusie na enquête aan de zijde van [eiseres].
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

4.DE VERDERE BEOORDELING

4.1
Aan de orde is de vraag of [eiseres] geslaagd is in het bewijs van haar stelling dat zij op 26 april 2012, 8 december 2012 en 5 mei 2013 steeds Afl. 25.000,00 aan [gedaagde] heeft geleend. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
4.2. [
eiseres] heeft zich zelf als partij-getuige doen horen, alsmede haar dochter [dochter van eiseres]. Een partijgetuigenverklaring heeft slechts bewijskracht, indien zij strekt tot aanvulling van ander, onvolledig, bewijs. Beoordeeld dient derhalve te worden of de partijgetuigenverklaring van [eiseres] bewijskracht toekomt.
4.3 [
dochter van eiseres] heeft onder meer verklaard dat zij begin december 2012 en rond mei 2013 aanwezig was toen [gedaagde] bij hen thuis kwam. Ook verklaarde zij dat ‘de mijnheer die hier aanwezig is, [man], buiten wachtte’. Voorts verklaarde [dochter van eiseres] dat zij het geld heeft geteld en dat het beide keren ging om fl. 25.000,00, in briefjes van Afl. 100,00. Beide keren heeft [dochter van eiseres] het geld aan [gedaagde] overhandigd. Die ene keer in april 2012 was [dochter van eiseres] niet aanwezig. Dit alles aldus [dochter van eiseres].
4.4
De verklaring van [dochter van eiseres] ondersteunt de stelling van [eiseres] dat zij aan [gedaagde] geld heeft geleend. Hieruit is immers op te maken dat [dochter van eiseres]
uit eigen ervaring weetdat [eiseres]
in totaal Afl. 50.000,00 aan [gedaagde] heeft geleend. Met betrekking tot de derde keer dat [eiseres] [gedaagde] Afl. 25.000,00 zou hebben geleend, weet [dochter van eiseres] uit eigen ervaring niets.
4.5. [
eiseres] heeft verklaard dat zij van haar moeder USD 40.000,00 had gekregen. Dit komt neer op ongeveer Afl. 75.000,00. Volgens [eiseres] wilde [gedaagde] aanvankelijk Afl. 50.000,00 van haar lenen, maar later wilde zij meer. Opmerkelijk is dat [eiseres] verklaard heeft dat
zij (GEA:[eiseres]
)[gedaagde] drie keer Afl. 25.000,00 contant heeft gegeven en met géén woord rept over haar dochter, die verklaarde dat zij de briefjes van Afl. 100,00 heeft geteld en aan [gedaagde] heeft overhandigd. Voor zo ver dit juist zou zijn, lag het voor de hand dat [eiseres] op dit punt een verklaring zou hebben afgelegd. Nu de verklaringen van [eiseres] en [dochter van eiseres] op dit punt uiteenlopen, is de feitelijke gang van zaken met betrekking tot de geldlening in rechte niet komen vast te staan.
4.6
De conclusie luidt dan ook dat de verklaringen van [eiseres] en [dochter van eiseres] onvoldoende consistent zijn, om de verklaring van [eiseres] bewijskracht te kunnen geven. De enkele verklaring van [dochter van eiseres] is onvoldoende en betreft bovendien slechts een deel van de pretense lening. Dit heeft tot gevolg dat [eiseres] niet geslaagd is in haar bewijsopdracht.
4.7
Daar staat tegenover dat [gedaagde] in haar aangifte bij de politie op 4 juni 2015 erkent dat zij een geldlening heeft gesloten met [eiseres] - die bekend stond als geldschieter - voor een bedrag ad Afl. 50.000,00 tegen 9% rente per jaar. Dit geld was bedoeld voor de aanbetaling van een truck. Zij heeft verklaard ten over staan van de politie dat zij op 26 maart 2012 Afl. 20.000,00 en op 18 juli 2012 Afl. 25.000,00 heeft ontvangen van [eiseres].
Uit de aangifte volgt voorts dat [gedaagde] in totaal Afl. 55.000,00 heeft afbetaald en dat zij haar kapsalon aan [eiseres] verkocht heeft voor een bedrag ad Afl. 35.000,00 tegen finale kwijting. [eiseres] heeft dit niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken. Aldus wordt ervan uitgegaan dat [gedaagde] na de overdracht van haar kapsalon aan [eiseres] finaal is gekweten. Dit heeft tot gevolg dat de vordering van [eiseres] ook om deze reden wordt afgewezen.
4.8 [
eiseres] wordt nu zij in het ongelijk is gesteld, in kosten van de procedure veroordeeld, gebaseerd op 5 punten van liquidatietarief 6.

5.DE UITSPRAAK

5.1
wijst het gevorderde af;
5.2
veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [gedaagde] begroot op Afl. 5.500,00 voor salaris gemachtigde;
5.3
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 14 september 2016 in aanwezigheid van de griffier.