ECLI:NL:OGEAA:2016:656

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 september 2016
Publicatiedatum
3 oktober 2016
Zaaknummer
A.R. no. 1863 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de gemeenschap na echtscheiding met betrekking tot huwelijksgoederengemeenschap en verrekening van kosten

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om de verdeling van de gemeenschap na de echtscheiding van partijen, die op 17 november 2009 is ingeschreven. Partijen zijn op 24 mei 1991 met elkaar gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. De gemeenschap is onverdeeld gebleven na de echtscheiding. De eiser vordert een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis voor de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap, terwijl de gedaagde verweer voert en stelt dat rekening gehouden moet worden met haar voorstellen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de gedaagde niet in staat is om de kosten van de procedure te dragen en verleent haar verlof tot kosteloos procederen. Het Gerecht heeft de activa en passiva van de gemeenschap in kaart gebracht, waaronder de echtelijke woning, inboedel, en pensioenrechten. Het vonnis bevat ook bepalingen over de gebruiksvergoeding die de gedaagde aan de eiser moet betalen voor het gebruik van de woning, en de verdeling van de netto-opbrengst van de verkoop van de woning. Het Gerecht heeft de proceskosten gecompenseerd en de benoeming van een onzijdig persoon voor de uitvoering van de verdeling geregeld. De uitspraak is gedaan op 14 september 2016.

Uitspraak

Vonnis van 14 september 2016
Behorend bij A.R. no. 1863 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
[eiser],
wonende in Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg,
tegen:
[gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. D.L. Emerencia.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de conclusie van antwoord, met producties;
-de conclusie van repliek, met producties;
-de conclusie van dupliek.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
eiser] vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair
-de verdeling gelast van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van partijen (hierna: de gemeenschap) overeenkomstig het in verzoekschrift neergelegde voorstel van [eiser];
subsidiair
-die verdeling zelf vast stelt, en daarbij bepaalt dat indien [gedaagde] weigert aan de verdeling mee te werken dit vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte, althans dat dit vonnis in de plaats treedt van eventuele voor die verdeling noodzakelijk op te maken akten en voorts bepaalt dat “de opgemaakte akten rechtsgeldig in de daartoe bestemde openbare registers kunnen worden ingeschreven;
primair en subsidiair
-[gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure, althans bepaalt dat die kosten ten laste komen van de te verdelen gemeenschap.
2.2 [
gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [eiser] verzochte, althans tot toewijzing daarvan onder de voorwaarde dat rekening wordt gehouden met de voorstellen van [gedaagde]. Meer subsidiair concludeert [gedaagde] dat het Gerecht zelf de verdeling dient vast te stellen en daarbij rekening houdt met het door [gedaagde] voorgestelde. In elk geval concludeert [gedaagde] tot benoeming voor elk der partijen van een onzijdig persoon voor het geval de vereiste medewerking aan de verdeling niet wordt verleend, althans dat het Gerecht bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt voor alle noodzakelijk op te maken akten dan wel dat dit vonnis in de plaats van die akten rechtsgeldig in het daartoe bestemde openbare register kan worden ingeschreven, kosten rechtens. [gedaagde] verzoekt verlof tot kosteloos procederen.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Uit het daartoe overgelegde bevoegdelijk afgegeven bewijs van onvermogen volgt dat [gedaagde] niet in staat is om de kosten van deze procedure te dragen. Aan haar wordt daarom verlof tot kosteloos procederen verleend.
3.2
Vast staat tussen partijen het volgende.
3.2.1
Partijen zijn op 24 mei 1991 met elkaar gehuwd in de algehele gemeenschap van goederen. Dat huwelijk is geëindigd op 17 november 2009 door inschrijving van de tussen partijen op 1 juli 2009 uitgesproken echtscheiding in het daartoe bestemde openbare register. De gemeenschap is onverdeeld gebleven. Van de gemeenschap maken deel uit de volgende vermogensbestanddelen:
activa:
-de bij partijen genoegzaam bekende in Aruba te [perceel] gelegen echtelijke woning (hierna: de woning);
-de inboedel van de woning (hierna: de inboedel);
-de door de man voor en gedurende het huwelijk opgebouwde pensioenrechten;
-de door de vrouw voor en gedurende het huwelijk opgebouwde pensioenrechten;
-een bij partijen genoegzaam bekende auto van het merk [merk1];
-een bij partijen genoegzaam bekende auto van het merk [merk2];
-eventuele belastingrestituties voor zover die zien op de periode voor 17 november 2009,
passiva:
-een op de woning drukkende hypotheekschuld;
-grondbelasting (voor zover die ziet op de periode voor 17 november 2009);
-erfpachtcanon (voor zover die ziet op de periode voor 17 november 2009);
-verzekeringspremies met betrekking tot de woning (voor zover die zien op de periode voor 17 november 2009);
-rekeningen van Setar (voor zover die zien op de periode voor 17 november 2009).
3.2.2
De tussen partijen gewezen en ingeschreven echtscheidingsbeschikking van dit Gerecht van 24 september 2009 (onder zaaknummer E.J. 901 van 2009) vermeldt onder meer:

(…)
Het verzoek om partneralimentatie zal worden afgewezen, nu de man de hypotheek blijft doorbetalen.
(…).”.
3.2.3 [
eiser] heeft aan verzekeringspremie met betrekking tot de woning vanaf 17 november 2009 ad in totaal Afl. 1.313,04 betaald. Die premies zijn begrepen in het maandelijks door [eiser] aan de hypotheekouder te betalen bedrag aan rente en aflossing.
3.3 [
eiser] heeft onbestreden gesteld dat hij vanaf 17 november 2009 tot en met 2014 de erfpachtcanon (het Gerecht begrijpt van het perceel waarop de woning is gebouwd) ad in totaal Afl. 2.406,-- heeft betaald. Die erfpachtcanon betreft de facto geen vermogensbestanddeel van de gemeenschap, maar heeft te gelden als een door beide partijen te dragen sequeel daarvan. Dit betekent dat [eiser] gerechtigd is tot verrekening van de helft van voormeld bedrag, te weten Afl. 1.203,--, met [gedaagde].
3.4 [
eiser] heeft verder onbestreden gesteld dat hij vanaf 17 november 2009 tot en met 2014 de grondbelasting (het Gerecht begrijpt met betrekking tot het perceel waarop de woning is gebouwd) ad in totaal Afl. 2.301,-- heeft betaald. Die door [eiser] betaalde belasting betreft de facto evenmin (betaling van een) tot de gemeenschap behorende schuld, maar heeft eveneens te gelden als een door beide partijen te dragen sequeel daarvan. Dit betekent dat [eiser] gerechtigd is tot verrekening van de helft van voormeld bedrag, te weten Afl. 1.150,50, met [gedaagde].
3.5
Belastingaanslagen voor zover die zien op de periode van voor 17 november 2009 dienen door partijen ieder voor de helft te worden gedragen. Indien zo’n belastingaanslag door één der partijen voor het geheel wordt betaald, dient de ander de helft van die aanslag te betalen aan de partij die het geheel heeft betaald. Partijen zijn ieder voor de helft gerechtigd tot belastingrestituties voor zover die zien op de periode van voor 17 november 2009. Indien zo’n restitutie voor het geheel wordt uitgekeerd aan één der partijen, dient die partij de helft van die restitutie te betalen aan de ander.
3.6
Wat betreft de gevorderde verdeling of verrekening van na 17 november 2009 door [eiser] afgeloste hypotheekschuld wordt het volgende overwogen. Uit de hiervoor onder 3.2.2 vermelde overweging of beslissing van dit Gerecht zoals neergelegd in de tussen partijen gegeven echtscheidingsbeschikking volgt dat [eiser] geen partneralimentatie aan [gedaagde] hoeft te betalen zolang hij na 17 november 2009 het maandelijks te betalen bedrag aan rente en aflossing uit hoofde van de op de woning gevestigde hypotheek draagt. Vast staat tussen partijen dat [eiser] die aflossingen telkens betaalt en heeft betaald, en voorts staat vast dat [eiser] geen partneralimentatie betaalt en heeft betaald aan [gedaagde]. Tegen deze achtergrond is het naar het oordeel van het Gerecht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat [eiser] de helft van de door hem betaalde hypotheekaflossingen (met daarin begrepen bedoelde verzekeringspremies) wenst te verrekenen met [gedaagde]. Hetzelfde geldt ter zake van nog door [eiser] te betalen hypotheekaflossingen indien en voorzover hij geen partneralimentatie betaalt aan [gedaagde]. Deze vorderingen van [eiser] zullen daarom worden afgewezen.
3.7 [
gedaagde] stemt in met de door [eiser] voorgestelde verdeling van voormelde auto’s. Het Gerecht zal partijen daarin volgen, in die zin aan [eiser] zal worden toebedeeld de auto waarin hij sinds 17 november 2009 is blijven rijden en aan [gedaagde] zal worden toebedeeld de auto waarin zij sinds 17 november 2009 is blijven rijden, en dat alles zonder dat partijen gehouden zijn om iets aan elkaar te betalen uit hoofde van overbedeling.
3.8 [
gedaagde] heeft de hoogte van de door [eiser] gestelde schuld aan Setar ad Afl. 202,58 niet bestreden en evenmin heeft [gedaagde] de door [eiser] voorgestelde verdeling of verrekening van die schuld betwist. Eén en ander brengt mee dat [gedaagde] uit hoofde van verrekening van het door haar te betalen doch door [eiser] betaalde deel van die schuld Afl. 101,29 verschuldigd is aan [eiser].
3.9.1
Vast staat tussen partijen dat [gedaagde] (anders dan [eiser]) de woning (met daarin de inboedel) vanaf 17 november 2009 bewoont en gebruikt, zonder daarvoor een gebruiksvergoeding te betalen aan [eiser]. Het Gerecht volgt [eiser] in zijn standpunt dat hij daarom vanaf 17 november 2009 gerechtigd is tot zo’n door [gedaagde] te betalen vergoeding (waarin het gebruik van het aan [eiser] toebehorende deel van de inboedel naar het oordeel van het Gerecht is begrepen), nu [gedaagde] immers ook gebruik maakt en heeft gemaakt van zijn deel van de woning en zijn deel van de zich daarin bevindende inboedel, terwijl [eiser] kosten heeft gemaakt en nog moet maken om elders (voorzien van een andere inboedel) te kunnen wonen. Er zijn geen omstandigheden gesteld die een ander oordeel kunnen dragen.
3.9.2
Voor de vaststelling van die vergoeding op jaarbasis zal het Gerecht in beginsel 6% van de helft van de gemiddelde overwaarde van de woning (de vrije marktwaarde van de woning minus de daarop drukkende hypothecaire schuld) over de periode vanaf 17 november 2009 tot heden in aanmerking nemen. Partijen gaan er beiden van uit dat de te dezen in aanmerking te nemen vrije marktwaarde van de woning Afl. 688.532,50 bedraagt. [eiser] heeft onbestreden gesteld dat de hypotheekschuld per 17 november 2009 Afl. 75.482,93 bedroeg (zie sustenu 24 van de conclusie van repliek). terwijl [gedaagde] onbestreden heeft gesteld of geconcludeerd dat die schuld per eind december 2015 Afl. 28.922,42 bedroeg (zie de laatste alinea van pagina 8 van de conclusie van antwoord). Uit dit één en ander volgt dat de overwaarde van de woning per 17 november 2009 (688.532,50 minus 75.482,93 =) Afl. 613.049,57 bedroeg, en per eind december 2015 (688.532,50 minus 28.922,42 =) Afl. 659.610,08. Bij dat laatste bedrag moeten nog worden bijgeteld de door [eiser] betaalde hypotheekaflossingen vanaf januari 2016 tot heden, te weten (8 x 1.073,-- =) Afl. 8.584,--, waarbij heeft te gelden dat [eiser] onbestreden heeft gesteld dat hij vanaf februari 2013 maandelijks Afl. 1.073,-- aflost op de hypotheekschuld van partijen). Aldus bedraagt de overwaarde per augustus 2016 (659.610,08 + 8.584,-- =) Afl. 668.194,08. De gemiddelde overwaarde van de woning over de periode vanaf 17 november 2009 tot en met augustus 2016 bedraagt aldus ((613.049,57 + 668.194,08) : 2 =) Afl. 640.621,83.
3.9.3
Vorenstaande brengt mee dat de vanaf 17 februari 2009 jaarlijks door [gedaagde] aan [eiser] te betalen gebruiksvergoeding in beginsel wordt vastgesteld op (6% van (640.621,83 : 2 =) Afl. 19.218,65, oftewel maandelijks (19.218,65 : 12 =) Afl. 1.601,55. Nu [eiser] heeft berekend en stelt dat [gedaagde] maandelijks Afl. 1.532,-- aan gebruiksvergoeding aan hem dient te betalen, zal het Gerecht [eiser] in die berekening en stelling volgen. De slotsom luidt dat [gedaagde] over de periode vanaf 17 november 2009 tot 17 september 2016 (81 maanden x Afl. 1.532,-- =) Afl. 124.092,-- aan gebruiksvergoeding voor de woning verschuldigd is aan [eiser], te vermeerderen met telkens Afl. 1.532,-- voor iedere maand dat [gedaagde] de woning bewoont en gebruikt vanaf 17 september 2016. [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling aan [eiser] van die gebruiksvergoeding, in die zin dat betaling daarvan zal plaatsvinden door middel van verrekening met de opbrengst van de verkoop van de woning en met hetgeen [eiser] thans verschuldigd is aan [gedaagde] (waarover hierna meer).
3.10 [
gedaagde] heeft onbestreden gesteld dat zij onderhoud heeft gepleegd aan de woning. Gesteld noch gebleken is dat dit niet noodzakelijk was, terwijl uit het eerste lid van artikel 3:170 BW volgt dat [gedaagde] (anders dan [eiser] meent) geen toestemming behoefde van [eiser] voor het uitvoeren of verrichten van dat onderhoud. [gedaagde] stelt met betalingsbewijzen onderbouwd dat het door haar verrichte onderhoud aan de woning Afl. 1.216,77 heeft gekost. Die stelling heeft [eiser] naar het oordeel van het Gerecht onvoldoende bestreden, terwijl voormeld bedrag aan kosten voor onderhoud over een periode van ruim zes jaren geenszins onredelijk voorkomt. [eiser] is de helft van voormeld bedrag, te weten (1.216,77 : 2 =) Afl. 608,39 verschuldigd aan [gedaagde].
3.11
Partijen zijn het er over eens dat de woning verkocht moet worden aan een derde, teneinde de opbrengst daarvan minus de eventuele dan nog resterende hypotheekschuld gelijkelijk te verdelen tussen partijen. Niet in geschil is verder tussen partijen dat […] zal worden ingeschakeld om die verkoop te realiseren. Partijen zijn het er over eens dat de woning te koop zal worden aangeboden voor een (inzet)prijs van Afl. 688.532,50 gedurende één jaar na de uitspraak van dit vonnis, en dat die prijs na ommekomst van dat jaar telkens om het half jaar wordt verminderd met Afl. 50.000,-- indien de woning onverkocht blijft. De minimumprijs waarvoor de woning uiteindelijk onderhands te koop wordt aangeboden bedraagt Afl. 375.000,-- (zijnde het gemiddelde van de bedragen die partijen als bodemprijs voor ogen hadden). Als de woning alsdan niet binnen een half jaar nog steeds niet is verkocht, is ieder der partijen bevoegd om de woning zonder toestemming van de ander in het openbaar te laten verkopen met als inzetprijs Afl. 350.000,--. De netto-opbrengst van de verkoop van de woning dient na aftrek van de mogelijke hypothecaire restschuld gelijkelijk te worden verdeeld tussen partijen.
3.12
Wat betreft de inboedel wordt het volgende overwogen. [eiser] stelt dat huidige waarde van de inboedel Afl. 60.000,-- bedraagt, terwijl [gedaagde] stelt dat die waarde Afl. 7.245,-- bedraagt. [gedaagde] heeft verklaard dat zij de inboedel niet toebedeeld wenst te krijgen. De inboedel zal worden toebedeeld aan [eiser], terwijl [eiser] uit hoofde van overbedeling de helft van de door [gedaagde] gestelde waarde daarvan, te weten (7.245,-- : 2 =) Afl. 3.622,50 dient te betalen aan [gedaagde].
3.13
De door [eiser] voor en gedurende het huwelijk van partijen opgebouwde pensioenrechten zullen aan hem worden toebedeeld, met dien verstande dat bij het bereiken van zijn pensioengerechtigde leeftijd de pensioen-uitkerende instantie maandelijks telkens het aan [gedaagde] toebehorende deel van het aan [eiser] uit te keren pensioen (dat is opgebouwd voor en tijdens het huwelijk van partijen) rechtstreeks uitbetaalt aan [gedaagde]. De door [gedaagde] voor en gedurende het huwelijk van partijen opgebouwde pensioenrechten zullen aan haar worden toebedeeld, met dien verstande dat bij het bereiken van haar pensioengerechtigde leeftijd de pensioen-uitkerende instantie maandelijks telkens het aan [eiser] toebehorende deel van het aan [gedaagde] uit te keren pensioen (dat is opgebouwd voor en tijdens het huwelijk van partijen) rechtstreeks uitbetaalt aan [gedaagde].
3.14
Resumerend geldt het volgende:
[gedaagde] is aan [eiser] in totaal verschuldigd Afl. 126.445,50, te vermeerderen met telkens Afl. 1.532,-- voor iedere maand dat [gedaagde] de woning bewoont en gebruikt vanaf 17 september 2016, hetgeen zich als volgt laat specificeren:
-Afl. 1.203,--, ten titel van verrekening van erfpachtcanon met betrekking tot de woning;
-Afl. 1.150,50, ten titel van verrekening van grondbelasting met betrekking tot de woning;
-Afl. 124.092,-- aan gebruiksvergoeding voor de woning met de inboedel over de periode 17 november 2009 tot 17 september 2016, te vermeerderen met telkens Afl. 1.532,-- voor iedere maand dat [gedaagde] de woning bewoont en gebruikt vanaf 17 september 2016,
[eiser] is aan [gedaagde] in totaal verschuldigd Afl. 4.332,18 hetgeen zich als volgt laat specificeren:
-Afl. 608,39 ten titel van verrekening van kosten van onderhoud van de woning;
-Afl. 3.622,50 ten titel van overbedeling met betrekking tot de inboedel;
-Afl. 101,29 ten titel van verrekening van de door [gedaagde] betaalde schuld bij Setar.
3.15
Na verrekening van de hiervoor onder 3.14 vermelde bedragen over en weer is [gedaagde] verschuldigd aan [eiser] (126.445,50 minus 4.332,18 =) Afl. 122.113,32, te vermeerderen met telkens Afl. 1.532,-- voor iedere maand dat [gedaagde] de woning bewoont en gebruikt vanaf 17 september 2016. [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling daarvan door middel van verrekening met de aan haar toekomende helft van de netto-opbrengt van de verkoop van de woning na aftrek van de eventuele hypothecaire restschuld dienaangaande.
3.16
Nu de bij de tussen partijen gewezen echtscheidingsbeschikking benoemde onzijdige persoon niet langer werkzaam is bij dit Gerecht en het onbekend is of die persoon nog steeds bereid is om als zodanig op te treden, zal het Gerecht die benoeming intrekken en mevrouw [naam1] (voormalig deurwaarder bij dit Gerecht) benoemen als zodanig om die persoon te vertegenwoordigen die mocht weigeren of nalaten aan (de uitvoering van) de door het Gerecht vastgestelde verdeling van de gemeenschap mee te werken.
3.17
In de aard van dit geschil ziet het Gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren tussen partijen aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
4.1
Verdeelt de bij partijen genoegzaam bekende auto’s zoals hiervoor onder 3.7 omschreven;
4.2
Deelt toe aan [eiser] de inboedel, en bepaalt dat [eiser] dienaangaande ten titel van overbedeling Afl. 3.622,50 dient te betalen aan [gedaagde] door middel van verrekening als hierna onder 4.5 (in verbinding met 3.15 en 3.14) omschreven;
4.3
Deelt toe aan [eiser] de door hem voor en ten tijde van het huwelijk van partijen opgebouwde pensioenrechten, en bepaalt dat pensioen-uitkerende instantie bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van [eiser] telkens maandelijks de helft van het deel van de alsdan aan [eiser] te betalen uitkering (dat voor en gedurende het huwelijk van partijen is opgebouwd) rechtstreeks dient uit te betalen aan [gedaagde] ten titel van overbedeling;
4.4
Deelt toe aan [gedaagde] de door haar voor en ten tijde van het huwelijk van partijen opgebouwde pensioenrechten, en bepaalt dat pensioen-uitkerende instantie bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van [gedaagde] telkens maandelijks de helft van het deel van de alsdan aan [gedaagde] te betalen pensioenuitkering (dat voor en gedurende het huwelijk van partijen is opgebouwd) rechtstreeks dient uit te betalen aan [eiser] ten titel van overbedeling;
4.5
Veroordeelt [gedaagde] na verrekening zoals hiervoor omschreven onder 3.15 in verbinding met 3.14 om aan [eiser] te betalen Afl. 122.113,32 ten titel van vergoeding voor het gebruik van de woning gedurende de periode vanaf 17 november 2009 tot 17 september 2016, te vermeerderen met telkens Afl. 1.532,-- voor iedere maand dat [gedaagde] de woning bewoont en gebruikt vanaf 17 september 2016, met dien verstande dat te dezen betaling zal plaatsvinden door verrekening met het aan [gedaagde] toebehorende deel van de netto verkoopopbrengst van de woning zoals hierna omschreven;
4.6
Bepaalt dat de woning verkocht moet worden aan een derde zoals hiervoor omschreven onder 3.11, en bepaalt dat de opbrengst daarvan na aftrek van alle met de verkoop gemoeid gaande kosten en na aftrek van een mogelijke hypothecaire restschuld met betrekking tot de woning (hiervoor en hierna: de netto verkoopopbrengst) gelijkelijk (bij helfte) wordt verdeeld tussen partijen, met dien verstande dat [eiser] gerechtigd is tot verrekening van het bedrag dat [gedaagde] aan hem ingevolge dit vonnis onder 4.5 dient te betalen met het aan [gedaagde] toekomende deel van de netto verkoopopbrengst;
4.7.1
Trekt in de benoeming van mr. [naam2] tot onzijdig persoon zoals neergelegd en omschreven in het dictum van de tussen partijen gewezen echtscheidingsbeschikking van 1 juli 2009 (in de zaak E.J. 901 van 2009);
4.7.2
Benoemt tot onzijdig persoon om die persoon te vertegenwoordigen die mocht weigeren of nalaten aan (de uitvoering van) de door het Gerecht vastgestelde verdeling van de gemeenschap mee te werken mw. [naam1], wonende in Aruba;
4.8
Compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt;
4.9
Verklaart dit vonnis waar mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;
4.1
Verleent aan [gedaagde] verlof tot kosteloos procederen;
4.11
Wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 14 september 2016 in aanwezigheid van de griffier.