ECLI:NL:OGEAA:2016:659

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 september 2016
Publicatiedatum
3 oktober 2016
Zaaknummer
K.G. 1754 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over arbeidsovereenkomst en ontslagbetwisting

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, vorderde [eiseres] wedertewerkstelling en betaling van loon van haar werkgever, Aligove N.V. [eiseres] was sinds 1 december 2010 in dienst bij Aligove als administratieve hulp, maar ontving sinds februari 2016 geen salaris meer en werd niet opgeroepen voor haar werkzaamheden. Aligove stelde dat [eiseres] zelf ontslag had genomen op 18 januari 2016, wat door [eiseres] werd betwist. De rechter oordeelde dat Aligove niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat [eiseres] daadwerkelijk ontslag had genomen. De rechter verwees naar de strenge eisen die gelden voor het aannemen van een ontslag door de werknemer en concludeerde dat er geen duidelijke en ondubbelzinnige verklaring van [eiseres] was die op een beëindiging van de arbeidsovereenkomst wees. De rechter oordeelde dat de vordering van [eiseres] tot wedertewerkstelling slechts ten dele kon worden toegewezen, omdat Aligove inmiddels in de leidinggevende functie had voorzien. De rechter bepaalde dat Aligove [eiseres] binnen 48 uur na betekening van het vonnis moest tewerkstellen in de functie van administratief medewerkster en dat Aligove het loon vanaf 1 maart 2016 moest betalen, vermeerderd met wettelijke verhoging en rente. De kosten van de procedure werden ook aan Aligove opgelegd.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 14 september 2016
Behorend bij K.G. 1754 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[eiseres],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. L.J. Pieters,
tegen:
de naamloze vennootschap
ALIGOVE N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Aligove,
gemachtigde: de advocaat mr. R.C. Samuels.
DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de pleitnota van [eiseres];
- de pleitnota van Aligove;
- de aantekeningen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 30 augustus 2016;
- de mededeling ter (rol)zitting van 7 september 2016 dat partijen geen regeling hebben getroffen.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis zou worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
[eiseres] is op 1 december 2010 in dienst getreden van Aligove.
2.2
Volgens de laatste door [eiseres] ontvangen salarisstrook over februari 2016 was zij in dienst als administratieve hulp.
2.3
Na 29 februari 2016 heeft [eiseres] geen salaris meer ontvangen. Noch is zij opgeroepen om haar werkzaamheden te verrichten.
2.4
Bij brief van 8 maart 2016 heeft [eiseres] Aligove onder meer te kennen gegeven dat zij bereid is de overeengekomen arbeid te verrichten.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
[eiseres] vordert veroordeling van Aligove tot wedertewerkstelling en betaling van betaling van loon, te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente, met veroordeling van Aligove tot vergoeding van de proceskosten.
3.2 [
[eiseres] grondt de vordering erop dat zij nog in dienst van Aligove is en door aan Aligove toe te rekenen omstandigheden de overeengekomen arbeid niet kan verrichten.
3.3
Aligove voert hiertegen verweer, met vordering tot veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

4.1
Aligove ontkent dat [eiseres] nog bij haar in dienst is. Volgens Aligove heeft [eiseres] zelf ontslag genomen op 18 januari 2016 zodat, na ommekomst van de opzegtermijn van een maand, het dienstverband is geëindigd.
4.2 [
[eiseres] weerspreekt dat.
4.3
Volgens vaste jurisprudentie sinds HR 28 mei 1982, NJ 1983, 2 geldt dat bij betwisting door de werknemer pas mag worden aangenomen dat deze de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd of met beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft ingestemd, indien sprake is van een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring die erop is gericht om de beëindiging te bewerkstelligen. Deze strenge maatstaf dient ertoe de werknemer te behoeden voor de ernstige gevolgen die vrijwillige beëindiging van het dienstverband voor hem kan hebben, kort gezegd het verloren gaan van de mogelijkheid zich op ontslagbescherming te beroepen, en het mogelijk verlies van aanspraken op grond van de Cessantia-verordening. In verband met die ernstige gevolgen zal de werkgever niet spoedig mogen aannemen dat een verklaring van de werknemer is gericht op vrijwillige beëindiging van de dienstbetrekking,” (vgl HR 10 juni 2005, LJN AS8387). Werknemer heeft gesteld dat er geen sprake is geweest van een wilsuiting, laat staan van een duidelijk en ondubbelzinnige uiting van zijn wil gericht op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Waar de werkgever een bevrijdend verweer voert is het overeenkomstig het bepaalde in artikel 150 Rv (in een bodemprocedure) aan de werkgever om te bewijzen dat daarvan wèl sprake was.
4.4
In kort geding dient beoordeeld te worden in hoeverre aannemelijk is dat Aligove daarin in een eventuele bodemprocedure zal slagen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit niet voldoende aannemelijk gemaakt is.
4.5
Uit de stukken en ter zitting is gebleken dat er tussen [eiseres] en de directrice/grootaandeelhouder van Aligove, [directrice/grootaandeelhouder van Aligove], spanningen waren in verband met gezondheidsklachten van [eiseres] die deze, al dan niet terecht, aan de werkplek en/of de werkomstandigheden weet. Volgens [directrice/grootaandeelhouder van Aligove] heeft zij op 18 januari 2016 met [eiseres] een gesprek gehad waarbij werd besproken, dat [eiseres] vanwege haar gezondheidsklachten niet meer in de stomerij wilde werken. Omdat [eiseres] door [directrice/grootaandeelhouder van Aligove] als de rechterhand die zij node kon missen mede in verband met de op handen zijnde opening van een tweede stomerij werd beschouwd en [directrice/grootaandeelhouder van Aligove] in haar beleving alles had gedaan om aan de klachten van [eiseres] tegemoet te komen, is het een emotioneel gesprek geworden waarbij zelfs door beide betrokkenen is gehuild. In dat gesprek zou [eiseres] hebben aangegeven ontslag te nemen. [eiseres] ontkent dat. Zij ontkent enig gesprek op 18 januari 2016. Wat daarvan zij, nu [eiseres] gemotiveerd ontkent in een gesprek op 18 januari 2016 ontslag te hebben genomen en bij dat gesprek – veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat het heeft plaatsgevonden – geen anderen dan directbetrokkenen aanwezig waren, is in kort geding niet aannemelijk dat Aligove in haar bewijs zal slagen. Van dat gesprek is klaarblijkelijk ook geen verslag opgemaakt, noch heeft Aligove aan [eiseres] de inhoud daarvan en het ontslag schriftelijk aan [eiseres] bevestigd. Waarom Aligove in een whatsapp-bericht van 12 februari 2016 opeens refereert aan een door [eiseres] genomen ontslag op 11 februari 2016 is in dit verband onduidelijk gebleven. De stelling van [eiseres] dat dit whatsapp-bericht een voor deze zitting gefabriceerd bewijsstuk is komt niet onmiddellijk onwaarschijnlijk over. Dat Aligove in dit geding een Svb-ziektekaart die tot 29 februari 2016 doorloopt overlegt om aan te tonen dat de arbeidsovereenkomst toen is geëindigd, terwijl [eiseres] over een Svb-kaart beschikt die doorloopt tot in ieder geval 16 maart 2016 versterkt het beeld dat Aligove haar stelling dat [eiseres] zelf ontslag heeft genomen achteraf probeert te onderbouwen.
In welke duidelijke en ondubbelzinnige bewoordingen [eiseres] ontslag zou hebben genomen is uiteindelijk ook niet toegelicht. Daarenboven was het volgens Aligove een emotioneel gesprek. Dat en hoe Aligove zich ervan heeft vergewist dat [eiseres] daadwerkelijk bedoelde ontslag te nemen en zich op dat moment van de gevolgen bewust was is niet gemotiveerd gesteld zodat ook niet duidelijk is waarom Aligove aan de gedraging van [eiseres] onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze de zin kon toekennen, dat [eiseres] de arbeidsovereenkomst had opgezegd.
4.6
De overgelegde verklaringen van werknemers van Aligove leggen onvoldoende gewicht in de schaal. Deze verklaringen zijn afgelegd buiten aanwezigheid van [eiseres]. De desbetreffende werknemers zijn ook niet naar de behandeling van de vordering in kort geding gekomen zodat zij niet als informanten konden worden gehoord. Ten slotte is niet onaannemelijk dat een misverstand tussen [eiseres] en een of meer (andere) werknemers is ontstaan omdat [eiseres] niet meer fysiek in de stomerij wilde werken en geen leiding meer wilde geven en dat ook te kennen gaf, maar haar werk wilde beperken tot enkel administratief werk, zoveel mogelijk thuis of elders buiten de stomerij. In die zin nam zij dus wel ‘ontslag’. De omstandigheid dat [eiseres] actief meezocht naar een vervanger voor haar is met het voorgaande niet in tegenstrijd nu niet uitgesloten is, dat [eiseres] terecht in de veronderstelling verkeerde zoals zij ook ter zitting aangaf dat naar een nieuwe leidinggevende (voor beide stomerijen) werd gezocht zodat [eiseres] zich kon beperken tot administratief werk (buiten het gebouw van de stomerij).
4.7
De vordering komt daarom voor toewijzing in aanmerking. De vordering tot wedertewerkstelling zal slechts ten dele worden toegewezen. Duidelijk is immers dat [eiseres] juist niet de leidinggevende functie wil uitoefenen die zij tot voor kort feitelijk had. Aligove heeft in die vacature inmiddels voorzien. De veroordeling zal zich daarom beperken tot de administratieve functie waarvoor [eiseres] oorspronkelijk in dienst is getreden en die op haar loonstrook wordt vermeld.
4.8
De rechter in kort geding zal de gevorderde dwangsom (ambtshalve) matigen tot Afl. 50.000,. De wettelijke verhoging zal in kort geding worden beperkt tot 15%.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
veroordeelt Aligove om [eiseres] binnen 48 (werk)uren na betekening van dit vonnis te werk te stellen in de functie van administratief medewerksters tegen haar gebruikelijke salaris, op straffe van verbeurte van een dwangsom van Afl. 500, per (gehele) dag dat Aligove daarmee in gebreke blijft, met een maximum van Afl. 50.000,;
veroordeelt Aligove om aan [eiseres] te betalen het loon vanaf 1 maart 2016, te vermeerderen met de wettelijke verhoging, beperkt tot een maximum van 15%, en de wettelijke rente vanaf de dag dat iedere salaristermijn opeisbaar geworden is;
veroordeelt Aligove in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [eiseres] worden begroot op Afl. 450, aan griffierecht, Afl. p.m. aan explootkosten en Afl. 1.000, aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 14 september 2016 in aanwezigheid van de griffier.