ECLI:NL:OGEAA:2016:731

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 oktober 2016
Publicatiedatum
16 november 2016
Zaaknummer
E.J. (voorheen A.R.) no. 674 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van afvloeiingsregeling en pensioengerechtigde leeftijd in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft verzoeker [X], vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. D.L. Emerencia, een verzoek ingediend bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. Het verzoek betreft een wijziging van de afvloeiingsregeling die tussen [X] en de naamloze vennootschap WATER- EN ENERGIEBEDRIJF ARUBA (W.E.B.) N.V. is overeengekomen. De afvloeiingsregeling, die op 8 juni 2011 is gesloten, stelde [X] in staat om met vervroegd pensioen te gaan per 1 juli 2011. Echter, door een wetswijziging is de pensioengerechtigde leeftijd van [X] verschoven naar 1 januari 2017, wat heeft geleid tot een langere overbruggingsperiode dan oorspronkelijk was voorzien.

Tijdens de zitting op 23 augustus 2016 heeft [X] zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat de afvloeiingsregeling aangepast moet worden om rekening te houden met de gewijzigde pensioengerechtigde leeftijd. W.E.B. heeft verweer gevoerd en betoogd dat [X] niet-ontvankelijk verklaard moet worden in zijn verzoek. Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat er geen gronden zijn voor niet-ontvankelijkheid en heeft het verzoek van [X] in grote lijnen toegewezen.

De beschikking van 18 oktober 2016 bepaalt dat de afvloeiingsregeling moet worden aangepast, zodat de overbruggingsperiode wordt verlengd tot de nieuwe pensioengerechtigde leeftijd van [X]. Tevens is W.E.B. veroordeeld tot betaling van het verschil tussen de reeds uitgekeerde lumpsum en het bedrag dat op basis van de aangepaste regeling aan [X] toekomt. W.E.B. is ook veroordeeld in de proceskosten van [X]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Beschikking van 18 oktober 2016
Behorend bij E.J. (voorheen A.R.) no. 674 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING in de zaak van:
[X],
wonende in Aruba,
verzoeker,
hierna ook te noemen: [X],
gemachtigden: de advocaten mrs. G. de Hoogd en D.L. Emerencia,
tegen:
de naamloze vennootschap
WATER- EN ENERGIEBEDRIJF ARUBA (W.E.B.) N.V.,
gevestigd in Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: WEB,
gemachtigde: de advocaat mr. E.H.J. Martis.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-het verweerschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 23 augustus 2016.
1.2
Uit die aantekeningen blijkt dat [X] samen met zijn gemachtigde mr. Emerencia voornoemd ter zitting is verschenen. Het WEB is verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door mw. [Y] (waarnemend hoofd personeelszaken bij het WEB). [X] heeft ter zitting gebruik gemaakt van de aan hem geboden gelegenheid om te reageren op het verweerschrift, en dat onder overlegging van een pleitnota. WEB heeft vervolgens gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om te reageren op de reactie van [X].
1.3
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
X] verzoekt het Gerecht om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
a. de gevolgen van de hierna onder 3.2.1 omschreven afvloeiingsregeling (met terugwerkende kracht) op grond van onvoorziene omstandigheden te wijzigen in dier voege dat daarin telkens waar staat geschreven “60” moet worden gelezen “61”, waardoor de overbruggingsperiode met 1 jaar wordt verlengd en het lumpsumbedrag (en de componenten daarvan) naar boven moeten worden aangepast; althans
b. te dezen enige andere juist voorkomende beslissing te nemen;
c. het WEB te veroordelen in de proceskosten.
2.2
WEB voert verweer en concludeert dat [X] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte, althans tot afwijzing daarvan, kosten rechtens.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit volgt dat [X] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte. Het ontvankelijkheidsverweer van het WEB wordt daarom verworpen.
3.2
Tussen partijen staat onder meer het volgende vast.
3.2.1 [
X] was voorheen krachtens een daartoe tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst in loondienst werkzaam bij het WEB. Op 8 juni 2011 is er tussen partijen een overeenkomst gesloten inhoudende een voor [X] geldende regeling om met ingang van 1 juli 2011 met vervroegd pensioen te kunnen gaan (hierna: de afvloeiingsregeling).
3.2.2
De afvloeiingsregeling, waarin met Werknemer wordt bedoeld [X] en met werkgever het WEB, vermeldt onder meer:

(…)”.
dat partijen overeenstemming hebben bereikt over een vrijwillige beëindiging van de arbeidsovereenkomst, gebruik makend van het recht op vervroegd pensioen van de Werknemer;
verklaren het navolgende te zijn overeengekomen:
1. De tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst wordt met ingang van 1 juli 2011 in onderling overleg en met wederzijds goedvinden beëindigd.
2. Werknemer zal bij pensionering al hetgeen ontvangen dat hem uit hoofde van de arbeidsovereenkomst toekomt.
3. Werknemer ontvang een beëindigingsvergoeding in de vorm van een lumpsumbedrag als tegemoetkoming voor gederfde inkomsten gedurende de periode vanaf 1 juli 2011 tot de dag van het bereiken van de leeftijd van 60 jaar (“de overbruggingsperiode”) bestaande uit:

Een aanvulling tot 100% van het laatstgenoten maandloon;

Een financiële bijdrage zijdens werkgever ter dekking van 100% van het werkgeversdeel van premie AOV/AWW en AZV;

40% van de vakantie-uitkering en kerstgratificatie die Werknemer zou hebben genoten indien de arbeidsovereenkomst tot zijn 60ste zou hebben voortgeduurd;

Een ‘sign-up’-bonus van AWG 10,000 netto (zegge: tienduizend florin netto).
4. Werknemer behoudt tot het bereiken van de zestigjarige leeftijd recht op een AZV-aanvullende groepsverzekering (…).”.
3.2.3
De pensioenleeftijd van onder meer [X] is in eind 2013 bij wet gewijzigd, als gevolg waarvan 1 januari 2017 (in plaats van 1 januari 2016) geldt als ingangsdatum voor het pensioen van [X]. Door die wetswijziging werd [X] geconfronteerd met een overbruggingsperiode van 1 juli 2011 tot 1 januari 2017 in plaats van de thans uit de afvloeiingsregeling voortvloeiende overbruggingsperiode van de facto 1 juli 2011 tot 1 januari 2016, terwijl daarmee in de berekening van de aan hem door WEB uitgekeerde lumpsum geen rekening is gehouden.
3.3.1
In het licht van al het vorenstaande heeft [X] nader gesteld dat partijen bij het sluiten van de afvloeiingsregeling telkens (het bereiken van) de pensioengerechtigde leeftijd van [X] voor ogen hebben gehad, en hebben bedoeld die leeftijd in aanmerking te nemen voor onder meer de berekening van de door het WEB aan [X] te betalen lumpsum. Die stelling of uitleg van de afvloeiingsregeling heeft het WEB niet bestreden, en komt daarom vast te staan. Die uitleg stemt overigens overeen of is in elk geval niet in strijd met het gegeven dat uit de afvloeiingsregeling blijkt dat partijen die zijn aangegaan of hebben gesloten onder gebruikmaking van het recht van [X] op vervroegd pensioen. In het begrip vervroegd pensioen ligt immers besloten ‘het eerder met pensioen gaan’ dan bij het bereiken van de wettelijke pensioengerechtigde leeftijd. Die uitleg is evenmin strijdig met (en vindt steun in) het in artikel 2 van de afvloeiingsregeling neergelegde begrip “
bij pensionering”.
3.3.2
Vorenstaande brengt mee dat daar waar in de afvloeiingsregeling staat geschreven “
de dag van het bereiken van de leeftijd van 60 jaar” en/of “
zijn 60ste” en/of “
de zestigjarige leeftijd” moet worden gelezen: “de dag waarop [X] wettelijk pensioengerechtigd is”. Gevolg daarvan is dat de aan [X] uit te keren lumpsum moet worden aangepast, in die zin dat voor de berekening daarvan als overbruggingsperiode heeft te gelden de periode vanaf 1 juli 2011 tot de datum waarop [X] pensioengerechtigd is, te weten 1 januari 2017.
3.4
De slotsom luidt dat mede in het licht van het onder b. door [X] verzochte zijn vorderingen zullen worden toegewezen als na te melden, en dat alle overige stellingen van partijen - wat van de inhoud daarvan ook zij - onbesproken kunnen blijven.
3.5
Het WEB zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [X], tot aan deze uitspraak begroot op
Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten van het per 1 augustus 2016 herziene liquidatietarief 5, ad Afl. 1.250,-- per punt).

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
4.1
verklaart voor recht dat daar waar in de afvloeiingsregeling staat vermeld “
de dag van het bereiken van de leeftijd van 60 jaar” en/of “
zijn 60ste” en/of “
de zestigjarige leeftijd” moet worden gelezen: “de dag waarop [X] wettelijk pensioengerechtigd is”;
4.2
bepaalt dat de periode van 1 juli 2011 tot 1 januari 2017 heeft te gelden als de voor de berekening van de in de afvloeiingsregeling bedoelde lumpsum in aanmerking te nemen overbruggingsperiode;
4.3
veroordeelt het WEB tot betaling aan [X] van het verschil tussen de aan hem uitgekeerde lumpsum en de lumpsum die moet worden berekend zoals hiervoor onder 4.2 omschreven;
4.4
veroordeelt het WEB in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [X], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigden;
4.5
verklaart dit vonnis tot zover (en waar rechtens mogelijk) uitvoerbaar bij voorraad;
4.6
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 18 oktober 2016