ECLI:NL:OGEAA:2016:743

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 oktober 2016
Publicatiedatum
25 november 2016
Zaaknummer
AR 2413 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P. Lemaire
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake opzegging van een duurovereenkomst tussen een varkensboer en een hotelbedrijf

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 26 oktober 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een varkensboer, en de naamloze vennootschap Desarrolos Hotelco Corporation DHC Aruba N.V., h.o.d.n. The Ritz-Carlton Aruba. De eiser vorderde dat het Gerecht zou verklaren dat DHC onzorgvuldig had gehandeld door zich niet te houden aan een op 11 november 2013 gesloten overeenkomst, waarin was afgesproken dat de eiser dagelijks etensresten van DHC zou ophalen voor zijn varkens. DHC had de overeenkomst opgezegd met een opzegtermijn van twee maanden, wat de eiser betwistte. Het Gerecht oordeelde dat de opzegging van de overeenkomst door DHC gerechtvaardigd was, omdat de eiser had geweigerd een vrijwaringsformulier te ondertekenen, wat DHC had voorgesteld ter bescherming tegen mogelijke schadeclaims. Het Gerecht concludeerde dat de eiser door deze weigering DHC een voldoende zwaarwegende grond had gegeven om de overeenkomst op te zeggen. De opzeggingstermijn van twee maanden werd als redelijk beschouwd, gezien de korte duur van de duurovereenkomst. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten, die door het Gerecht op Afl. 2.700,-- werden begroot.

Uitspraak

Vonnis van 26 oktober 2016
Behorend bij AR 2413 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
Eiser,
wonende in [woonplaats],
eiser,
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. M.B. Boyce,
tegen:
de naamloze vennootschap
DESARROLLOS HOTELCO CORPORATION DHC ARUBA N.V.,
h.o.d.n. THE RITZ-CARLTON ARUBA,
gevestigd in [vestigingsplaats],
gedaagde,
hierna ook te noemen: DHC,
gemachtigden: de advocaten mrs. G.M. Sjiem Fat en D.M. Canwood.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties;
- de conclusie van antwoord;
- de aantekeningen van de griffier van de comparitie na antwoord van 13 september 2016;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
eiser] vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
  • voor recht verklaart dat DHC onzorgvuldig cq onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] door zich niet te houden aan de overeenkomst;
  • bepaalt dat DHC zich aan de overeenkomst houdt;
  • DHC veroordeelt tot betaling van alle door [eiser] geleden schade door de niet-nakoming door DHC;
  • DHC veroordeelt in de proceskosten.
2.2
DHC voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [eiser] verzochte, kosten rechtens.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Vast staat in dit geschil dat krachtens een daartoe tussen partijen op 11 november 2013 gesloten overeenkomst (hierna: de overeenkomst) [eiser] kort gezegd de etensresten van DHC dagelijks om niet mocht ophalen om dat als voer te geven aan de 200 door hem gehouden varkens. Bij schrijven van 27 juli 2015 heeft DHC de overeenkomst opgezegd met inachtneming van een opzeggingstermijn van twee maanden. Vanaf 1 oktober 2015 levert DHC haar etensresten niet langer aan [eiser], maar aan een derde.
3.2
Nu de overeenkomst is gesloten zonder tijdsbepaling is - en dat is niet in geschil tussen partijen - sprake van een duurovereenkomst. Die overeenkomsten kunnen in beginsel worden opgezegd, doch eisen van redelijkheid en billijkheid in verbinding met de aard en inhoud van de overeenkomst en alle omstandigheden van het geval brengen in dit geval met zich dat opzegging alleen kan plaatsvinden als daarvoor een voldoende zwaarwegende grond bestaat en er een bepaalde opzeggingstermijn in acht wordt genomen, of indien opzegging gepaard gaat met een aanbod tot schadevergoeding.
3.3
De overeenkomst - waarin met “
Customer” wordt bedoeld DHC - vermeldt onder meer: “
3. Customer warrants that left-over or waste food, fruits and vegetables collected by [EISER] shall not contain contaminated material i.e. any radioactive, flammable, explosive, toxic or hazardous material.”. Tegen die achtergrond heeft DHC onbestreden gesteld dat zij ter beperking van mogelijke schadeclaims van [eiser] in verband met bestek of ander voor varkens schadelijk materiaal dat in de door [eiser] op te halen etensresten terecht zou kunnen komen het als productie A bij de conclusie van antwoord door DHC overgelegde vrijwaringsformulier (hierna: het vrijwaringsformulier) aan [eiser] ter ondertekening heeft voorgelegd. [eiser] heeft meerdere malen geweigerd dat formulier te ondertekenen. In dit verband heeft [eiser] gesteld dat hij niet tot ondertekening van het vrijwaringsformulier is overgegaan, omdat hij geen ‘patron’ is die voedsel voorbereidt in het hotel, maar een varkensboer is die contractueel heeft afgesproken om etensresten op te halen bij het hotel.
3.4
Wat hier verder ook van zij, in het licht van het gegeven dat [eiser] om niet de etensrechten van DHC mocht ophalen (en daarmee naar eigen zeggen grote kosten voor de aanschaf van varkensvoer bespaarde) had [eiser] de ondertekening van het vrijwaringsformulier in redelijkheid niet mogen weigeren. Dit klemt temeer omdat gesteld noch gebleken is dat [eiser] ooit voor varkens gevaarlijk materiaal heeft aangetroffen in de door hem opgehaalde etensresten van DHC. Door aldus niet tot ondertekening van het vrijwaringsformulier over te gaan, heeft [eiser] naar het oordeel van het Gerecht aan DHC een voldoende zwaarwegende grond gegeven tot opzegging van de overeenkomst.
3.5
DHC heeft een opzeggingstermijn van twee maanden in acht genomen, welke termijn gelet op de korte duur van de duurovereenkomst redelijk wordt geacht.
Afweging van de belangen van partijen maakt dit niet anders.
3.6 [
eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van DHC, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.700,-- aan salaris voor de gemachtigde.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht
-wijst af het door [eiser] verzochte;
-veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van DHC, tot aan deze uitspraak begroot op Afl.2.700,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Lemaire, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op woensdag 26 oktober 2016.