In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 9 februari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoekster X en verweerder Y. X, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff, verzocht het Gerecht om Y te veroordelen tot betaling van achterstallige lonen en kosten van medische behandeling, als gevolg van een kennelijk onredelijk ontslag. Y, bijgestaan door de advocaten mrs. D.G. Illes en E.M.J. Cafarzuza, voerde verweer en stelde dat het verzoekschrift nietig verklaard moest worden, dan wel dat X niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar verzoek.
Tijdens de procedure is gebleken dat X en Y ter zitting zijn verschenen en dat X gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om te reageren op het verweerschrift van Y. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er geen gronden zijn voor nietigverklaring van het verzoekschrift en dat X ontvankelijk is in haar verzoek. Echter, de vorderingen van X zijn afgewezen omdat zij niet heeft aangetoond dat zij in loondienst was bij Y, en er is geen bewijs geleverd ter ondersteuning van haar stelling.
Het Gerecht heeft verder overwogen dat een werkgever niet verplicht is om een werknemer aan te melden bij de AZV of te verzekeren tegen ziektekosten. Tevens is vastgesteld dat een vordering tot schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag verjaart na zes maanden, en dat X haar vordering niet tijdig heeft gestuit. Uiteindelijk is X, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten van Y, begroot op Afl. 1.800,--. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. A.H.M. van de Leur.