In deze alimentatiezaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, verzoekt de moeder de man om een maandelijkse bijdrage van Afl. 675,- voor de verzorging en opvoeding van hun niet erkende minderjarige, geboren in Peru. Daarnaast vraagt zij om betaling van Afl. 15.310,- aan achterstallige alimentatie en toestemming om kosteloos te mogen procederen. De procedure startte met een verzoekschrift op 6 juli 2016 en de mondelinge behandeling vond plaats op 11 oktober 2016, waarbij de moeder werd bijgestaan door haar advocaat, mr. G.L. Griffith, en de man in persoon verscheen. De Voogdijraad was vertegenwoordigd door mr. M. Ras-Pieternella.
Het gerecht beoordeelt de behoefte van de minderjarige op Afl. 800,- per maand, rekening houdend met de kosten van verzorging, opvoeding, schoolkosten en andere lasten. De draagkracht van de moeder wordt vastgesteld op Afl. 173,- per maand, terwijl de man een draagkracht heeft van Afl. 700,- per maand. Gezien de financiële situatie van beide ouders, oordeelt het gerecht dat de man een bijdrage van Afl. 640,- per maand moet betalen, ingaande op 1 december 2016. Het verzoek van de moeder om achterstallige alimentatie wordt afgewezen, omdat hiervoor geen wettelijke grondslag bestaat in de EJ-procedure. De moeder krijgt wel toestemming om kosteloos te procederen, gezien haar financiële situatie.
De beschikking is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen ter zitting van 22 november 2016, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meer of anders verzochte is afgewezen.