Uitspraak
1.DE VERDERE PROCEDURE
4.DE VERDERE BEOORDELING
5.DE UITSPRAAK
woensdag 11 januari 2017voor akte uitlating doorhaling procedure aan de zijde van de man, dadelijk peremptoir;
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In de civiele zaak tussen een vrouw en een man, beiden wonende te Aruba, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 23 november 2016 een vonnis gewezen in de procedure met nummer A.R. 2751 van 2014. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.A.R. Bryson, en de man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. David G. Kock, hebben in deze zaak een geschil over een vaststellingsovereenkomst. Tijdens de procedure is de vrouw in de gelegenheid gesteld om te reageren op de reden waarom zij de vaststellingsovereenkomst niet heeft ondertekend. In een akte van 6 april 2016 heeft de vrouw aangegeven dat er nog geen algehele overeenstemming bestaat en dat zij enkele aanvullingen op de concept vaststellingsovereenkomst wenst. De man heeft in een latere akte aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de voorgestelde aanvullingen, met uitzondering van de kostenposten met betrekking tot erfpachtcanon en grondbelasting, waarover onduidelijkheid bestaat. Het gerecht heeft geoordeeld dat, indien er een gebruikersvergoeding wordt betaald, alle eigenaarslasten gelijkelijk verdeeld dienen te worden. Uiteindelijk heeft het gerecht geconcludeerd dat er algehele overeenstemming bestaat, met uitzondering van de eerder genoemde kostenposten. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor verdere uitlating over het doorhalen van de procedure. In de uitspraak van 11 januari 2017 is de zaak opnieuw naar de rol verwezen voor akte uitlating doorhaling procedure aan de zijde van de man, waarbij iedere verdere beslissing is aangehouden.