In deze zaak vordert eiseres, die in gemeenschap van goederen was gehuwd met gedaagde, betaling van haar recht op 50% van het tijdens het huwelijk opgebouwde pensioen, zoals vastgesteld in het Boon/Van Loon arrest. Het huwelijk tussen eiseres en gedaagde is op 3 september 1996 ontbonden, en bij notariële akte van 17 juli 1997 is de huwelijkse goederen gemeenschap verdeeld. Eiseres heeft gedaagde herhaaldelijk verzocht om medewerking aan de uitkering van haar pensioenaanspraken, maar gedaagde heeft dit nagelaten, wat heeft geleid tot een vordering van Afl. 6.480,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 21 juli 2014.
Gedaagde heeft verweer gevoerd, stellende dat hij zijn medewerking heeft verleend en dat eiseres zich tot het pensioenfonds moet wenden voor de uitkering. Het gerecht heeft geoordeeld dat gedaagde ongerechtvaardigd is verrijkt door het niet uitbetalen van het pensioen aan eiseres, en heeft de vordering van eiseres toegewezen. In de vrijwaringszaak heeft gedaagde Apfa aangesproken, maar het gerecht heeft geoordeeld dat Apfa niet nalatig is geweest en dat gedaagde zelf verantwoordelijk is voor het niet tijdig informeren van het pensioenfonds.
Het vonnis is uitgesproken op 23 november 2016 door mr. Y.M. Vanwersch, waarbij gedaagde is veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen en in de proceskosten.