ECLI:NL:OGEAA:2016:841

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 november 2016
Publicatiedatum
3 januari 2017
Zaaknummer
A.R. 3145 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van pensioenrechten na ontbinding huwelijk

In deze zaak vordert eiseres, die in gemeenschap van goederen was gehuwd met gedaagde, betaling van haar recht op 50% van het tijdens het huwelijk opgebouwde pensioen, zoals vastgesteld in het Boon/Van Loon arrest. Het huwelijk tussen eiseres en gedaagde is op 3 september 1996 ontbonden, en bij notariële akte van 17 juli 1997 is de huwelijkse goederen gemeenschap verdeeld. Eiseres heeft gedaagde herhaaldelijk verzocht om medewerking aan de uitkering van haar pensioenaanspraken, maar gedaagde heeft dit nagelaten, wat heeft geleid tot een vordering van Afl. 6.480,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 21 juli 2014.

Gedaagde heeft verweer gevoerd, stellende dat hij zijn medewerking heeft verleend en dat eiseres zich tot het pensioenfonds moet wenden voor de uitkering. Het gerecht heeft geoordeeld dat gedaagde ongerechtvaardigd is verrijkt door het niet uitbetalen van het pensioen aan eiseres, en heeft de vordering van eiseres toegewezen. In de vrijwaringszaak heeft gedaagde Apfa aangesproken, maar het gerecht heeft geoordeeld dat Apfa niet nalatig is geweest en dat gedaagde zelf verantwoordelijk is voor het niet tijdig informeren van het pensioenfonds.

Het vonnis is uitgesproken op 23 november 2016 door mr. Y.M. Vanwersch, waarbij gedaagde is veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen en in de proceskosten.

Uitspraak

Vonnis van 23 november 2016
Behorend bij A.R. 3145 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[EISERES],
wonende te Aruba,
verzoekster, hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mrs. A.J. Swaen en D.M. Passchier,
tegen:
[GEDAAGDE],
wonende te Aruba,
verweerder, hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon,
en in de zaak in vrijwaring van
[GEDAAGDE],
wonende te Aruba,
verzoeker in de vrijwaring, hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon,
tegen
de stichting
ALGEMEEN PENSIOENFONDS ARUBA,
gevestigd te Aruba,
gedaagde in de vrijwaring, hierna ook te noemen: Apfa,
gemachtigde: de advocaat mr. M. Schwengle,

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de akte uitlating producties;
en in de zaak in vrijwaring
- het exploot van oproeping van 19 oktober 2015 met daaraan gehecht het vonnis in het incident tot vrijwaring;
- de conclusie van antwoord in vrijwaring;
- de conclusie van repliek in vrijwaring;
- de conclusie van dupliek;
- de akte uitlating productie.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN IN DE HOOFDZAAK EN DE VRIJWARING

2.1
[eiseres] en [gedaagde] zijn op 10 november 1978 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd, welk huwelijk op 3 september 1996 is ontbonden.
2.2
Bij notariële akte van 17 juli 1997 is de huwelijkse goederen gemeenschap verdeeld.
Hierin is bepaald dat partijen ten aanzien van de door [gedaagde] opgebouwde pensioenrechten te zijner tijd een regeling zullen treffen.
2.3
Bij brief van 22 oktober 2013 verzoekt [eiseres] Apfa om te bemiddelen bij het tot stand komen van een regeling met de heer [gedaagde], opdat zij in het genot kan worden gesteld van de haar toekomende pensioenaanspraken.
2.4
Op 7 juli 2014 verzoekt [eiseres] [gedaagde] om zich bij Apfa te vervoegen teneinde de benodigde machtiging te ondertekenen, zodat aan [eiseres] haar pensioenaanspraak ingaande 1 februari 2014 kan worden uitgekeerd.
2.5
Bij brief van 14 juli 2014 bericht [gedaagde] dat [eiseres] zich zelf dient te melden bij Apfa.
2.6
Op 18 juli 2014 bericht de gemachtigde van [eiseres] [gedaagde] dat [eiseres] zich tot Apfa heeft gewend en dat zij vernomen heeft dat [gedaagde] zich bij Apfa dient te vervoegen teneinde de vereiste machtiging te ondertekenen. [eiseres] sommeert [gedaagde] om dit alsnog uiterlijk 25 juli 2014 te doen.
2.7.
Bij brief van 25 juli 2015 bericht [gedaagde] [eiseres] dat hij van Apfa heeft gehoord dat [gedaagde] op 22 oktober 2013 een verzoek heeft ingediend, waarmee om voor hem onbekende redenen niets is gebeurd. Hij heeft inmiddels Apfa laten weten dat hij akkoord is met ingang van de volgende pensioentermijn (GEA: 1 augustus 2014).
2.8
Sinds 1 augustus 2014 ontvangt [eiseres] haar aandeel in het pensioen van [gedaagde].

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN IN DE HOOFDZAAK

3.1
[eiseres] vordert [gedaagde] te veroordelen - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - tot betaling van een bedrag ad Afl. Afl. 6.480,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2014 en tot betaling van Afl. 1.080,00 per maand vanaf die datum, met veroordeling van [gedaagde] tot vergoeding van de proceskosten.
3.2
Aan deze vordering legt [eiseres] het volgende ten grondslag.
Ingevolge het Boon/Van Loon arrest heeft [eiseres] recht op 50% van het tijdens het huwelijk opgebouwde pensioen. Bij brief van 7 juli 2014 maakt [gedaagde] aanspraak hierop met ingang van 1 februari 2014, zijnde de dag waarop het pensioen voor [gedaagde] inging. [gedaagde] weigert het pensioen over de periode 1 februari tot 1 augustus 2014 te betalen. Dit nalaten is in strijd met de eisen van redelijk- en billijkheid.
3.3
[gedaagde] voert samengevat het volgende verweer tegen de vordering.
[gedaagde] heeft zijn medewerking verleend aan het verstrekken van de pensioenuitkering aan [eiseres]. Voor het niet uitgekeerde pensioen over de periode 1 februari tot 1 augustus 2014 moet [eiseres] bij Apfa zijn.

4.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN IN DE ZAAK IN VRIJWARING

4.1
[gedaagde] vordert - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van Apfa tot betaling van hetgeen waartoe [gedaagde] in de hoofdzaak jegens [eiseres] zal worden veroordeeld, te vermeerderen met de proceskosten die [gedaagde] in de hoofdzaak en in het vrijwaringsincident heeft gemaakt.
4.2
[gedaagde] grondt de vordering erop dat Apfa hem dient te vrijwaren omdat Apfa gehouden was het schriftelijke verzoek van [eiseres] d.d. 22 oktober 2013, om haar per 1 februari 2014 haar deel van zijn pensioen toe te kennen, te honoreren. Apfa is verantwoordelijk voor het feit dat [eiseres] in de periode februari tot augustus 2014 verstoken is geweest van haar aandeel in zijn pensioen.
4.3
Apfa voert hiertegen verweer, dat zo nodig bij de beoordeling aan de orde komt.

5.DE BEOORDELING IN DE HOOFDZAAK

5.1
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiseres] ingaande 1 februari 2014 recht heeft op de helft van het tijdens het huwelijk door [gedaagde] opgebouwde pensioen, zijnde een bedrag ad Afl. 1.080,00 per maand.
5.2
Vast staat dat [gedaagde] over de maanden februari tot augustus 2014 maandelijks
Met een bedrag ad Afl. 1.080,00 ongerechtvaardigd is verrijkt, omdat dit bedrag niet voor hem maar voor [eiseres] bestemd was. Het te veel ontvangen bedrag ad Afl. 6.080,00 dient hij derhalve alsnog aan [eiseres] te betalen.
5.3
De vordering is dan ook toewijsbaar, met dien verstande dat de wettelijke rente wordt toegewezen vanaf 21 juli 2014, zijnde de dag waarop [gedaagde] in gebreke is.
5.4
[gedaagde] wordt nu hij in het ongelijk is gesteld in de kosten van de hoofdzaak veroordeeld, begroot op 3 punten van liquidatietarief 3.
6.DE BEOORDELING IN DE ZAAK IN VRIJWARING
6.1
Nu [gedaagde] veroordeeld is in de hoofdzaak dient de vrijwaring beoordeeld te worden.
6.2
[gedaagde] is op de eerste plaats van mening dat Apfa hem dient te vrijwaren op grond van artikel 31 van het destijds vigerende reglement NPR 2005. Hierin is bepaald dat toekenning van pensioen geschiedt op basis van een schriftelijke aanvraag door of namens de
rechthebbende. Deze stelling wordt verworpen, omdat [gedaagde] de rechthebbende is en niet [eiseres]. [eiseres] heeft slechts recht op
verdelingvan de door [gedaagde] tijdens het huwelijk opgebouwde pensioen en is zelf géén rechthebbende in de zin van het reglement.
6.3
Op de tweede plaats stelt [gedaagde] dat Apfa nalatig is geweest omdat zij verzuimd heeft te reageren op de brief van 22 oktober 2013 van [eiseres]. Wat hier verder ook van zij, Apfa staat uitsluitend in een rechtsverhouding tot [gedaagde] en kan derhalve jegens [eiseres] nimmer nalatig zijn. Evenmin is Apfa jegens [gedaagde] nalatig doordat zij verzuimd heeft te reageren op de brief van [eiseres].
6.4
Naar het oordeel van het gerecht is niet Apfa maar [gedaagde] nalatig geweest jegens [eiseres]. [gedaagde] wist sinds 1999 dat [eiseres] aanspraak maakte op haar ‘Boon/Van Loon-aandeel’ in het tijdens het huwelijk door hem opgebouwde pensioen. Het lag dan ook op zijn weg om voorafgaande aan de ingangsdatum van zijn pensioen, Apfa te informeren dat [eiseres] het haar toekomende deel van zijn pensioen (Afl.1.080,00 per maand) rechtstreeks wenste te ontvangen en de hiervoor vereiste machtiging te ondertekenen. [gedaagde] heeft daarentegen eerst actie ondernomen nadat hij daartoe gesommeerd was door [eiseres].
6.5
Voor zover [gedaagde] zich tevens op het standpunt stelt dat Apfa jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld, wordt deze stelling op grond van het voorgaande eveneens verworpen.
Apfa kon eerst na verkregen toestemming van [gedaagde] het aan [eiseres] toekomende deel van zijn pensioen uitkeren. Deze goedkeuring kreeg Apfa eerst in juli 2014, waarna zij aanstonds tot rechtstreekse uitkering aan [eiseres] is overgegaan. Apfa treft dan ook geen verwijt.
6.6
Ook de stelling van [gedaagde] dat hij door toedoen van Apfa schade lijdt wordt aanstonds verworpen. Voor zo ver [gedaagde] al schade lijdt, had hij deze kunnen voorkomen door Apfa tijdig te informeren dat zij het [eiseres] toekomende deel van zijn pensioen rechtstreeks aan haar mochten uitkeren. Voor zo ver er sprake is van schade komt deze dan ook voor rekening en risico van [gedaagde].
6.7
Alle overige stellingen en weren kunnen verder onbesproken blijven.
6.8
[gedaagde] wordt veroordeeld in de kosten van de vrijwaring aan de zijde van [eiseres], gebaseerd op 1 punt van liquidatietarief 3, zijnde Afl. 500,00 per punt.
6.9
Het verzoek van Apfa om [gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van de reële proceskosten omdat hij misbruik zou hebben gemaakt van procesrecht c.q. onrechtmatig zou hebben gehandeld wordt afgewezen. Het enkele feit dat de vrijwaring is afgewezen, leidt niet tot de conclusie dat er sprake is van misbruik van procesrecht c.q. onrechtmatig handelen. [gedaagde] wordt dan ook, nu hij in het ongelijk is gesteld in de kosten van de vrijwaring van Apfa veroordeeld, gebaseerd op 2 punten van liquidatietarief 3.
6.1
Ook het verzoek van Apfa om een bevelschrift voor de proceskosten uit te vaardigen wordt afgewezen. Het gerecht zal deze deze vordering - artikel 118 Rv indachtig - aldus lezen dat Apfa verzoekt de proceskosten veroordeling uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Deze vordering wordt toegewezen.

7.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
In de hoofdzaak
7.1
veroordeelt [gedaagde] te betalen aan [eiseres] een bedrag ad Afl. 6.480,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2014 tot de dag der voldoening;
7.2
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiseres] begroot op Afl. 450,00 griffierrecht, explootkosten Afl. 213,60 en Afl. 1.500,00 voor salaris gemachtigde;
7.3
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
7.4
wijst het meer of anders gevorderde af;
in de zaak in vrijwaring
7.5
wijst het gevorderde af,
7.6
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de vrijwaring aan de zijde van [eiseres] begroot op Afl. 500,00 voor salaris gemachtigde;
7.7
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de vrijwaring aan de zijde van Apfa begroot op
Afl. 1.500,00 voor salaris gemachtigde.
7.8
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 november 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.