ECLI:NL:OGEAA:2016:865

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 november 2016
Publicatiedatum
5 januari 2017
Zaaknummer
K.G. 2163 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uitvoering van onderhoudswerkzaamheden aan gehuurde woning in kort geding

In deze zaak, die op 16 november 2016 werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde de eiser, vertegenwoordigd door mr. C.B.A. Coffie, een machtiging om noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden aan het dak van de gehuurde woning uit te voeren. De eiser huurt een woning van de gedaagde sub 1 voor een maandelijkse huurprijs van US$ 2.350,-, maar ondervond herhaaldelijk lekkages. De gedaagden, vertegenwoordigd door mr. D.C. Lopez Paz, voerden verweer tegen de vordering van de eiser. De voorzieningenrechter constateerde dat de gedaagde sub 1 niet voldeed aan zijn onderhoudsverplichtingen, zoals vastgelegd in de huurovereenkomst, en dat de gedaagde sub 2 niet als partij bij de overeenkomst kon worden aangemerkt.

De rechter oordeelde dat de eiser voldoende belang had bij de gevraagde machtiging om de werkzaamheden uit te laten voeren, aangezien de communicatie tussen partijen niet optimaal was en er wantrouwen bestond. De rechter machtigde de eiser om de werkzaamheden uit te voeren en de kosten te verrekenen met de huur. De gedaagde sub 1 werd veroordeeld in de proceskosten van de eiser, terwijl de vordering tegen gedaagde sub 2 werd afgewezen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van verhuurders met betrekking tot onderhoud en de rechten van huurders om noodzakelijke reparaties te laten uitvoeren, vooral in situaties waarin de verhuurder tekortschiet in zijn verplichtingen.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 16 november 2016
Behorend bij K.G. 2163 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[Eiser],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. C.B.A. Coffie,
tegen:
[gedaagde sub 1]
en
[gedaagde sub 2],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [gedaagden] respectievelijk [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2],
gemachtigde: de advocaat mr. D.C. Lopez Paz.

DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- de pleitnota van [eiser];
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 17 oktober 2016;
- de aantekening van de plaatsopneming op 18 oktober 2016;
- de aantekeningen van de voortgezette behandeling op 4 november 2016.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis zou worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
[eiser] huurt van [gedaagde sub 1] een woning met bijgebouw (appartement) aan de [adres] te Aruba (verder: de woning) voor een som van (nu) US$ 2.350,- per maand.
2.2
[eiser] heeft meermaals ondervonden dat het lekt in de woning. [gedaagde sub 1] heeft werkzaamheden aan het dak doen verrichten om lekkages te voorkomen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
[eiser] vordert samengevat – uitvoerbaar bij voorraad – machtiging om door […] werkzaamheden aan het dak te laten uitvoeren voor rekening van [gedaagden], hen te veroordelen de kosten daarvan te voldoen, [eiser] te machtigen om de kosten te verrekenen met de huur en [gedaagden] te veroordelen tot betaling van Afl. 6.000, met verrekening met de huur en alles – voor zover mogelijk – op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagden] tot vergoeding van de proceskosten.
3.2
[eiser] grondt de vordering erop dat [gedaagden] toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van de uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen.
3.3
[gedaagden] voeren hiertegen verweer.

4.DE BEOORDELING

4.1
Niet gebleken is dat er tussen [eiser] en [gedaagde sub 2] een huurovereenkomst is gesloten. Tussen partijen is duidelijk dat hij zijn hoogbejaarde vader vertegenwoordigt. Dat maakt hem, zonder nadere niet gestelde feiten, geen partij bij de overeenkomst noch aansprakelijk voor de (niet-)nakoming daarvan. De vorderingen jegens [gedaagde sub 2] zullen daarom worden afgewezen.
4.2
Bij gelegenheid van de bezichtiging van de woning op 18 oktober 2016 is de voorzieningenrechter voldoende gebleken dat het dak, niettegenstaande de herstelwerkzaamheden die [gedaagde sub 1] (via [gedaagde sub 2]) heeft opgedragen, nog steeds lekt. Dat bleek (mede) omdat het de nacht vóór de plaatsopneming, althans in de vroege ochtend daarvan, ter plaatse hard geregend had.
4.3
Dat de lekkages veroorzaakt zijn doordat [eiser] op het dak een airco-unit heeft geplaatst is niet aannemelijk geworden. De deskundigen die van beide zijden aanwezig waren hebben dat ook niet aangegeven.
4.4
Daarmee staat in kort geding voldoende vast dat [gedaagde sub 1] niet voldoet aan zijn verplichting het gehuurde in zodanige staat van onderhoud te houden dat het geschikt is tot het gebruik waartoe het verhuurd is terwijl hij [eiser] ook het rustig huurgenot op deze wijze niet verschaft (artikel 7A:1567 aanhef en onder b en c BW). Ten slotte voldoet [gedaagde sub 1] niet in afdoende mate aan zijn uit artikel 7A:1568 BW voortvloeiende reparatieverplichting.
4.5
Dan komt de vraag in kort geding aan de orde hoe daaraan alsnog tegemoet gekomen kan worden. Bij de behandeling van het kort geding is het de voorzieningenrechter gebleken dat de communicatie tussen partijen, niet optimaal is. Over en weer bestaat wantrouwen. Hoewel partijen het er in wezen over eens zijn dat aan het dak reparatiewerkzaamheden moet worden uitgevoerd zijn ze het er, ondanks tussenkomst van hun respectieve experts, niet over eens wat de beste oplossing is.
4.6
Niet gebleken is dat de door [eiser]s expert voorgestelde oplossing gezien de huurverhouding exorbitant duur is. Daartegenover is de voorzieningenrechter er niet van overtuigd, dat de door de expert van [gedaagde sub 1] voorgestelde oplossing voldoende duurzaam is. Bovendien is de kans niet denkbeeldig dat partijen bij de uitvoering daarvan weer een verschil van mening krijgen. Ten slotte heeft [gedaagde sub 1] als voorwaarde voor het uitvoeren van de door hem voorgestelde werkzaamheden gesteld dat, ofwel [eiser] de in [gedaagde sub 1] ogen achterstallige huur betaalt – en daarmee zijn opschorting ongedaan maakt voordat het werk is uitgevoerd – of een lening kan krijgen. [1] Het eerste kan van [eiser] gezien het voorgaande naar oordeel van de voorzieningenrechter niet gevergd worden. Dat [gedaagde sub 1] begonnen is financiering aan te trekken voor het uitvoeren van het werk is niet gebleken.
4.7
[eiser] heeft daarom voldoende belang bij toewijzing van de vordering om hem op voet van artikel 3:299 BW te machtigen de door […] geoffreerde werkzaamheden uit te (doen) voeren en de kosten te verrekenen met de verschuldigde huur.
4.8
Voor veroordeling van [gedaagde sub 1] tot voldoen van die kosten bestaat in kort geding onvoldoende spoedeisend belang naast de gevorderde machtiging om die kosten met de huur te compenseren. Het spoedeisend belang bij toewijzing van de vordering tot betaling van Afl. 6.000, is niet voldoende onderbouwd. Bij het opleggen van een dwangsom heeft [eiser] geen belang. Als de in overwegende mate in het ongelijk te stellen partij zal [gedaagde sub 1] de proceskosten van [eiser] moeten vergoeden. Nu [gedaagde sub 2] geen eigen proceskosten heeft gemaakt zal ten laste van [eiser] ten opzichte van hem geen proceskosten veroordeling volgen.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
machtigt [eiser] om het werk overeenkomstig offerte 1608-08 van […] (productie 18 inleidend verzoekschrift) te doen uitvoeren en de kosten daarvan, bij wijze van voorschot op een afrekening tussen partijen, tot een bedrag van Afl. 29.062,80 te verrekenen met de reeds verschuldigde en nog te betalen huur;
veroordeelt [gedaagde sub 1] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [eiser] worden begroot op Afl. 450, aan griffierecht, Afl. 225,80aan explootkosten en Afl. 1.500, aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 16 november 2016 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Laatste pagina van de producties bij de brief van 25 oktober 2016 zijdens mr. Lopez Paz.