ECLI:NL:OGEAA:2016:874

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 december 2016
Publicatiedatum
6 januari 2017
Zaaknummer
EJ. nr. 1687 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzetting en schorsing van het ouderlijk gezag over een minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben de grootouders van een minderjarige, verzoekers, een verzoek ingediend tot ontzetting van de moeder uit het ouderlijk gezag. De moeder, die alleen het gezag over de minderjarige uitoefent, heeft de minderjarige erkend, maar verblijft momenteel in Venezuela. De grootmoeder heeft de minderjarige sinds 2000 bij zich in Aruba, waar zij haar verzorgt en opvoedt. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 13 juli 2016 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 25 oktober 2016, waarbij de verzoekers en een vertegenwoordiger van de Voogdijraad aanwezig waren.

De rechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen. Op basis van artikel 1:269 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, dat de mogelijkheid biedt om een ouder te ontzetten uit het gezag in het belang van het kind, concludeerde de rechter dat er onvoldoende gronden waren om de moeder te ontzetten. Het verzoek tot ontzetting werd dan ook afgewezen. Echter, gezien de langdurige afwezigheid van de moeder en haar onvermogen om het gezag uit te oefenen, werd het subsidiaire verzoek om schorsing van het gezag van de moeder in overweging genomen.

De rechter oordeelde dat de moeder in de onmogelijkheid verkeert om het gezag uit te oefenen, en dat de grootmoeder de meest geschikte partij is om als voogd op te treden. De grootmoeder heeft zich bereid verklaard om deze rol op zich te nemen. De rechter heeft vervolgens besloten het ouderlijk gezag van de moeder te schorsen en de grootmoeder als voogdes over de minderjarige te benoemen. Deze beschikking werd openbaar uitgesproken op 6 december 2016 door mr. J. Sap, rechter in dit gerecht.

Uitspraak

Beschikking van 6 december 2016
Behorend bij EJ. nr. 1687 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op verzoek van:
[verzoeker 1] en [verzoeker 2], de grootmoeder vaderszijde en de grootvader vaderszijde,
wonende in Aruba,
VERZOEKERS,
procederend in persoon,
tegen:
[de moeder]en
[de vader],
zonder bekende woon- en/of verblijfplaats,
VERWEERDERS,
niet verschenen.
Belanghebbende:
[de minderjarige],
de minderjarige, wonende in Aruba.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ingediend op 13 juli 2016;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 25 oktober 2016, waaruit blijkt dat zijn verschenen de verzoekers in persoon. Namens de Voogdijraad is aanwezig mevrouw A. Flanders.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit mevrouw [de moeder] (hierna: de moeder) is op [datum] 1999 in Venezuela geboren [de minderjarige]. De heer [de vader] (hierna: de vader) heeft de minderjarige erkend. De moeder oefent van rechtswege het gezag over de minderjarige alleen uit.
2.2.
Op 29 september 2003 heeft de moeder ten overstaan van de notaris dr. Fredy J. Montanilla M. in Venezuela bij notariële akte verklaard dat zij machtiging geeft aan de grootmoeder vaderszijde om al hetgene voor de minderjarige te doen, zoals haar naar school te sturen en haar woonplaats te vestigen in de plaats die zij het meest geschikt acht voor haar volledige ontwikkeling.
2.3
De minderjarige verblijft, sedert het jaar 2000, bij de grootmoeder vaderszijde in Aruba.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt tot ontzetting van de moeder uit het ouderlijk gezag over de minderjarige, dan wel om de moeder uit het ouderlijk gezag over de minderjarige te schorsen en om verzoekers te benoemen tot voogdes over de minderjarige.

4.DE BEOORDELING

4.1
Op grond van artikel 1:269 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA) dat de rechter, indien hij het in het belang van het kind noodzakelijk oordeelt, een ouder van het ouderlijk gezag kan ontzetten, om reden van misbruik van gezag of grove verwaarlozing van de verzorging of opvoeding van een of meer kinderen of, dan wel slecht levensgedrag.
4.2
Gelet op hetgeen ter zitting is besproken, en gehoord de Voogdijraad, is het gerecht van oordeel dat voor ontzetting van de moeder uit het ouderlijk gezag over de minderjarige onvoldoende gronden, zoals bepaald in artikel 269 lid 1 van het BWA, bestaan. Het verzoek van verzoekers om de moeder uit het gezag te ontzetten zal dan ook worden afgewezen.
4.3
Aan de orde is dan het subsidiaire verzoek van verzoekers om de moeder in het ouderlijk gezag over de minderjarige te schorsen en om verzoekers, althans één van hen te benoemen tot voogd over de minderjarige.
4.4
Op basis van artikel 1:253r juncto artikel 1:253q van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA) is het gezag dat aan één of beide ouders toekomt geschorst gedurende de tijd waarin één of beide ouders al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert het gezag uit te oefenen. Indien een ouder alleen het gezag over de minderjarige uitoefent, benoemt de rechter een voogd.
4.5
De grootmoeder heeft te kennen gegeven dat de ouders in Venezuela verblijven. Voorts heeft grootmoeder verteld dat de minderjarige sinds het jaar 2000, met toestemming van zijn ouders, bij haar op Aruba verblijft. De grootmoeder heeft de minderjarige sinds haar verblijf op Aruba verzorgd en opgevoed.
4.6
Uit de overgelegde stukken en de toelichting ter zitting is voldoende gebleken dat de moeder al langere tijd in de onmogelijkheid verkeert het gezag over de minderjarige uit te oefenen. Voorts is gebleken dat de ouders verblijven in Venezuela. Er bestaat thans onduidelijkheid over de vraag of de moeder ooit naar Aruba zal emigreren, of dat de minderjarige terug zal keren naar Venezuela, waardoor de moeder haar taak als gezagdraagster ten aanzien van de minderjarige feitelijk weer zal kunnen uitoefenen. Gelet op artikel 1:253r lid 2 BW is het gezag van de moeder op grond hiervan geschorst.
4.7
Voorts is gebleken dat de minderjarige in ieder geval sinds 2000 door verzoekers wordt verzorgd en opgevoed. De minderjarige is gelukkig bij verzoekers en stemt in met het verzoek om grootmoeder vaderszijde tot voogdes over haar te benoemen. De grootmoeder vaderszijde heeft zich bereid verklaard om de tijdelijke voogdij op zich te nemen. Gelet op het voorgaande is het gerecht van oordeel dat, aangezien het gezag van de moeder is geschorst, thans niet in het gezag is voorzien, de grootmoeder vaderszijde de meest gerede partij is om op de voet van artikel 1:253q BWA in verbinding met artikel 1:253r lid 1 BWA met de voogdij te worden belast. De Voogdijraad heeft hiertegen geen bezwaren geuit. Het verzoek komt derhalve voor inwilliging in aanmerking.

5.DE BESLISSING:

Het gerecht:
verstaat dat het ouderlijk gezag van [de moeder] over de minderjarige [de minderjarige] is geschorst;
benoemt [de verzoeker 1] tot voogdes over [de minderjarige] geboren in Venezuela op [datum] 1999.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Sap, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van dinsdag 6 december 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.