ECLI:NL:OGEAA:2016:909

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 december 2016
Publicatiedatum
10 januari 2017
Zaaknummer
A.R. no. 3082 van 2011
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civielrechtelijke procedure over volmacht en beëindigingsovereenkomst

In deze civiele procedure, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, stond de vraag centraal of Gedaagde gemachtigd was om een beëindigingsovereenkomst namens Eiseres aan te gaan. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. A.J. Swaen, en Gedaagde, vertegenwoordigd door mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena, voerden hun zaak kosteloos. De procedure volgde op een eerder tussenvonnis van 21 oktober 2015, waarin Gedaagde de gelegenheid kreeg om bewijs te leveren van de volmacht van de heer [naam] om de overeenkomst van 18 juni 2010 te ondertekenen. Tijdens de zitting op 2 november 2016 werd de heer [naam] als getuige gehoord.

Het gerecht oordeelde dat Gedaagde niet in het bewijs was geslaagd dat de heer [naam] over een toereikende volmacht beschikte. De getuige kon geen schriftelijke machtiging overleggen en zijn verklaring was onvoldoende om aan te tonen dat hij bevoegd was om de beëindigingsovereenkomst te ondertekenen. Het gerecht concludeerde dat Gedaagde niet redelijkerwijs kon aannemen dat de heer [naam] gemachtigd was, en dat de eerdere overeenkomst van 17 maart 2010 nog steeds van kracht was. Eiseres had recht op de gevorderde hoofdsom van Afl. 5.400,--, vermeerderd met incassokosten en wettelijke rente.

De rechter veroordeelde Gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief kosten van de procedure, en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis werd uitgesproken op 14 december 2016 door mr. P.A.H. Lemaire in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 14 december 2016
Behorend bij A.R. no. 3082 van 2011
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
Eiseres,
wonende te Aruba,
EISERES,
nader te noemen: Eiseres,
kosteloos procederend,
gemachtigde: mr. A.J. Swaen,
tegen
Gedaagde,
wonende te Aruba,
GEDAAGDE,
nader te noemen: Gedaagde,
kosteloos procederend,
gemachtigde: mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena.

1.DE VERDERE PROCEDURE

Voor het eerdere verloop van de procedure wordt verwezen naar het tussenvonnis d.d. 21 oktober 2015. Bij dit vonnis werd Gedaagde in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat de heer [naam] was gemachtigd om de beëindigingsovereenkomst d.d. 18 juni 2010 namens Eiseres aan te gaan. Op 2 november 2016 is [naam] ten overstaan van het gerecht als getuige gehoord. Het vonnis werd bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
In zijn uitspraak van 16 september 2014 had het hof geoordeeld dat de bewijslast van de stelling dat [naam] gemachtigd was om de beëindigingsovereenkomst d.d. 18 juni 2010 namens Eiseres aan te gaan, op Gedaagde rust. Het gerecht zal thans beoordelen of Gedaagde is geslaagd in het bewijs van zijn stelling.
2.2
De heer [naam], als getuige gehoord, doet een beroep op een algemene schriftelijke machtiging die hij van Eiseres zou hebben gehad. De machtiging luidde, in de bewoordingen van de getuige, het namens haar rechtshandelingen te verrichten, maar niet specifiek over het ontvangen van gelden of het aangaan van schikkingen. De getuige zegt niet meer over die schriftelijke machtiging te beschikken en moet in zijn geheugen graven of die volmacht voor deze of een andere zaak was gegeven. Partijen hebben een zodanige schriftelijke machtiging niet overgelegd. De schriftelijke overeenkomst tussen partijen d.d. 17 maart 2010 (“Acuerdo di debe di daño y perhudicio”) werd door Eiseres persoonlijk ondertekend. [naam] heeft deze slechts “voor gezien” en dus niet namens Eiseres getekend. Gelet hierop, gelet op het ontbreken van een schriftelijke volmacht en gelet op de verklaring van [naam] dat hij geen contact heeft gehad met Eiseres over de schikking d.d. 18 juni 2010 (en Eiseres hem dus ook niet ad hoc heeft gemachtigd), acht het gerecht Gedaagde niet in het bewijs geslaagd dat [naam] over een volmacht beschikte die hem in staat stelde namens Eiseres de beëindigingsovereenkomst van 18 juni 2010 aan te gaan en te ondertekenen.
2.3
Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van het gerecht evenmin op goede grond de conclusie worden getrokken dat er sprake is van een situatie waarin Gedaagde op grond van een verklaring of gedraging van Eiseres redelijkerwijs heeft mogen aannemen dat [naam] een toereikende volmacht bezat. Dat [naam] wel bevoegd was om betalingen namens Eiseres in ontvangst te nemen, is daarvoor niet toereikend. Dit is van een veel minder vergaande aard dan het aangaan van een schikking die tot toekenning van een veel lager bedrag leidde dan waarvoor Eiseres nog betrekkelijk kort daarvoor (in persoon) had getekend. Aan de bevoegdheid geld te innen, kon Gedaagde dus niet gerechtvaardigd het vertrouwen ontlenen dat Eiseres [naam] had gemachtigd voor dat veel lagere bedrag te schikken.
2.4
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Gedaagde nog is gebonden aan de overeenkomst van 17 maart 2010. De vordering van Eiseres dient derhalve te worden toegewezen. De Afl. 2.000,-- die Gedaagde aan [naam] heeft betaald ter fine van de beeindigingsovereenkomst d.d. 18 juni 2010 zal op die vordering niet in mindering worden gebracht, nu deze betaling Eiseres niet heeft bereikt en daaraan geen rechtsgeldige titel ten grondslag lag.
2.5
Het eerder door Gedaagde aan [naam] betaalde bedrag ad Afl. 600,-- zal wel van het gevorderde worden afgetrokken, nu dat is betaald ter fine van de overeenkomst van 17 maart 2010, ook al heeft ook dit bedrag Eiseres nooit bereikt. Eiseres heeft haar vordering dienoveeenkomstig verminderd. Toewijsbaar aan hoofdsom is derhalve een bedrag groot Afl. 5.400,--. Tegen de gevorderde incassokosten is geen verweer gevoerd. Deze zullen conform het Procesreglement 2016 worden toegewezen naar rato van anderhalf punt van het liquidatietarief, dat wil zeggen in totaal Afl. 750,--.
2.6
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van Eiseres.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht, recht doende:
Veroordeelt Gedaagde tot betaling aan Eiseres van een bedrag groot Afl. 5.400,--, te vermeerderen met Afl. 750,-- aan buitengerechtelijke incassokosten en met de wettelijke rente vanaf 29 september 2011;
Veroordeelt Gedaagde in de kosten van de procedure tot op heden begroot op Afl. 450,-- aan griffierechten (aan de griffier van het gerecht te betalen), Afl. 363,-- aan verschotten (eveneens aan de griffier van het gerecht te betalen) en Afl. 1.750,-- aan salaris gemachtigde (aan de advocaat van Eiseres te betalen).
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.H. Lemaire, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 14 december 2016 in aanwezigheid van de griffier.