ECLI:NL:OGEAA:2016:912

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 december 2016
Publicatiedatum
10 januari 2017
Zaaknummer
K.G. no. 2808 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over ontruiming van containers op perceel in Aruba

In deze zaak, die op 14 december 2016 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, heeft eiseres E*, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.G. Kock, een kort geding aangespannen tegen gedaagde G*. De procedure volgde op een geschil over de ontruiming van containers die G* op het perceel van E* had geplaatst. E* had G* eerder verzocht om de containers te verwijderen, omdat zij het perceel voor eigen gebruik nodig had. G* had echter aangegeven dat zij meer tijd nodig had voor de ontruiming, wat leidde tot de huidige rechtszaak.

Tijdens de zitting op 2 december 2016 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. E* vorderde dat G* zou worden verplicht om de containers binnen een week na betekening van het vonnis te ontruimen, met een dwangsom van Afl. 500,-- per dag voor het geval G* hier niet aan zou voldoen. G* voerde verweer en vroeg om afwijzing van de vorderingen van E*.

Het Gerecht oordeelde dat E* een spoedeisend belang had bij haar vorderingen en dat de gevraagde ontruiming binnen een redelijke termijn diende plaats te vinden. Het Gerecht concludeerde dat G* de containers moest ontruimen en dat de door E* gevorderde termijn van een week redelijk was. Tevens werd G* veroordeeld tot betaling van dwangsommen en proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte werd afgewezen.

Uitspraak

Vonnis van 14 december 2016
Behorend bij K.G. no. 2808 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
[naam],
wonende in Aruba,
EISER,
hierna ook te noemen: E*,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
[naam],
wonende in Aruba te [adres],
GEDAAGDE,
hierna ook te noemen: G*,
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 2 december 2016.
1.2
E* is toen ter zitting verschenen bij haar gemachtigde. G* is in persoon ter zitting verschenen. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
E* vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. G* beveelt om haar containers, staande op in het hierna verder omschreven perceel van E*, uiterlijk binnen 1 week na betekening van dit vonnis aan G* te (doen) ontruimen;
b. bepaalt dat G* ten behoeve van E* een dwangsom verbeurt van Afl. 500,-- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat G* voormeld bevel niet opvolgt;
c. G* veroordeelt in de proceskosten.
2.2
G* voert verweer strekkende tot afwijzing van het door E* verzochte.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het spoedeisend belang van E* bij zijn vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde liggende stellingen.
3.2
Vast staat het volgende. Bij overeenkomst van 24 november 2015 hebben partijen afgesproken dat G* een aantal aan haar toebehorende containers (hierna: de containers) mocht plaatsen op een bij partijen genoegzaam bekend mede aan E* toebehorend in Aruba te [adres] gelegen perceel (hierna: het perceel). Tevens is toen afgesproken dat G* die containers van het perceel zou verwijderen zodra E* daarvan zelf gebruik wilde maken. Bij brief van 11 juli 2016 heeft E* aan G* te kennen gegeven dat hij het perceel voor eigen gebruik nodig had en dat G* daarom de containers moest verwijderen uiterlijk op 25 juli 2016. Naar aanleiding van die kennisgeving heeft G* per brief van 19 juli 2016 aan E* laten weten dat zij tenminste 90 dagen nodig heeft om de containers te verplaatsen naar een ander perceel. In dat verband heeft E* bij brief van 29 augustus 2016 aan G* medegedeeld dat hij akkoord gaat met een ontruimingstermijn van negentig dagen en dat hij er vanuit gaat dat G* de containers per 31 oktober 2016 zal hebben verwijderd van het perceel. Die verwijdering heeft niet plaatsgevonden.
3.3
Nu E* het perceel voor eigen gebruik nodig heeft zal G*, zoals overeengekomen, haar containers van het perceel moeten verwijderen. Nu dienaangaande geen termijn is afgesproken tussen partijen zal die ontruiming moeten plaatsvinden binnen een redelijke termijn. De in tweede instantie door E* aan G* gegunde ontruimingstermijn van (de facto) een week is naar het voorshandse oordeel van het Gerecht een redelijke termijn.
3.4
In het hiervoor geschetste verband valt in een bodemprocedure het oordeel te verwachten dat G* het perceel zal moeten ontruimen zoals door E* gevorderd. Dat brengt met zich dat de thans door E* verzochte voorziening zal worden gegeven als na te melden.
3.5
Afweging van de belangen van partijen maakt vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet van G* bij afwijzing van het door E* verzochte ten opzichte van de belangen van E* bij toewijzing daarvan.
3.6
Dwangsommen zullen gematigd en gemaximeerd aan G* worden opgelegd. Daarvan gaat naar het oordeel van het Gerecht voldoende prikkel uit naar G* tot nakoming van dit vonnis.
3.7
G* zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van E*, tot aan deze uitspraak begroot op (450,-- + 226,25 =) Afl. 676,25 aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht, recht doende in kort geding:
-beveelt G* om binnen 2 weken na betekening aan haar van dit vonnis de aan haar toebehorende containers staande op het in Aruba te [adres] gelegen mede aan E* toebehorende perceel te ontruimen;
-bepaalt dat G* ten behoeve van E* een dwangsom verbeurt van Afl. 250,-- voor elke dag of deel daarvan dat G* voormeld ontruimingsbevel niet nakomt, en bepaalt voorts dat G* te dezen maximaal Afl. 25.000,-- aan dwangsommen kan verbeuren;
-veroordeelt G* in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van E*, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 676,25 aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 14 december 2016 in aanwezigheid van de griffier.