In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 14 december 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Eiseres en Gedaagde. Eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaten, vorderde de opheffing van conservatoire derdenbeslagen die door Gedaagde waren gelegd op haar bankrekeningen en bij een andere rechtspersoon. Gedaagde, die in persoon verscheen, voerde verweer tegen de vorderingen van Eiseres. Tijdens de zitting op 2 december 2016 heeft Gedaagde verzocht om aanhouding van de zaak, omdat hij onvoldoende tijd had gehad om een advocaat te vinden. Dit verzoek werd door het Gerecht afgewezen, omdat het te laat was ingediend en Gedaagde voldoende tijd had gehad om zich voor te bereiden.
De vorderingen van Eiseres waren gebaseerd op een aannemingsovereenkomst met een vennootschap, waarbij Eiseres een woning zou laten bouwen. Eiseres had de overeenkomst willen ontbinden, maar Gedaagde had geen bevestiging van deze ontbinding ondertekend. Het Gerecht oordeelde dat Gedaagde niet aannemelijk had gemaakt dat hij een vordering op Eiseres had, en dat de vorderingen van Eiseres in een bodemprocedure waarschijnlijk zouden worden toegewezen.
Het Gerecht heeft vervolgens de vorderingen van Eiseres toegewezen, de conservatoire beslagen opgeheven, en Gedaagde veroordeeld tot betaling van dwangsommen en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.