ECLI:NL:OGEAA:2016:98

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 februari 2016
Publicatiedatum
17 februari 2016
Zaaknummer
A.R. 1503 van 2013
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van rechtshandeling in het kader van curatele en erfgenaamschap

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, heeft eiseres E* een vordering ingesteld tegen gedaagden G1*, G2 en G3. De vordering betreft de vernietiging van bepaalde rechtshandelingen die zijn verricht door gedaagde sub 1, die als curator optrad van de overleden A. Eiseres vordert onder andere dat gedaagde sub 1 wordt bevolen een boedelbeschrijving in te dienen en verantwoording af te leggen over het beheer van de goederen van wijlen A. Daarnaast vraagt zij om de vernietiging van de handelingen tot verkoop en levering van een perceel domeingrond en de vestiging van een recht van vruchtgebruik ten behoeve van B.

De procedure is gestart met een inleidend verzoekschrift, gevolgd door conclusies van antwoord, repliek en dupliek. Eiseres stelt dat gedaagde sub 1 in strijd met zijn wettelijke plicht geen boedelbeschrijving heeft ingediend en dat de verkoop van het onroerend goed zonder toestemming van de rechter heeft plaatsgevonden. Gedaagden voeren verweer en stellen dat eiseres niet ontvankelijk is in haar vordering, omdat zij niet alle erfgenamen heeft betrokken in de procedure.

Het gerecht oordeelt dat eiseres in haar vordering kan worden ontvangen, maar wijst de vorderingen af. Het gerecht stelt vast dat gedaagde sub 1 bevoegd was om de verkoop van het onroerend goed te verrichten en dat de curator geen toestemming van de rechter nodig had. De vorderingen van eiseres worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van gedaagden.

Uitspraak

Vonnis van 3 februari 2016
Behorend bij A.R. 1503 van 2013
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
E*,
wonende te Aruba,
Eiseres,
Gemachtigde: de advocaat mr. J.M.R.F. Scheper,
tegen

1.G1*, in persoon dan wel in zijn hoedanigheid van gewezen curator van wijlen A,

2.
G2,
3.
G3,
allen wonende te Aruba,
Gedaagden,
Gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
Het vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

De vordering

2.1
Eiseres vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. a) gedaagde sub 1 te bevelen binnen 30 dagen na het wijzen van vonnis een beschrijving van de boedel van A in te dienen, ten tijde van de aanvang van het curatorschap, en hem te bevelen om binnen diezelfde termijn rekening en verantwoording af te leggen van het door hem gevoerde beheer over de goederen van wijlen A;
b) nietig te verklaren of te vernietigen de handelingen tot verkoop en levering van het recht van erfpacht tot 14 oktober 2037 op het perceel domeingrond groot 412m², gelegen te ___ in Aruba, kadastraal bekend als Land Aruba, derde afdeling, sectie B, nummer 298, met het daarop gebouwde, (verder: het “onroerend goed”);
c) nietig te verklaren of te vernietigen de handelingen tot vestiging van het recht tot vruchtgebruik ten behoeve van B op het onroerend goed;
d) te vernietigen de notariële akte van levering en vestiging van vruchtgebruik d.d. 5 november 2010, verleden door gedaagde sub 3, dan wel om deze te gelasten om binnen 15 dagen na vonnis een akte van retro-transport te verlijden en in de daarvoor bestemde registers in te schrijven;
e) kosten rechtens.
2.2
Ter onderbouwing van haar vorderingen voert eiseres het volgende aan. Eiseres voert aan dat gedaagde sub 1, in strijd met zijn wettelijke plicht als curator, bij de aanvang van de curatele, geen boedelbeschrijving heeft opgemaakt en ter griffie van het gerecht ingediend. Evenmin heeft hij bij het eind daarvan rekening en verantwoording afgelegd.
2.3
Eiseres en gedaagden sub 1 en 2 zijn samen met zeven anderen kinderen van het overleden echtpaar A en B. In de huwelijksgemeenschap bevond zich voornoemd onroerend goed, zijnde de echtelijke woning van het overleden echtpaar. Dit is bij akte van 5 november 2010 voor Afl. 100.000,-- overgedragen aan gedaagde sub 2. Van betaling van deze koopsom is eiseres niet gebleken. Gedaagde sub 1, in zijn hoedanigheid van curator, heeft aan de verkoop meegewerkt, zonder evenwel de toestemming van de rechter te verkrijgen, die ingevolge artikel 1:345, eerste lid, jº 1:386, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (verder: BWA) nodig is voor het aangaan van overeenkomsten, strekkende tot beschikking over goederen van de curanda. Als erfgenaam van A komt eiseres ingevolge artikel 1:347, eerste lid, BWA een beroep toe op de daar bedoelde vernietigingsgrond. Tegelijk met de overdracht is het onroerend goed belast met een recht van vruchtgebruik ten behoeve van A en B, waarvoor evenmin toestemming van de rechter is verkregen.
Het verweer
2.4
Gedaagden voeren verweer, strekkende tot niet-ontvankelijk verklaring van eiseres in haar vordering, althans afwijzing van de vordering, kosten rechtens.
2.5
Zij voeren aan dat – nu zij haar vordering baseert op artikel 1:347 BWA – eiseres niet ontvankelijk moet worden verklaard. Zij is slechts één erfgenaam en had alle overige erfgenamen in de procedure dienen te betrekken.
2.6
Gedaagde sub 1 was onbekend met zijn plicht dat de boedelbeschrijving had moeten worden ingediend ter griffie van het Gerecht. Hij heeft echter van meet af aan alle familieleden inzage verleend in de stand en het verloop van de boedel. Inmiddels heeft hij de stukken ook ter griffie ingediend. Het onroerend goed stond ten tijde van de verkoop en levering op naam van wijlen B en is bij het huwelijk zijnerzijds in de huwelijksgoederengemeenschap gevallen. Op grond van artikel 1:90 BWA was hij bevoegd de woning te verkopen. A was geen partij bij de overeenkomst. B had voor de verkoop krachtens artikel 1:88 BWA toestemming nodig van zijn echtgenote. Het is déze toestemming die de curator heeft gegeven. Deze toestemming betreft evenwel geen vermogenshandeling voor rekening van de curanda waardoor toestemming van de rechter is vereist.
2.7
Het recht van vruchtgebruik is tegelijk met de levering van het onroerend goed gevestigd ten behoeve van A en B. Beiden zijn inmiddels overleden. Het recht op vruchtgebruik is daarmee geëindigd. Eiseres heeft geen belang bij haar vordering tot vernietiging van dit recht.
2.8
De vordering tegen gedaagde sub 3 strandt. Een rechtshandeling kan worden nietig verklaard, een notariële akte niet. Gedaagde sub 3 heeft als notaris bovendien de plicht om aktes te verlijden.

3.DE BEOORDELING

3.1
Ingevolge artikel 3:171 BWA kan eiseres in haar vordering worden ontvangen. Volgens dat artikel is iedere deelgenoot in beginsel bevoegd tot het instellen van rechtsvorderingen ter verkrijging van een rechterlijke uitspraak ten behoeve van de gemeenschap. Dat haar vordering zou kunnen strekken ten behoeve van de gemeenschap is niet betwist. Gedaagden hebben geen rechtsgrond aangewezen voor hun stelling dat eiseres alle deelgenoten in deze procedure had moeten betrekken. Het gerecht ziet daarvoor evenmin een rechtsgrond, waarbij voor de volledigheid het volgende wordt opgemerkt. Artikel 3:171 BWA is niet geschreven voor de verhouding tot mede-deelgenoten. Gedaagden sub 1 en 2 zijn wel deelgenoot, doch worden in deze procedure niet in die hoedanigheid aangesproken maar in hun rol van onderscheidenlijk curator en partij bij een koopovereenkomst (nog vóór het deelgenootschap ontstond). Het verweer strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring wordt verworpen.
3.2
Tijdens deze procedure heeft gedaagde sub 1 aangegeven dat hij alsnog een boedelbeschrijving en een rekening en verantwoording heeft gedeponeerd ter griffie van dit gerecht. Eiseres heeft bij toewijzing van haar vorderingen op dit punt inmiddels onvoldoende belang. Eiseres heeft weliswaar over de rekening en verantwoording de nodige kritische opmerkingen gemaakt, doch heeft daaraan geen juridische gevolgtrekking verbonden. Het gerecht ziet dan ook geen aanleiding in deze procedure verder in te gaan op deze opmerkingen.
3.3
Eiseres heeft niet bestreden dat het onroerend goed op naam stond van B en evenmin dat dit van zijn kant in de huwelijksgoederengemeenschap met A is gevallen. Ingevolge artikel 97, eerste lid, en artikel 90 BWA was B bevoegd tot het ‘bestuur’ van het onroerend goed. Het bestuur omvat blijkens artikel 90, met uitsluiting van de andere echtgenoot, mede de bevoegdheid tot beschikking. “Beschikken” houdt mede in vervreemden en bezwaren. B was derhalve beschikkingsbevoegd. Als niet bestreden staat vast dat A geen partij was bij de koopovereenkomst. Nu zij geen partij was (en dat ook niet werd door de toestemming uit hoofde van artikel 1:88 BWA) behoefde de curator niet mee te werken aan het aangaan van enige overeenkomst voor rekening van haar als curanda en behoefde hij dus ook geen toestemming van de rechter uit hoofde van artikel 1:345 BWA te vragen. Gedaagden stellen op goede grond dat verkoper B enkel op grond van artikel 1:88 BWA toestemming behoefde van zijn echtgenote. De curator heeft deze toestemming gegeven en had daarvoor geen toestemming nodig van de rechter. Voor de vordering van eiseres gericht tegen het vestigen van het recht op vruchtgebruik geldt mutatis mutandis hetzelfde. Aan haar stelling dat niet blijkt dat de koopsom voor het onroerend goed is gestort, heeft zij in deze procedure geen juridische gevolgtrekking verbonden, zodat het gerecht daar verder niet op in gaat.
3.4
Gelet op het voorgaande behoeft de vordering tegen gedaagde sub 3 geen bespreking.
3.5
De vorderingen van eiseres moeten, zoals hiervoor overwogen, worden afgewezen. Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal zij worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van gedaagden.

4.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
Wijst de vorderingen af;
Veroordeelt eiseres in de kosten van de procedure aan de zijde van gedaagden, begroot op Afl. 1.800,-- aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.H. Lemaire, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 3 februari 2016 in aanwezigheid van de griffier.