ECLI:NL:OGEAA:2017:1002

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 december 2017
Publicatiedatum
3 januari 2018
Zaaknummer
K.G. 2516 van 2017/AUA201703111
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over opheffing conservatoir beslag en aansprakelijkheid van bestuurders

In deze zaak, die op 20 december 2017 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, vorderden eiser c.s. de opheffing van een conservatoir beslag dat door gedaagde was gelegd op hun bankrekeningen en onroerend goed. Gedaagde had eiser c.s. persoonlijk aansprakelijk gesteld voor onbehoorlijk bestuur en onrechtmatig handelen als feitelijk bestuurders van de vennootschap Pizzuzzo Maurantonio N.V. De eiser c.s. stelden dat er geen wettige grondslag was voor deze aansprakelijkheid en dat de vordering van gedaagde ondeugdelijk was. De rechter oordeelde dat de vordering van gedaagde niet voldoende onderbouwd was en dat er geen ernstige verwijten aan de bestuurders konden worden gemaakt. De rechter wees de vordering tot opheffing van het beslag toe en veroordeelde gedaagde in de kosten van de procedure. De uitspraak benadrukt de hoge drempel voor aansprakelijkheid van bestuurders en de noodzaak van een wettelijke grondslag voor persoonlijke aansprakelijkheid.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 20 december 2017
Behorend bij K.G. 2516 van 2017/AUA201703111
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[Eiser 1]
[Eiser 2]
wonende te Aruba,
eisers, hierna ook te noemen: Eiser c.s.,
gemachtigde: de advocaat mr. J.J. Steward,
tegen:
[Gedaagde],
domicilie kiezende te Aruba, ten kantore van zijn gemachtigde,
gedaagde hierna ook te noemen: Gedaagde,
gemachtigde: de advocaat mr. M.A. Kock.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 16 november 2017;
- de brief van 30 oktober 2017 met producties aan de zijde van eiser c.s.;
- de pleitnota van mr. J.J. Steward;
- de pleitnota van mr. M.A. Kock;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 1 december 2017.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis zou worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 12 september 2012 is de vennootschap Pizzuzzo Maurantonio N.V. opgericht.
2.2
Eiser c.s. hebben 51 en gedaagde heeft 49 van de 100 aandelen in deze vennootschap.
2.3
Partijen hebben in december 2016 een overeenkomst gesloten waarbij gedaagde de 51 aandelen van eiser c.s. in Pizzuzzo over zou nemen voor een bedrag ad USD 78.000,00. Betaling van deze koopsom heeft niet plaats gevonden.
2.4
Eiser c.s. zijn feitelijk bestuurders van de vennootschap.
2.5
Gedaagde werkte als chef kok in het restaurant Pizzuzzo.
Medio januari 2017 is hij voor twee weken naar Nederland vertrokken en bij zijn terugkeer op 27 januari 2017 werd hem door eiser c.s. de toegang ontzegd en bleken de sloten vervangen te zijn.
2.6
Per 1 februari 2017 hebben Eiser c.s. [naam persoon] benoemd tot directeur.
2.7
Bij brief van 21 maart 2017 heeft gedaagde verzocht om inzage in alle financiële transacties van Pizzuzzo en om een kopie van de bedrijfssleutels. Voorts heeft gedaagde verzocht om een aandeelhoudersvergadering te houden.
2.8
Bij brief van 7 april 2017 heeft gedaagde de nietigheid ingeroepen van de benoeming van [naam persoon] tot directeur en wederom verzocht om een aandeelhoudersvergadering.
2.9
Op 5 mei 2017 vond een aandeelhoudersvergadering plaats. Tijdens deze vergadering hebben de aandeelhouders gesproken over het ontbreken van de administratie over de maanden april en mei 2017, ontbrekende facturen en bankafschriften. Voortaan diende de administratie bij de accountant afgeleverd worden.
2.1
Gedaagde heeft op 18 september 2017 verlof verzocht en verkregen om conservatoir beslag te leggen op bankrekeningen bij Arubabank en CMB alsmede op de woning van eisers, gelegen te [adres]. Aan dit verzoek heeft gedaagde ten grondslag gelegd dat eiser c.s. zich schuldig maken aan misbruik van het vermogen van Pizzuzzo cq onzorgvuldig handelen cq onrechtmatig handelen als bestuurders.
2.11
Gedaagde heeft de hoofdzaak op 2 november 2017 aanhangig gemaakt.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiser c.s. vorderen bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde binnen 2 dagen na betekening van dit vonnis te bevelen het conservatoire beslag onder Aruba Bank en CMB en op het recht van erfpacht op het perceel met bebouwing te [adres] onmiddellijk op te heffen en opgeheven te houden, op straffe van een dwangsom van Afl. 5000,00 per dag of dagdeel dat gedaagde hiermee in gebreke blijft
dan wel eiser c.s. in de gelegenheid te stellen om zekerheid te stellen,
een en ander met veroordeling van gedaagde in de kosten van dit geding en de nakosten.
3.2
Eiser c.s. stellen dat de vordering van gedaagde ondeugdelijk is vanwege het ontbreken van een grondslag. Voor zo ver er al een grondslag zou zijn, betreft die hooguit een bedrag Afl. 6.808,58.

4.DE BEOORDELING

4.1
Een vordering tot opheffing van een gelegd beslag is naar zijn aard spoedeisend zodat eiser c.s. kunnen worden ontvangen in hun vordering.
4.2
De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld, aldus artikel 705 lid 2 Rv.
4.3.
Het ligt in de eerste plaats op de weg van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de procedure in kort geding aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
4.4
Aan de orde is derhalve de vraag of reeds nu summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van de vordering van gedaagde op eiser c.s. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
4.5
Uit het verzoekschrift in de bodemzaak volgt dat gedaagde eiser c.s.
persoonlijkaansprakelijk stelt wegens onbehoorlijk bestuur cq onrechtmatige handelen als feitelijk bestuurders van Pizzuzzo. Hij heeft voor ruim twee ton geïnvesteerd in Pizzuzzo en is door de andere aandeelhouders op een zijspoor gezet. Zonder dat een aandeelhoudersvergadering is belegd, hebben eiser c.s. een directeur benoemd. Voorts hebben zij 58 stoelen verkocht en is de opbrengst hiervan niet verantwoord. Ook hebben eiser c.s. geen deugdelijke administratie bijgehouden, hebben zij bonnen ingediend die uitsluitend te maken hebben met privé uitgaven en is gedaagde de toegang tot het restaurant geweigerd. Door toedoen van eiser c.s. leidt gedaagde schade. Dit alles aldus gedaagde.
4.6
Niet ter discussie staat dat eiser c.s. door gedaagde worden aangesproken in hun hoedanigheid van aandeelhouder/bestuurder van Pizzuzzo. Voor het aannemen van aansprakelijkheid van een bestuurder is vereist dat deze bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Dit vereist een hogere mate van verwijtbaarheid dan in het algemeen het geval is. Een hoge drempel voor aansprakelijkheid van de bestuurder tegenover een derde wordt gerechtvaardigd door de omstandigheid dat ten opzichte van de wederpartij primair sprake is van handelingen van de vennootschap en door het maatschappelijk belang dat wordt voorkomen dat bestuurders hun handelen in onwenselijke mate door defensieve overwegingen laten bepalen. Naast deze algemene maatstaf neemt het gerecht HR 8 december 2006, JOR 2007, 38 Ontvanger/Roelofsen tot norm. Ingevolge dit arrest dienen de bestuurders, wil sprake zijn van aansprakelijkheid naast de primair aansprakelijke vennootschap een ernstig verwijt te kunnen worden gemaakt waarbij mede gelet moet worden op hun verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening. Beoordeeld dient dan ook te worden of het handelen of nalaten van eiser c.s., in hoedanigheid van bestuurder van Pizzuzzo, opgevat moet worden als een behoorlijke taakuitoefening als bestuurder of dat dit ten opzichte van
schuldeisersvan Pizzuzzo in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hen daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Hiervan kan sprake zijn indien bijvoorbeeld de bestuurder bewerkstelligt of toelaat dat sprake is van frustratie van verhaal dan wel selectieve (wan)betaling/betalingsonwil. Aldus is de norm dat een bestuurder slechts aansprakelijk is indien hem persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt, indien de vennootschap haar verplichtingen jegens een schuldeiser niet na komt of niet kan nakomen.
4.7
In casu is het niet een schuldeiser die eiser c.s. aanspreekt, omdat Pizzuzzo haar verplichting jegens hem niet nakomt, maar gedaagde, zijnde een aandeelhouder met een minderheidsbelang. Voor zover gedaagde van menig mocht zijn dat de feitelijk bestuurders zich niet juist van hun taken kwijten, heeft hij het recht om een aandeelhoudersvergadering bij een te roepen en het ontslag van de bestuurders te agenderen. Een wettige grondslag om eiser c.s. in persoon aan te spreken uit hoofde van hun bestuurlijke functioneren ontbreekt. Daar komt bij dat ook de vordering van gedaagde, strekkende tot restitutie van de door hem gedane investering, een juridische grondslag ontbeert. Gesteld noch gebleken is immers dat partijen een overeenkomst hebben gesloten waarin voorwaarden zijn bedongen, op grond waarvan een investeerder zijn investering terug kan vragen. Zoals reeds ter zitting is opgemerkt, kleeft aan investeren een risico, dat voor rekening van de investeerder komt.
4.8
Uit het voorgaande volgt dat het gerecht voorshands van oordeel is dat de vordering van gedaagde in de bodemprocedure afgewezen zal worden. Dit heeft tot gevolg dat deze vordering als ondeugdelijk aangemerkt dient te worden en het beslag ten onrechte is gelegd. De vordering tot opheffing van de gelegde beslagen wordt derhalve toegewezen. De gevorderde dwangsom wordt eveneens toegewezen, zij het beperkt tot Afl. 1.000,00 per dag of dagdeel.
4.9
Nu gedaagde in het ongelijk is gesteld wordt hij in de kosten van de procedure veroordeeld.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
veroordeelt gedaagde het onder Arubabank, Caribbean Mercantile Bank en op het recht van erfpacht, kadastraal bekend als [kadastrale aanduiding] plaatselijk bekend als [adres] te Aruba gelegde conservatoire beslag, binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, op te heffen, op straffe van een dwangsom van Afl. 1.000,00 per dag of dagdeel dat gedaagde hiermee in gebreke blijft;
5.2
veroordeelt gedaagde in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van eiser c.s. worden begroot op Afl. 450,00 griffierecht, Afl. 229,80 deurwaarderskosten en Afl. 1.500,00 aan salaris van de gemachtigde, alsmede een forfaitair bedrag ad Afl. 400,00 voor na dit vonnis nog te maken kosten;
5.3
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 20 december 2017 in aanwezigheid van de griffier.