ECLI:NL:OGEAA:2017:1007
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Hoger beroep
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen afwijzing vergunning tot tijdelijk verblijf
In deze zaak heeft appellante, verblijvend in Aruba, een verzoek ingediend voor de verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf om bij haar echtgenoot te verblijven. Dit verzoek werd op 7 december 2016 door de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie afgewezen. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt en op 31 maart 2017 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. De Minister heeft op 12 juni 2017 een verweerschrift ingediend en appellante heeft op 26 september 2017 nadere stukken ingediend. De behandeling van de zaak vond plaats op 16 oktober 2017, waarbij de Minister vertegenwoordigd was door mr. N.R. Sneek, terwijl appellante niet verscheen.
Tijdens de procedure heeft appellante op 26 september 2017 aangegeven dat haar de vergunning, zoals verzocht, is verleend. Hierdoor is het belang aan het beroep komen te ontvallen, wat heeft geleid tot de beslissing dat het beroep niet-ontvankelijk is. De rechter heeft tevens gelast dat het betaalde griffierecht aan appellante wordt teruggegeven, aangezien het beroep niet tot vernietiging van de bestreden beschikking leidt. De rechter heeft geoordeeld dat er geen wettelijke grondslag bestaat voor een veroordeling in de kosten, zoals door appellante was verzocht.
De uitspraak is gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 27 november 2017, en tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, dat binnen zes weken na de dag van de uitspraak moet worden ingesteld.