ECLI:NL:OGEAA:2017:1009

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
27 november 2017
Publicatiedatum
8 januari 2018
Zaaknummer
AUA201700602
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing inschrijving huwelijk in bevolkingsregister op grond van openbare orde

In deze zaak hebben appellanten, beiden wonend in Aruba, beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun verzoek om inschrijving van hun in Haïti voltrokken huwelijk in het bevolkingsregister. De afwijzing is door verweerder, het hoofd van de Dienst Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister, gemotiveerd met de stelling dat het huwelijk strijdig is met de openbare orde en niet gericht is op de vervulling van de wettelijke plichten die aan de huwelijkse staat verbonden zijn. Verweerder heeft geconcludeerd dat het huwelijk een schijnhuwelijk is, bedoeld om toelating van appellant sub 2 in Aruba te verkrijgen.

Appellanten hebben betoogd dat verweerder niet in redelijkheid tot deze conclusie heeft kunnen komen. Zij hebben aangevoerd dat er communicatieproblemen waren tijdens het afleggen van verklaringen, omdat appellant sub 2 het Papiamento niet machtig was en de tolk onvoldoende beheerst. Echter, het gerecht heeft geoordeeld dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat de uiteenlopende verklaringen van appellanten het gevolg waren van deze communicatieproblemen. Bovendien hebben appellanten niet onderbouwd dat hun verklaringen verdraaid zijn.

Het gerecht heeft ook de internationale bepalingen die appellanten aanhaalden, verworpen, omdat deze geen bescherming bieden aan een schijnhuwelijk dat enkel is gesloten voor toelating van een vreemdeling die niet in aanmerking komt voor toelating. Uiteindelijk heeft het gerecht het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 27 november 2017.

Uitspraak

Uitspraak van 27 november 2017
AUA201700602
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

1.[appellante sub 1],

2.[appellant sub 2],
beiden wonend in Aruba,
APPELLANTEN,
gemachtigden: M. Lovius en R. Lovius,
gericht tegen:
het hoofd van de Dienst Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.M.A.M. Ponsioen, werkzaam in zijn dienst.

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 29 november 2013 heeft verweerder een verzoek van appellanten om hun op xxx 2012 in Haïti voltrokken huwelijk in te schrijven in het bevolkingsregister afgewezen.
Bij beschikking van 6 augustus 2014 heeft verweerder het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Op 1 augustus 2014 hebben appellanten verweerder verzocht de beschikking van 29 november 2013 te heroverwegen.
Bij beschikking van 19 mei 2016 heeft verweerder dat verzoek afgewezen en de beschikking van 29 november 2013 gehandhaafd.
Bij beschikking van 22 maart 2017 heeft verweerder het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Daartegen hebben appellanten op 2 mei 2017 beroep ingesteld tegen bij het gerecht.
Verweerder heeft op 26 juni 2017 een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 16 oktober 2017, alwaar appellanten, bijgestaan door voormelde gemachtigden, zijn verschenen. Verweerder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Landsverordening op het aanleggen en bijhouden van het bevolkingsregister, worden de voorschriften omtrent het aanleggen, inrichten en bijhouden van bevolkingsregisters en het doen der daartoe vereiste opgaven aan hen, die met het aanhouden der bevolkingsregisters zijn belast, bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen vastgesteld.
Ingevolge artikel 22, negende lid, van het krachtens voormelde bepaling vastgestelde Landsbesluit bevolkingsregister wordt een gegeven omtrent een persoon niet ingeschreven, indien het hoofd van het Bureau Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister van oordeel is dat dat gegeven in strijd is met de goede zeden of de openbare orde.
2.2
Aan de afwijzing heeft verweerder ten grondslag gelegd dat het huwelijk waarvan inschrijving is verzocht naar zijn oordeel strijdig is met de openbare orde, als niet gericht op de vervulling van de door de wet aan de huwelijkse staat verbonden plichten, maar op het verkrijgen van toelating van appellant sub 2 hier te lande. Daarbij heeft verweerder onder meer in aanmerking genomen dat de door appellanten op 13 september 2013 afgelegde verklaringen over onder meer elkaars familieleden, de omstandigheden waaronder ze elkaar hebben leren kennen en de namen van de getuigen van hun huwelijk uiteenlopen. Daarvoor hebben appellanten geen overtuigende verklaringen kunnen geven. Aldus lijken appellanten elkaar nauwelijks te kennen. Voorts hebben appellanten het niet met zoveel woorden over een affectieve relatie tussen hen gehad. Onder deze omstandigheden is sprake van een zogenoemd schijnhuwelijk, aldus verweerder.
2.4
Appellanten betogen dat verweerder niet in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat het huwelijk een schijnhuwelijk is. Daartoe voeren zij aan dat appellant sub 2 ten tijde van het afleggen van de verklaringen het Papiamento niet machtig was en de door verweerder aangewezen tolk het Creool niet voldoende beheerst. Verder voeren appellanten aan dat hun verklaringen zijn verdraaid.
2.4.1
Dit betoog faalt. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt hoeven achten dat de uiteenlopende verklaringen van appellanten veroorzaakt zijn door communicatieproblemen. De enkele stelling dat de tolk die bij het met appellant sub 2 afgenomen interview aanwezig was het Creool onvoldoende beheerst, is daarvoor onvoldoende. Appellanten hebben niet aangevoerd op welke punten de door appellant sub 2 gegeven antwoorden in het verslag onjuist zijn weergegeven, dan wel welke vragen voor hem onvoldoende duidelijk waren. Voorts is de stelling van verweerder dat appellant sub 2 tijdens het afleggen van de verklaringen niet te kennen heeft gegeven de tolk niet of onvoldoende te hebben begrepen door appellanten onbetwist gebleven. Verder kan in de gestelde communicatieproblemen geen verklaring worden gevonden voor het geven van afwijkende verklaringen door appellante sub 1, die, zo is niet in geschil, het Papiamento machtig is, zoals omtrent de getuigen van hun huwelijk.
Het betoog van appellanten dat hun antwoorden zijn verdraaid, hebben zij niet nader onderbouwd. Reeds om deze reden ziet het gerecht in hetgeen appellanten hebben aangevoerd geen aanleiding om aan te nemen dat het op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte verslag van het met appellanten gehouden interview onjuistheden bevat. Aldus heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt hoeven achten dat de in het verslag vastgelegde antwoorden onjuist zijn weergegeven.
2.5
Appellanten betogen voorts dat de afwijzing van het verzoek om hun huwelijk in het bevolkingsregister in te schrijven in strijd is met diverse internationale bepalingen, waaronder artikelen uit het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.5.1
Dit betoog faalt. Appellanten hebben het desbetreffende betoog niet nader met feiten en omstandigheden toegelicht. De door appellanten aangehaalde regelingen en verdragsbepaling beogen in elk geval geen bescherming te bieden aan een schijnhuwelijk dat louter gesloten wordt om toelating van een vreemdeling te bewerkstelligen die voor die toelating niet in aanmerking komt (vergelijk de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 14 december 2012, ECLI:NL:OGHACMB:2012:BY7652).
2.6
Het beroep is ongegrond.
2.7
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 november 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).