Uitspraak
1.HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
- het verzoekschrift
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde de naamloze vennootschap ABN AMRO BANK N.V. betaling van een hoofdsom van € 4.210,92, vermeerderd met incassokosten en rente, van gedaagde, die in persoon procedeerde. De vordering was gebaseerd op een kredietovereenkomst die gedaagde op 8 september 2003 had gesloten, waarbij hij een bedrag van € 2.000,00 had geleend met een rente van 11,9% per jaar. Gedaagde had de verplichting om dit bedrag af te lossen met maandelijkse betalingen van € 40,00, maar had deze verplichtingen niet nagekomen. Daarnaast had gedaagde een overeenkomst voor een 'Studentenrekening' met een geoorloofde roodstand, die hij ook niet had aangezuiverd.
De bank vorderde bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad dat gedaagde zou worden veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, vermeerderd met incassokosten en rente. Gedaagde betwistte de vordering en stelde dat hij voorafgaand aan het verzoekschrift nooit een aanmaning had ontvangen, waardoor hij de gevorderde wettelijke rente betwistte. Het gerecht oordeelde dat de gevorderde hoofdsom niet was betwist en dus toewijsbaar was. Wat betreft de contractuele rente oordeelde het gerecht dat de bank moest bewijzen dat de aanmaningen gedaagde hadden bereikt, wat niet was aangetoond. Het gerecht concludeerde dat gedaagde pas sinds 30 december 2015 op de hoogte was van de aanspraak van de bank op de bedongen rente.
Het gerecht wees de buitengerechtelijke kosten toe, aangezien deze niet waren weersproken, en veroordeelde gedaagde in de kosten van de procedure. De rechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis werd uitgesproken op 1 maart 2017 in aanwezigheid van de griffier.