ECLI:NL:OGEAA:2017:154

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 maart 2017
Publicatiedatum
10 maart 2017
Zaaknummer
AR 620 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake huurkoop en betalingsverplichting tussen Duvit Holdings V.B.A. en gedaagde

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de vennootschap Duvit Holdings V.B.A. (hierna: Duvit) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde. De zaak betreft een overeenkomst van huurkoop waarbij de gedaagde in gebreke is gebleven met de betaling van de eerste termijn van Afl. 248,00. Duvit heeft de gedaagde gesommeerd om een bedrag van Afl. 7.007,05 te voldoen, inclusief incassokosten en rente, maar de gedaagde heeft hierop niet gereageerd.

Duvit heeft vervolgens beslag gelegd op het salaris van de gedaagde en vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de betaling van een hoofdsom van Afl. 6.676,14, vermeerderd met rente en proceskosten. De gedaagde heeft de hoofdsom en de rente niet betwist, maar voert verweer op basis van haar persoonlijke omstandigheden als alleenstaande moeder met schulden. Het gerecht oordeelt dat, hoewel de omstandigheden van de gedaagde moeilijk zijn, deze niet in de weg staan aan de toewijzing van de vordering, aangezien partijen zich aan hun contractuele verplichtingen dienen te houden.

Het gerecht wijst de vordering van Duvit toe, met uitzondering van de buitengerechtelijke incassokosten, die onvoldoende onderbouwd zijn. De gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, de rente en de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 8 maart 2017 door mr. Y.M. Vanwersch.

Uitspraak

Vonnis van 8 maart 2017
Behorend bij AR 620 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DUVIT HOLDINGS V.B.A.,
gevestigd te Aruba,
eiseres, hierna ook te noemen: Duvit,
gemachtigde: de advocaat mr. W.G.T.M. Kloes,
tegen:
[Gedaagde],
wonende te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: [Gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de akte uitlating producties.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Tussen partijen is een overeenkomst van huurkoop tot stand gekomen ten aanzien van enkele goederen.
2.2
De eerste termijn van Afl. 248,00 heeft [Gedaagde] niet betaald.
2.3
Op grond van het bepaalde in artikel 8 is de gehele hoofdsom opeisbaar bij wanbetaling van een of meerdere termijnen.
2.4
Bij brieven d.d. 27 oktober 2015 en 17 december 2015 wordt [Gedaagde] gesommeerd om binnen 14 dagen na dagtekening een bedrag ad Afl. 7.007,05 inclusief 20% incassokosten en te vermeerderen met 12% rente per jaar te voldoen.
2.5
[Gedaagde] heeft niets betaald.
2.6.
Op 23 maart 2016 heeft Duvit het onderhavige verzoekschrift ingediend.
2.7
Duvit heeft beslag gelegd op het salaris van [Gedaagde] en int maandelijks Afl. 350,00.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Duvit vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [Gedaagde] te veroordelen tot betaling van een hoofdsom van Afl. 6.676,14, te vermeerderen met de bedongen rente vanaf 27 oktober 2015 tot de dag der voldoening alsmede de incasso- en proceskosten.
3.2
[Gedaagde] voert hiertegen verweer, dat bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Niet in geschil tussen partijen is het feit dat [Gedaagde] in gebreke is met de nakoming van haar betalingsverplichting uit hoofde van de overeenkomst van huurkoop.
4.2
[Gedaagde] heeft de gevorderde hoofdsom niet betwist, noch de gevorderde bedongen rente. Evenmin heeft zij de directe opeisbaarheid van de volledige som weersproken.
Dit heeft tot gevolg dat de gevorderde hoofdsom toewijsbaar is, evenals de bedongen rente van 12 % per jaar ingaande 14 dagen na 27 oktober 2015.
4.3
Het verweer van [Gedaagde] ziet op haar persoonlijke omstandigheden als alleenstaande moeder van twee kinderen en het hebben van diverse andere schulden. Hoewel het gerecht begrijpt dat de omstandigheden van [Gedaagde] niet gemakkelijk zijn, staan deze aan toewijzing van het gevorderde niet in de weg. Partijen dienen zich immers te houden aan hun verplichtingen uit hoofde van de tussen hen tot stand gekomen overeenkomst en dienen zich voorafgaande aan het sluiten ervan zich ervan te vergewissen of zij de verplichtingen wel kunnen nakomen. [Gedaagde] heeft er voor gekozen een aantal goederen aan te schaffen en heeft zich onvoldoende gerealiseerd dat nakoming van haar betalingsverplichting jegens Duvit wellicht lastig of zelfs onmogelijk zou kunnen zijn. Hiervan mag Duvit evenwel niet de dupe worden.
4.4
Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten wordt als volgt overwogen. Op grond van hoofdstuk III van het Procesreglement 2016 worden buitengerechtelijke incassokosten toegewezen tot 1,5 punt van het liquidatietarief, mits voldoende gesteld en gebleken is dat deze daadwerkelijk en in redelijkheid zijn gemaakt. Duvit heeft slechts twee sommaties overgelegd en zich voor het overige uitsluitend in algemene bewoordingen uitgelaten over de vermeende incassowerkzaamheden. Deze onderbouwing is onvoldoende feitelijk en rechtvaardigt toewijzing niet.
4.5
[Gedaagde] wordt in de kosten van de procedure, waaronder de beslagkosten, veroordeeld.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1.
veroordeelt [Gedaagde] te betalen en hoofdsom van Afl. 6.676,14, vermeerderd met de bedongen rente van 12% per jaar vanaf 11 november 2015 tot de dag der voldoening;
5.2
veroordeelt [Gedaagde] in de kosten van de procedure, aan de zijde van Duvit begroot op Afl. 450,00 griffierrecht, Afl. 826,25 explootkosten en Afl. 1.250,00 voor salaris gemachtigde.
5.3
wijst het meer of anders gevorderde af;
5.4
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 8 maart 2017 in aanwezigheid van de griffier.